Artikel 530 (Vergoeding kosten einde zaak zonder straf)
1. Indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen uit ’s Rijks kas een vergoeding toegekend voor zijn ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, berekend op de voet van het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde.
2. Indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht kan aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij tengevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens voor zover artikel 44a van de Wet op de rechtsbijstand van toepassing is, in de kosten van een raadsman. Een vergoeding voor de kosten van een raadsman gedurende de verzekering en de voorlopige hechtenis is hierin begrepen. Een vergoeding voor deze kosten kan voorts worden toegekend in het geval dat de zaak eindigt met oplegging van straf of maatregel op grond van een feit, waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten.
3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing voor ouders van een minderjarige verdachte, die zijn opgeroepen ingevolge artikel 496, eerste lid.
4. De artikelen 529, tweede tot en met vijfde lid, 534 en 535 zijn van overeenkomstige toepassing.
5. Indien de gewezen verdachte na het indienen van zijn verzoek overleden is, geschiedt de toekenning ten behoeve van zijn erfgenamen.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen uit ’s Rijks kas een vergoeding toegekend voor zijn ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, berekend op de voet van het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde.
Dit betekent letterlijk: Wanneer een strafzaak wordt afgesloten zonder dat er een straf of maatregel wordt opgelegd, en ook zonder dat artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (schuldigverklaring zonder strafoplegging) is toegepast, dan ontvangt de persoon die verdachte was (de gewezen verdachte) of diens erfgenamen een vergoeding van de Staat (uit ’s Rijks kas). Deze vergoeding dekt de reis- en verblijfkosten die de gewezen verdachte heeft gemaakt voor het onderzoek en de behandeling van de zaak. De hoogte van deze vergoeding wordt berekend volgens de regels die zijn vastgesteld in en op basis van de Wet tarieven in strafzaken.
2. Indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht kan aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij tengevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens voor zover artikel 44a van de Wet op de rechtsbijstand van toepassing is, in de kosten van een raadsman. Een vergoeding voor de kosten van een raadsman gedurende de verzekering en de voorlopige hechtenis is hierin begrepen. Een vergoeding voor deze kosten kan voorts worden toegekend in het geval dat de zaak eindigt met oplegging van straf of maatregel op grond van een feit, waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten.
Dit betekent letterlijk: Als een strafzaak afloopt zonder dat er een straf of maatregel wordt opgelegd, en ook zonder dat artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht is toegepast, dan kan aan de voormalige verdachte of diens erfgenamen van de Staat (uit ’s Rijks kas) een vergoeding worden gegeven. Deze vergoeding is voor de schade die hij echt heeft geleden door tijdverlies vanwege de vervolging en de behandeling van de zaak op de zitting. Ook kan een vergoeding worden gegeven voor de kosten van een advocaat (raadsman), tenzij artikel 44a van de Wet op de rechtsbijstand geldt. De vergoeding voor advocaatkosten tijdens de inverzekeringstelling en de voorlopige hechtenis valt hier ook onder. Verder kan een vergoeding voor deze advocaatkosten ook worden toegekend als de zaak eindigt met een straf of maatregel voor een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegestaan.
3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing voor ouders van een minderjarige verdachte, die zijn opgeroepen ingevolge artikel 496, eerste lid.
Dit betekent letterlijk: De regels uit het eerste en tweede lid gelden op een vergelijkbare manier (zijn van overeenkomstige toepassing) voor de ouders van een verdachte die minderjarig is, als deze ouders zijn opgeroepen op basis van artikel 496, eerste lid.
4. De artikelen 529, tweede tot en met vijfde lid, 534 en 535 zijn van overeenkomstige toepassing.
Dit betekent letterlijk: De artikelen 529, specifiek het tweede tot en met het vijfde lid, en de artikelen 534 en 535, zijn op een vergelijkbare manier (van overeenkomstige toepassing) geldig.
5. Indien de gewezen verdachte na het indienen van zijn verzoek overleden is, geschiedt de toekenning ten behoeve van zijn erfgenamen.
Dit betekent letterlijk: Als de voormalige verdachte overlijdt nadat hij zijn verzoek (om vergoeding) heeft ingediend, dan wordt de vergoeding toegekend aan zijn erfgenamen.