Arrest inhoud

beschikking

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling strafrecht rekestnummer(s): 000924-24 (530 Sv) parketnummer in hoger beroep: 23-001905-22

Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoekster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970, adres: [adres]

1 Procesverloop

Het verzoekschrift is op 12 december 2024 ingekomen.

Op 20 december 2024 is een aanvulling op het verzoekschrift ingekomen.

Op 2 januari 2025 heeft het hof verzoekster om een toelichting gevraagd.

Op 3 januari 2025 heeft verzoekster per email een toelichting gegeven.

Op 7 februari 2025 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt.

Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 23 april 2025 de advocaat-generaal en verzoekster ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:

€ 2.625,00;

Reiskosten voor het bijwonen van de zittingen (à 21 cent per kilometer) € 277,44; Parkeerkosten voor het bijwonen van de zittingen €110,90; Immateriële schade ter hoogte van € 1.500,00; Standaard vergoeding indienen en toelichten verzoekschrift van € 680,00.

3 Beoordeling van het verzoek

In het Wetboek van Strafvordering is in artikel 529 Sv en verder een betrekkelijk eenvoudige procedure opengesteld voor de vergoeding van kosten en schade als gevolg van strafrechtelijke opsporing en/of vervolging. Niet alle kosten en schade kunnen op grond van deze procedure voor vergoeding in aanmerking komen.

Op grond van artikel 530 Sv -hier van belang- kan een vergoeding worden verkregen voor

Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.

Ontvankelijkheid

Bij arrest van dit hof van 26 november 2024 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).

Het verzoekschrift is binnen drie maanden na beëindiging van de zaak en derhalve tijdig ter griffie van dit hof ingediend.

Ontbreken wettelijke grondslag

Onder b en c heeft verzoekster gevraagd om vergoeding van schade door tijdverzuim vanwege de tijd nodig voor de voorbereiding van de strafzaak. Onder f wordt verzocht om vergoeding van immateriële schade, doch niet als gevolg van vrijheidsbeneming als bedoeld in artikel 533 en/of artikel 537 Sv.

Artikel 530 Sv noch een ander strafvorderlijk artikel geeft grondslag voor vergoeding van deze schade. Dat verzoekster zelf haar verdediging heeft gevoerd, maakt dit naar het oordeel van het hof niet anders.

Nu geen grondslag bestaat voor vergoeding van de schade als verzocht onder b, c en f zal het hof het verzoek in zoverre afwijzen.

Gronden van billijkheid

Onder a heeft verzoekster gevraagd om vergoeding van schade door tijdverzuim vanwege de behandeling ter terechtzitting als hiervoor bedoeld onder ii. Hieronder wordt mede begrepen loonderving. Bij de beoordeling van het onderhavige verzoek is van belang dat kan worden vastgesteld dat het om werkelijk geleden schade gaat. Vervolgens moet deze schade aannemelijk worden gemaakt en met min of meer verifieerbare stukken worden gestaafd. Niet ter discussie staat dat verzoekster tijd heeft besteed aan de behandeling van de zaak ter terechtzitting. Evenwel blijkt uit het verzoekschrift niet dat verzoekster werkelijk schade heeft geleden. Per email van 2 januari 2025 alsmede ter terechtzitting is verzoekster om een toelichting op dit punt gevraagd. Verzoekster heeft gesteld dat zij werkzaamheden heeft moeten uitstellen en zij door verminderde marketingactiviteiten minder omzet heeft gemaakt. Verzoekster heeft aangegeven dit niet met stukken te willen onderbouwen omdat het volgens verzoekster gevoelige bedrijfsinformatie betreft. Gelet op deze stand van zaken – nu verzoekster heeft gekozen voor terughoudendheid - kan de vordering niet volledig worden beoordeeld en acht het hof geen gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van de verzochte vergoeding onder a.

Onder d en e is verzocht om vergoeding van reis- en verblijfkosten als hiervoor bedoeld onder i. Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding van reis- en verblijfskosten als verzocht onder d en e tot een bedrag van € 388,34.

Onder g is verzocht om een standaardvergoeding van € 680,00 voor een verzoekschriftprocedure als de onderhavige. Deze standaardvergoeding in een verzoekschriftprocedure betreft een forfaitaire vergoeding voor de kosten van een raadsman. Nu geen rechtsbijstand is verleend door een raadsman en derhalve geen kosten in verband daarmee zijn gemaakt, zal het hof het verzoek onder f afwijzen,

4 Beslissing

Het hof :

Kent op de voet van artikel 530 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 388,34 (driehonderdachtentachtig euro en vierendertig cent).

Wijst het anders of meer verzochte af.

Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.

Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. A.M.P. Geelhoed, J.L. Bruinsma en A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is vervroegd uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 26 mei 2025.

De voorzitter beveelt:

de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 388,34 (driehonderdachtentachtig euro en vierendertig cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [verzoekster] o.v.v. kosten en/of schadevergoeding.

Amsterdam, 26 mei 2025,

mr. A.M.P. Geelhoed, voorzitter.