ECLI:NL:RBAMS:2025:6857 - Vergoeding detentiedag: tarief politiecel geldt ook bij overbrenging naar HvB - 11 september 2025
Uitspraak
Essentie
De rechtbank kent een hogere schadevergoeding toe voor een dag waarop een verzoeker van de politiecel naar een Huis van Bewaring wordt overgebracht. De rechtbank oordeelt dat het onbillijk zou zijn om de immateriële schade lager te begroten dan wanneer de verzoeker die dag was vrijgelaten.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Parketnummer: 13-085342-25 RK nummers: 014953-25 en 014954-25
BESCHIKKING
Op de verzoeken tot schadevergoeding en de daarmee samenhangende vergoeding van kosten van rechtsbijstand ex artikel 67 van de Overleveringswet (hierna: OLW) in samenhang met artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van
[verzoeker] geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1992, voor deze zaak domicilie kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw, mr. S.W. Kuijpers, [adres] ,
hierna te noemen: verzoeker.
1 Procesgang
Bij schriftelijke verzoeken, bij de rechtbank ingediend op 10 juni 2025, heeft verzoeker vergoeding verzocht van de schade geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming en van de kosten voor rechtsbijstand in de overleveringsprocedure alsmede de standaardvergoeding van € 340,- voor de kosten die verband houden met het opstellen en indienen van het verzoek, te vermeerderen met € 340,- in geval sprake is van een mondelinge behandeling.
De verzoeken zijn tijdig ingediend en ontvankelijk.
De rechtbank heeft op 28 augustus 2025 de gemachtigd raadsvrouw van verzoeker, mr. S.W. Kuijpers, advocaat in Hoofddorp, en de officier van justitie, mr. W.L.M. van Poll, in openbare raadkamer gehoord. Verzoeker is niet verschenen.
2 Voorgeschiedenis
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
-
Bij vonnis van 18 januari 2024 van the Court of Appeal of Catania, Italië, met zaaknummer 253/24 is verzoeker veroordeeld tot een vrijheidsstraf voor de duur van vijf jaren en tien maanden;
-
Op 7 januari 2025 is door the Prosecutor General’s Office - Catania, Italië, een Europees aanhoudingsbevel (hierna: EAB) uitgevaardigd, strekkende tot de aanhouding en overlevering van verzoeker aan Italië, in verband met de tenuitvoerlegging van voornoemde straf;
-
Op 18 maart 2025 is verzoeker voorlopig aangehouden in Nederland en gedetineerd op grond van de OLW gelet op voormeld EAB;
-
Op vordering van de officier van justitie van 25 maart 2025 is het overleveringsverzoek behandeld op de zittingen van 14 mei 2025 en 5 juni 2025;
-
Bij uitspraak van deze rechtbank en kamer van 5 juni 2025 is de overlevering geweigerd op basis van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW. Daarbij is de overleveringsdetentie opgeheven.
3 Verzoeken
De verzoeken strekken tot het toekennen van een vergoeding door de Nederlandse Staat van
- € 8.090,- € 8.090,- voor de ondergane vrijheidsbeneming van verzoeker in Nederland in de overleveringsprocedure, nader gespecificeerd:
3 dagen politiebureau: 3 x € 130,- = € 390,-
77 dagen Huis van Bewaring: 77 x € 100,- = € 7.700,-
- € 680,- € 680,- voor de kosten die in verband met (het opstellen, indienen en behandelen van) de verzoeken zijn gemaakt.
De raadsvrouw heeft ter zitting de verzoeken nader toegelicht.
De raadsvrouw heeft zich in het bijzonder op het standpunt gesteld dat de dag waarop verzoeker is voorgeleid, 20 maart 2025, moet worden aangemerkt als een dag in een politiecel en dat daarvoor de vergoeding van € 130,- geldt.
4 Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen de toewijzing van het verzochte bedrag, met dien verstande dat 20 maart 2025 als een dag in het Huis van Bewaring dient te worden aangemerkt waarvoor een vergoeding geldt van € 100,-, overeenkomstig de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken (hierna: de LOVS-afspraken).
5 Toetsingskader
Artikel 67 OLW correspondeert met artikel 59 Uitleveringswet (UW). Artikel 67, eerste lid, OLW bepaalt dat de rechtbank op verzoek van de opgeëiste persoon hem een vergoeding ten laste van de Staat kan toekennen voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming bevolen krachtens de OLW. Daarvoor is vereist dat zijn overlevering is geweigerd. Artikel 533, derde, vierde en zesde lid, Sv en de artikelen 534, 535 en 536 Sv zijn daarbij van overeenkomstige toepassing.
In de gevallen als bedoeld in artikel 67, eerste lid, OLW zijn de artikelen 529 en 530 Sv van overeenkomstige toepassing op vergoeding van kosten voor rechtsbijstand, zo bepaalt artikel 67, tweede lid, OLW.
Op grond van artikel 534, eerste lid, Sv kent de rechtbank een vergoeding voor schade, geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming en rechtsbijstand, toe, indien daarvoor gronden van billijkheid aanwezig zijn. Daarbij moeten alle feiten en omstandigheden in aanmerking worden genomen.
6 Oordeel van de rechtbank
Gelet op voormeld toetsingskader is toekenning van schadevergoeding, zoals verzocht door verzoeker mogelijk, omdat de verzochte overlevering is geweigerd. De rechtbank acht daartoe ook gronden van billijkheid aanwezig. Met betrekking tot de hoogte van de schadevergoeding zal de rechtbank aansluiten bij de LOVS-afspraken, met uitzondering van de schadevergoeding die voor de detentie op 20 maart 2025 wordt toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat 20 maart 2025 moet worden aangemerkt als een dag waarop verzoeker heeft verbleven in een politiecel en dat daarvoor een vergoeding van € 130,- dient te worden toegekend. De raadsvrouw heeft er naar het oordeel van de rechtbank terecht op gewezen dat verzoeker, indien hij op 20 maart 2025 in vrijheid zou zijn gesteld, eveneens een vergoeding van € 130,- zou zijn toegekend. De rechtbank ziet hierin, in weerwil van het feit dat verzoeker op 20 maart 2025 naar het Huis van Bewaring is overgebracht, voldoende grond om voor deze dag de hogere vergoeding toe te kennen. Het betreft immers een vergoeding voor geleden immateriële schade, en niet valt in te zien waarom die schade lager moet worden begroot in het geval dat verzoeker vanuit de politiecel is overgebracht naar een Huis van Bewaring in plaats van dat hij in vrijheid wordt gesteld.
7 Beslissing
De rechtbank WIJST TOEde verzoeken tot schadevergoeding en vergoeding van kosten van rechtsbijstand ten bedrage van:
-
€ 8.090,- € 8.090,- vanwege vrijheidsbeneming van verzoeker in Nederland in de overleveringsprocedure en
-
€ 680,- **€ 680,-**voor de kosten die in verband met het opstellen, indienen en behandelen van de verzoeken zijn gemaakt.
Deze beslissing is genomen op 11 september 2025 door mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter, mrs. A.K. Glerum en E.M. de Bie, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.F.A. Reuvekamp, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor verzoeker hoger beroep open, in te stellen ter griffie van deze rechtbank, binnen een maand na betekening van deze beschikking.
De rechtbank Amsterdam, Internationale rechtshulpkamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 8.770,- (achtduizendzevenhonderdzeventig) op
IBAN/rekeningnummer [rekeningnummer] bij de Rabobank,
ten name van [stichting] te Hoofddorp,
onder vermelding van vergoeding 67 OLW, 533 en 530 Sv, inzake: [verzoeker] (verzoeker).
Aldus gedaan op 11 september 2025 door mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter.