Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6090 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 2 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:60902 september 2025

Rechtsgebieden

StrafrechtStrafprocesrecht

Uitspraak inhoud

Strafrecht

Zittingsplaats Breda

parketnummer : 96-407026-24 raadkamernummers : 25-008656 en 25-009107 datum : 2 september 2025

beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 164, negende lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW1994) en artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] , geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] , wonende te [woonadres] , woonplaats kiezende op het kantoor van mr. K.R. Verkaart, Duivelsbruglaan 22, 4835 JE Breda,

hierna te noemen: verzoeker.

1 De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:

 het op 1 april 2025 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding ex artikel 164 lid 9 WVW94 ten laste van de Staat voor een bedrag van:

  • € 1.365,00, voor schade wegens de invordering van het rijbewijs;

 het op 1 april 2025 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv ten laste van de Staat voor een bedrag van:

Op 19 augustus 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. C.P.G. Tax, verzoeker en mr. K.R. Verkaart als advocaat van verzoeker, gehoord.

Namens verzoeker is verzocht om vergoeding van bovengenoemde schade. In raadkamer heeft de advocaat aangevoerd dat - na herberekening - het rijbewijs van verzoeker 88 dagen in plaats van 91 dagen ingevorderd is geweest, zodat thans wordt verzocht om een vergoeding € 1.320,00 (88 dagen x € 15,00). Voor het overige heeft de advocaat gepersisteerd bij het verzoek.

Verzoeker heeft in raadkamer aangegeven dat hij het rijbewijs vanwege zijn werk pas op 20 maart 2025 heeft kunnen ophalen.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzochte vergoeding voor het aantal dagen dat verzoeker zijn rijbewijs kwijt is geweest dient te worden gematigd. Verzoeker kon zijn rijbewijs op 18 maart 2025 bij Post NL ophalen. Dat verzoeker zijn rijbewijs uiteindelijk pas op 20 maart 2025 heeft opgehaald, komt voor zijn eigen rekening. De verzochte vergoeding voor de kosten rechtsbijstand kunnen geheel worden toegewezen.

2 De beoordeling

De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank zou worden vervolgd.

Het verzoekschrift is tijdig ingediend, maar niet door verzoeker ondertekend. Nu verzoeker persoonlijk in raadkamer is verschenen en het verzoek heeft toegelicht, is de rechtbank van oordeel dat daarmee voldoende vaststaat dat het verzoekschrift door verzoeker zelf is ingediend. Zij acht het ontbreken van de handtekening dan ook verschoonbaar en is van oordeel van verzoeker ontvankelijk is in het verzoek.

Op grond van artikel 164 lid 9 WVW wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend voor de schade die hij ten gevolge van de invordering van het rijbewijs heeft geleden. De LOVS-uitgangspunten gaan sinds 7 juni 2024 uit van een forfaitaire vergoeding van € 15,00 per dag bij een ingevorderd rijbewijs.

Op grond van artikel 530 Sv kan aan een gewezen verdachte een vergoeding voor de kosten van een raadsman worden toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.

Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.

Het rijbewijs van verzoeker is op 22 december 2024 ingevolge artikel 164 lid 9 WVW ingevorderd. Bij kennisgeving van 14 maart 2025 is beslist tot teruggave van het rijbewijs aan verzoeker. Op 15 maart 2025 is getracht de brief met het rijbewijs af te leveren op het adres waar verzoeker op dat moment stond ingeschreven. Vanaf 18 maart 2025 kon verzoeker zijn rijbewijs bij Post NL ophalen. Verzoeker heeft zijn rijbewijs echter pas op 20 maart 2024 opgehaald. De rechtbank ziet in deze omstandigheden aanleiding en acht het redelijk om aan verzoeker een vergoeding toe te kennen voor 86 dagen (22 december 2024 tot 18 maart 2025) dat hij zijn rijbewijs heeft moeten missen en zal naar billijkheid een bedrag toekennen van (86 x € 15,00) € 1.290,00.

Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter hoogte van € 1.675,38 is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen. Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift wordt het forfaitaire bedrag van € 680,00 toegekend.

3 De beslissing

De rechtbank:

wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 164 lid 9 WVW94 toe tot een bedrag van € 1.290,00, voor schade wegens de invordering van het rijbewijs;

wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van € 2.355,38, bestaande uit:

  • € 1.675,38, aan kosten van rechtsbijstand;

  • € 680,00, de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift in raadkamer;

wijst het verzoek voor het overige af.

bepaalt dat een bedrag van € 3.645,38 zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Drenth Verkaart Advocaten, onder vermelding van “[verzoeker]/OM vergoeding”.

Deze beslissing is genomen door mr. R.H.M. Pooyé, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 2 september 2025.

INFORMATIE RECHTSMIDDEL Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.