Arrest inhoud

beschikking

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling strafrecht rekestnummer(s): 000279-25 (530 Sv) en 000280-25 (533 Sv) parketnummer in eerste aanleg: 13/267768-24

Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam van 20 februari 2025 op het verzoekschrift op de voet van de artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993, domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. S.R. Nahar, WG-plein 112, 1054 SC Amsterdam.

1 Procesverloop

Het hoger beroep is op 12 maart 2025 ingesteld door verzoeker (hierna appellant).

Op 25 juli 2025 is het standpunt van de advocaat-generaal kenbaar gemaakt.

Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 9 september 2025 de advocaat-generaal, appellant en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.

2 Inhoud van het verzoek

Het verzoek - zoals aangevuld in raadkamer in hoger beroep met het verzoek onder c - strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:

3 Beoordeling

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.

De rechtbank heeft de verzoeken onder a en b afgewezen.

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het hoger beroep moet worden afgewezen.

Het inleidende verzoek is tijdig ingediend.

De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.

Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.

De rechtbank heeft het verzoek onder a en b afgewezen en daartoe onder meer het volgende overwogen: “Uit het dossier volgt dat verzoeker, in de vroege ochtend van 21 augustus 2024, bij een woongroep voor personen met een licht verstandelijke beperking voor een overlastsituatie heeft gezorgd. Hierop heeft de begeleiding van de woongroep de beslissing genomen om de politie in te schakelen. Vanwege de overlastsituatie is verzoeker door de politie aangehouden en meegenomen naar het politiebureau. Hij is op 21 augustus 2024 om 17.35 uur in verzekering gesteld. Hij is dezelfde dag om 20.26 uur heengezonden. (…) Gelet op de gehele situatie en de rol van verzoeker daarbij, ook als die geen strafbare gedraging(en) zouden inhouden, acht de rechtbank het niet billijk om verzoeker een vergoeding toe te kennen (…).”.

Ook het hof komt tot de constatering dat door de politie gezien de omstandigheden adequaat is gehandeld en dat appellant zo snel als mogelijk weer is vrij gekomen. Onder die omstandigheden ziet het hof geen aanleiding een vergoeding toe te kennen voor het onder a verzochte.

Het hof zal het hoger beroep in zoverre afwijzen.

Met betrekking tot het verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure overweegt het hof dat een (deels) afwijzende beslissing op het onderliggende verzoek, niet vanzelfsprekend met zich brengt dat ook het verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand ten behoeve van de verzoekschriftprocedure moet worden afgewezen. Ook bij vergoeding van kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure gaat het om een billijkheidsoordeel. Volgens bestendige rechtspraak van dit hof bestaan onder meer dan geen gronden van billijkheid indien het verzoeker, voorzien van een rechtsgeleerd advocaat, rechtstreeks uit de wet en/of de bestendige gepubliceerde jurisprudentie volstrekt duidelijk had moeten zijn dat het onderliggende verzoek zou worden afgewezen. Het hof is van oordeel dat hiervan geen sprake is.

Het hof zal de beslissing ten aanzien van het onder b verzochte daarom vernietigen en opnieuw recht doen.

Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 680,00.

Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 340,00.

4 Beslissing

Het hof:

Wijst het hoger beroep af ten aanzien van het onder a verzochte.

Vernietigt de beschikking waarvan beroep ten aanzien van het onder b verzochte.

Wijst het onder b en c verzochte toe.

Kent op de voet van artikel 530 Sv aan appellant een vergoeding toe van € 1.020,00 (duizendtwintig euro).

Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.

Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. A.M.P. Geelhoed, M.M.H.P. Houben en N.A. Schimmel, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 30 september 2025.

De voorzitter beveelt:

de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 1.020,00 (duizendtwintig euro) op bankrekeningnummer [iban] t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden Advocaten WG-plein o.v.v. [verzoeker] .

Amsterdam, 30 september 2025,

mr. A.M.P. Geelhoed, voorzitter.