Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6085 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 2 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:60852 september 2025

Rechtsgebieden

StrafrechtStrafprocesrecht

Uitspraak inhoud

Team strafrecht Locatie Strafrecht

parketnummer: 02-155826-25 rk-nummer: 25-015688

Beslissing op het verzoek ex artikel 530 Sv van:

[verzoekster], geboren op [geboortedag] 1946 te [geboorteplaats] ([land]), woonplaats kiezende ten kantore van mr. P.D.M. van Oers te (4707 ZH) Roosendaal, Bovendonk 11A.

1 De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:

 het op 16 juni 2025 bij de griffie ingediende verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 van het Wetboek van strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:

Op 19 augustus 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. C.P.G. Tax, verzoekster en mr. P.D.M. van Oers als advocaat van verzoekster, gehoord.

Namens verzoekster is verzocht een vergoeding van bovengenoemde schade toe te wijzen. De advocaat van verzoekster heeft aangevoerd dat verzoekster veel heeft meegemaakt in haar leven wat trauma bij haar heeft veroorzaakt. Op enig moment is er iets bij haar geknapt, waardoor ze in een manische psychose is geraakt, hetgeen ook ten grondslag heeft gelegen aan haar handelwijze op 19 maart 2025. Na het incident is gestart met medicatie en traumabehandeling en inmiddels gaat het een stuk beter met verzoekster. Gelet op voornoemde bijzondere omstandigheden acht verzoekster gronden van billijkheid aanwezig om aan haar de verzochte vergoeding toe te kennen.

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie en zich op het standpunt gesteld dat het verzoek geheel toewijsbaar is.

2 De beoordeling

De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank zou worden vervolgd.

Op grond van artikel 530 Sv kan aan een gewezen verdachte kan een vergoeding voor de kosten van een raadsman worden toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd. Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.

Het Openbaar Ministerie is op 21 mei 2025 overgegaan tot een beleidssepot vanwege de gezondheidstoestand van verzoekster. In zo’n geval kunnen gronden van billijkheid voor toekenning van een vergoeding ontbreken als verzoekster de kosten aan zichzelf te wijten had.

Verzoekster heeft verzocht om toekenning van een vergoeding van de kosten voor de aan haar verleende rechtsbijstand. In de nadere toelichting van de advocaat in raadkamer ziet de rechtbank gronden van billijkheid om aan verzoekster een vergoeding toe te kennen. Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter hoogte van € 606,03 is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.

Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van € 680,00 toegekend.

3 De beslissing

De rechtbank:

wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van € 1.286,03, bestaande uit:

  • € 606,03 aan kosten van rechtsbijstand;

  • € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;

bepaalt dat een bedrag van € 1.286,03 zal worden overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Van de Luijtgaarden advocaten B.V., onder vermelding van “[kenmerk]”.

Deze beslissing is genomen door mr. R.H.M. Pooyé rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 2 september 2025.

INFORMATIE RECHTSMIDDEL Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.