Artikel 28
1. Onze Minister is bevoegd:
a. de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in te willigen, af te wijzen, niet in behandeling te nemen, niet-ontvankelijk te verklaren dan wel buiten behandeling te stellen; b. de aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur ervan in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling te nemen; c. een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in te trekken; d. ambtshalve een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te verlenen aan de houder van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf die voldoet aan de in artikel 29, tweede lid, gestelde voorwaarden; e. ambtshalve een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te verlenen aan de langdurig ingezetene, afkomstig uit een andere EU-lidstaat en in het bezit van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14, indien de verantwoordelijkheid voor de afgifte van het reisdocument bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder d, van de Paspoortwet, aan de vreemdeling, is overgedragen aan Nederland op grond van de Europese Overeenkomst inzake de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot vluchtelingen van 16 oktober 1980 (Trb. 1981, 239).
2. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt verleend voor ten hoogste vijf achtereenvolgende jaren. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de gevallen worden aangewezen waarin de verblijfsvergunning voor minder dan vijf achtereenvolgende jaren wordt verleend. Daarbij kunnen regels worden gesteld over de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning en over de verlenging ervan.
3. De verblijfsvergunning die ambtshalve wordt verleend in de situatie bedoeld in het eerste lid, onder d, wordt verleend binnen twee weken nadat de houder van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf zich overeenkomstig artikel 54, eerste lid, onder e, heeft aangemeld.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RVS:2025:4046 - Raad van State - 27 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:12581 - Rechtbank Den Haag - 14 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:12145 - Rechtbank Den Haag - 9 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:13361 - Rechtbank Den Haag - 11 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:18486 - Rechtbank Den Haag - 7 oktober 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:18208 - Rechtbank Den Haag - 2 oktober 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:18211 - Rechtbank Den Haag - 2 oktober 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:18212 - Rechtbank Den Haag - 2 oktober 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:17907 - Rechtbank Den Haag - 30 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:18007 - Rechtbank Den Haag - 30 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:18013 - Rechtbank Den Haag - 30 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:17863 - Rechtbank Den Haag - 29 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:17656 - Rechtbank Den Haag - 24 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:16968 - Onjuiste aanmerking Marokko als veilig land van herkomst leidt tot vernietiging - 15 september 2025
De rechtbank oordeelt dat een besluit onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd is als de minister Marokko ten onrechte als veilig land van herkomst aanmerkt. De rechtsgevolgen blijven echter in stand, omdat de afwijzing van de asielaanvraag op basis van de individuele beoordeling van de motieven terecht was.
ECLI:NL:RBDHA:2025:16970 - Motiveringsplicht minister bij leeftijdsregistratie uit andere EU-lidstaat - 15 september 2025
De rechtbank vernietigt een asielbesluit wegens een motiveringsgebrek. De minister moet bij het betrekken van een leeftijdsregistratie uit een andere EU-lidstaat alle feiten en omstandigheden meewegen, inclusief de verklaring van de vreemdeling voor die registratie en overgelegd bewijs zoals een schoolrapport.
ECLI:NL:RBDHA:2025:16894 - Vrees van Russische reservist voor mobilisatie en politieke vervolging onvoldoende aannemelijk - 12 september 2025
De rechtbank oordeelt dat een Russische reservist zijn vrees voor vervolging vanwege politieke overtuiging en mobilisatie niet aannemelijk heeft gemaakt. Beperkte deelname aan demonstraties in het verleden en het uitblijven van een actuele mobilisatie zijn onvoldoende voor een gegronde vrees voor vervolging.