Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17907 - Rechtbank Den Haag - 30 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1790730 september 2025

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.29025

(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),

en

(gemachtigde: mr. A.J. Rossingh).

  1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000[1]. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.

Procesverloop

  1. Eiser heeft op 11 december 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 26 juni 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens is aan eiser tijdelijk uitstel van vertrek verleend als bedoeld in artikel 64 van de Vw 2000.

2.1. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

2.2. De rechtbank heeft het beroep op 25 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas

  1. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. 3.1. Eiser behoort tot de [bevolkingsgroep] bevolkingsgroep. Zijn ouders zijn overleden toen hij nog heel jong was. Eiser is ondergebracht bij zijn oom en tante, waar hij tot zijn vertrek uit Guinee bij heeft gewoond. Eiser mocht van zijn oom en tante niet naar school, hij kreeg soms weinig eten en moest elke dag water voor hen verkopen. Eisers oom en tante hadden elke dag wel een reden om hem te slaan of uit te schelden. Op een dag kreeg eiser een ongeluk toen hij water wilde gaan verkopen en eiser moest hiervan herstellen. Zijn oom en tante wilden hem nog steeds dwingen om water te verkopen. In deze laatste maanden heeft eiser besloten om Guinee te verlaten. Bij terugkeer vreest eiser voor zijn oom en tante. Zij gunnen hem niets goeds en zullen eiser vermoorden en/of vergiftigen.

Het bestreden besluit

  1. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
  1. Eisers identiteit, nationaliteit en herkomst2) Eisers problemen met zijn oom en tante

4.1. Eisers identiteit (meer specifiek zijn geboortedatum) is door de minister niet geloofwaardig geacht. Eiser heeft namelijk verschillende geboortedata opgegeven. In Spanje: [geboortedatum]. In Italië: [geboortedatum]. In Nederland stelt eiser te zijn geboren op [geboortedatum]. Het tweede asielmotief is niet op geloofwaardigheid beoordeeld door de minister op grond van paragraaf C1/4.1, vijfde lid, van de Vreemdelingencirculaire 2000. De geloofwaardigheid van het asielmotief wordt in het midden gelaten, omdat het motief hoe dan ook geen aanleiding geeft tot het verlenen van een asielvergunning zoals bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000. De minister heeft daarom alleen de vrees van eiser beoordeeld. Dat eiser uit Guinee komt is op zichzelf niet genoeg om een vluchteling te zijn. Eisers asielmotieven zijn niet te herleiden tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Eiser loopt bij terugkeer naar Guinee ook geen reëel risico op ernstige schade.

  1. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe, onder herhaling en inlassing van de zienswijze, het volgende aan.

5.1. Eiser meent dat hij geloofwaardig heeft verklaard over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst. Het opgeven van een meerderjarige leeftijd in een andere lidstaat om niet in een opvang te worden vastgezet als minderjarige, komt veel vaker voor en is ook daarom niet bij voorbaat ongeloofwaardig. Een schouw door de AVIM en de minister levert geen wetenschappelijk bewijs op en is onvoldoende onderbouwing voor de stelling dat eiser meerderjarig zou zijn bij de aanvang van zijn asielprocedure. Ook heeft die schouw volgens eiser bevooroordeeld plaatsgevonden doordat de leeftijdsregistraties op voorhand zijn bekeken. Ook de in Spanje en Italië aangehouden gegevens zijn niet afkomstig van enig brondocument of wetenschappelijk onderzoek en kunnen ook niet als onderbouwing dienen voor de stelling dat eiser meerderjarig zou zijn ten tijde van zijn asielverzoek.

5.2. De rechtbank is met de minister van oordeel dat de leeftijdsschouw door de AVIM en de minister niet bevooroordeeld heeft plaatsgevonden, nu het gebruikelijk is dat er vingerafdrukken worden afgenomen wanneer een vreemdeling zich meldt en er controles plaatsvinden in systemen zoals Eurodac. De leeftijdsregistraties in Spanje en Italië zijn door de minister niet zonder meer overgenomen, maar hierover zijn vragen gesteld aan eiser. Op basis van eisers verklaringen en uiterlijke kenmerken is uit beide schouwen naar voren gekomen dat eiser evident meerderjarig is. Er was geen sprake van twijfel. De minister heeft geen aansluiting gezocht bij de registraties in Spanje en Italië, maar hanteert de datum [geboortedatum], de eerste datum die volgt op eisers volwassenheid. De beroepsgrond slaagt niet.

5.3. Eiser voert verder aan dat de geloofwaardigheid van het tweede asielmotief ten onrechte in het midden is gelaten. Eiser stelt geloofwaardig te hebben verklaard over zijn levensverhaal. In Guinee is het gebruikelijk dat een kind na de dood van zijn ouders door familie worden opgevoed. Het is ook niet ongebruikelijk dat stiefkinderen door hun stiefouders worden uitgebuit en dat zij slechter worden behandeld dan biologische kinderen. De bedreigingen die de stiefouders uiten gaven eiser het idee dat ze hem wilde doden. Eiser kon als minderjarige ook niet de hulp van de autoriteiten inroepen. Het is voor een minderjarige niet mogelijk om tegen zijn opvoeders/stiefouders bescherming te vragen.

5.4. Uit paragraaf C1/4.1. van de Vreemdelingencirculaire volgt dat in het kader van de toets aan artikel 29, eerste en tweede lid, Vw 2000, de minister de geloofwaardigheid beoordeelt van de feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de identiteit, nationaliteit, herkomst en de asielmotieven, tenzij de minister reden ziet de feiten en omstandigheden enkel te beoordelen op zwaarwegendheid. In dat geval laat de minister kenbaar de geloofwaardigheid van de feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de asielmotieven in het midden, met uitzondering van de feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de identiteit, nationaliteit en herkomst. De rechtbank is met de minister van oordeel dat eiser zijn stelling, dat hij zich niet tot de autoriteiten kan wenden of tegen zijn oom en tante geen bescherming kan krijgen, geenszins heeft onderbouwd. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.

5.5. Eiser heeft voorts gesteld dat hij bekend is met hepatitis B en daarvoor behandeling nodig heeft. Deze is niet of praktisch niet beschikbaar voor hem in Guinee. Dit maakt dat zijn gezondheid bij terugkeer ernstige schade zal ondervinden. Eiser heeft geen ondersteunend sociaal netwerk en zal zich alleen niet staande kunnen houden. Op het asielverzoek van eiser kan pas worden beslist als is onderzocht of eiser in een medische noodsituatie zal geraken.

5.6. De rechtbank is met de minister van oordeel dat de grond van eiser die ziet op zijn medische situatie en de gezondheidszorg in Guinee, buiten de omvang van het geding valt en thuishoort in een procedure over uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000. Deze beroepsgrond faalt ook.

5.7. De rechtbank merkt ten slotte op dat ter zitting is besproken dat de ingebrekestelling van eiser van 14 maart 2025 - anders dan de minister stelt - geldig is ingediend, maar dat met die vaststelling inhoudelijk niets kan worden bereikt, nu geen bestuurlijke dwangsommen meer verschuldigd zijn in asielzaken.

Conclusie en gevolgen

  1. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Vreemdelingenwet 2000.


Voetnoten

Vreemdelingenwet 2000.