Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 3. Verblijf
Afdeling 4. De verblijfsvergunning asiel
Paragraaf 1. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd
Artikel 29

Artikel 29

Laatste versie

1. Een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 kan worden verleend aan de vreemdeling:

a. die verdragsvluchteling is; of b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade, bestaande uit:

1°. doodstraf of executie; 2°. folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; of 3°. ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.

2. Een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 kan voorts worden verleend aan de hierna te noemen gezinsleden, indien deze op het tijdstip van binnenkomst van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling behoorden tot diens gezin en gelijktijdig met die vreemdeling Nederland zijn ingereisd dan wel zijn nagereisd binnen drie maanden nadat aan die vreemdeling de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, is verleend:

a. de echtgenoot of het minderjarige kind van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling; b. de vreemdeling die als partner of meerderjarig kind van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling zodanig afhankelijk is van die vreemdeling, dat hij om die reden behoort tot diens gezin; c. de ouders van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling, indien die vreemdeling een alleenstaande minderjarige is in de zin van artikel 2, onder f, van Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PbEU 2003, L 251).

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid. Daarbij wordt bepaald in welke gevallen een verblijfsvergunning wordt verleend.

4. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, kan eveneens worden verleend aan een gezinslid als bedoeld in het tweede lid, dat slechts niet uiterlijk binnen drie maanden is nagereisd nadat aan de vreemdeling, bedoeld in het eerste lid, een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 is verleend, indien binnen die drie maanden door of ten behoeve van dat gezinslid een machtiging tot voorlopig verblijf is aangevraagd.

5. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, wordt niet geweigerd indien de overschrijding van de in het tweede of vierde lid bedoelde termijn op grond van bijzondere omstandigheden objectief verschoonbaar is.

Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd

110 uitspraken gevonden
Rechtbank Den Haag4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2025:11958 - Rechtbank Den Haag - 4 juli 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:119584 juli 2025Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtVreemdelingenrecht, Bestuursprocesrecht, Europees Bestuursrecht
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht, Mensenrechten
Raad van State56x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2025:3153 - Raad van State - 16 juli 2025

ECLI:NL:RVS:2025:315316 juli 2025Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtVreemdelingenrecht, Bestuursprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten, Europees Recht
Raad van State2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2025:4046 - Raad van State - 27 augustus 2025

ECLI:NL:RVS:2025:404627 augustus 2025Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtVreemdelingenrecht, Europees Bestuursrecht
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht, Mensenrechten
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:4633 - Raad van State - 2 oktober 2025

ECLI:NL:RVS:2025:46332 oktober 2025Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17704 - Rechtbank Den Haag - 11 september 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:1770411 september 2025Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtVreemdelingenrecht, Bestuursprocesrecht
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17296 - Rechtbank Den Haag - 19 augustus 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:1729619 augustus 2025Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtVreemdelingenrecht, Bestuursprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:15295 - Rechtbank Den Haag - 31 juli 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:1529531 juli 2025Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtVreemdelingenrecht, Bestuursprocesrecht
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:12046 - Rechtbank Den Haag - 8 juli 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:120468 juli 2025Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtVreemdelingenrecht, Bestuursprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:11844 - Rechtbank Den Haag - 3 juli 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:118443 juli 2025Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtVreemdelingenrecht, Bestuursprocesrecht
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht, Mensenrechten
Raad van State4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2025:2865 - Raad van State - 2 juli 2025

ECLI:NL:RVS:2025:28652 juli 2025Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtVreemdelingenrecht, Bestuursprocesrecht
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:16633 - Rechtbank Den Haag - 4 september 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:166334 september 2025Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtVreemdelingenrecht, Bestuursprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:16281 - Rechtbank Den Haag - 2 september 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:162812 september 2025Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtVreemdelingenrecht, Bestuursprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten, Europees Recht
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:13080 - Rechtbank Den Haag - 4 juli 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:130804 juli 2025Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtVreemdelingenrecht, Bestuursprocesrecht
Rechtbank Den Haag4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2025:12920 - Rechtbank Den Haag - 17 juli 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:1292017 juli 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtVreemdelingenrecht, Bestuursprocesrecht
Internationaal PubliekrechtEuropees Recht
Raad van State1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RVS:2025:3671 - Raad van State - 6 augustus 2025

ECLI:NL:RVS:2025:36716 augustus 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtVreemdelingenrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten, Europees Recht
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:18349 - Rechtbank Den Haag - 6 oktober 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:183496 oktober 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:18156 - Rechtbank Den Haag - 29 september 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:1815629 september 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17565 - Asielrelaas: Minister moet discriminatie, mishandeling en minderjarigheid cumulatief en zorgvuldig beoordelen - 23 september 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:1756523 september 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

De rechtbank oordeelt dat de minister de asielaanvraag van een Somalische jongen onvoldoende heeft gemotiveerd. De minister moet bij de beoordeling van vervolging en een schending van artikel 3 EVRM alle discriminerende handelingen en mishandelingen in hun cumulatieve samenhang bezien, met speciale aandacht voor de kwetsbaarheid van een minderjarige.

BestuursrechtVreemdelingenrecht, Bestuursprocesrecht
Internationaal PubliekrechtMensenrechten
Rechtbank Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2025:7115 - Rechtbank Amsterdam - 19 september 2025

ECLI:NL:RBAMS:2025:711519 september 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
StrafrechtEuropees Strafrecht
BestuursrechtVreemdelingenrecht
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:16848 - Asielaanvraag Iraakse mandeeër afgewezen: vrees voor vervolging onvoldoende onderbouwd - 11 september 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:1684811 september 2025Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak

De rechtbank oordeelt dat een Iraakse mandeeër zijn vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer niet aannemelijk heeft gemaakt. Algemene landeninformatie, zoals een EUAA Country Guidance rapport, is onvoldoende zonder concrete onderbouwing van een persoonlijke dreiging.

BestuursrechtVreemdelingenrecht, Bestuursprocesrecht