Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:18349 - Rechtbank Den Haag - 6 oktober 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:183496 oktober 2025

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Rotterdam

Bestuursrecht

zaaknummers: NL25.10549 en NL25.10552

V-nummer: [V-nummer 1] mede namens haar minderjarige kinderen [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 4] V-nummers: [V-nummer 2] , [V-nummer 3] , [V-nummer 4] en [V-nummer 5]

V-nummer: [V-nummer 6] (gemachtigde: mr. S. Oukil),

en

(gemachtigde: mr. M. van Kersbergen).

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseressen tegen de besluiten van 27 februari 2025 (de bestreden besluiten), waarbij verweerder de asielaanvragen van eiseressen in de algemene procedure heeft afgewezen als ongegrond.

De rechtbank heeft de beroepen op 23 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres 1 en eiseres 2, de gemachtigde van eiseressen en de gemachtigde van verweerder. Een tolk is aanwezig geweest voor een deel van de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas

  1. Eiseressen stellen van Somalische nationaliteit te zijn. Eiseres 1 is de moeder van eiseres 2, die ten tijde van de bestreden besluiten (nog net) minderjarig was. Eiseressen hebben op 31 maart 2025 aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Daaraan hebben zij het volgende ten grondslag gelegd. In Somalië werkte eiseres 1 bij de gemeentelijke reinigingsdienst in [plaats 1] . Vanaf december 2021 werd zij tweemaal telefonisch bedreigd door leden van Al-Shabaab, die wilden dat zij zou stoppen met werken voor de overheid. Na de tweede doodsbedreiging heeft eiseres 1 tien dagen ondergedoken gezeten bij een kennis. Haar kinderen bleven thuis. Leden van Al-Shabaab zijn toen twee keer bij haar thuis geweest om te vragen waar zij was. Na het tweede bezoek van Al-Shabaab zijn eiseressen naar Kenia gevlucht waar zij een jaar hebben verbleven. Zij zijn vervolgens doorgereisd naar Nederland nadat zij geld hadden ontvangen uit een erfenis. Bij terugkeer naar Somalië vreest eiseres 1 te worden vermoord door Al-Shabaab. Verder behoren eiseressen tot de Reer Hamar, een minderheidsstam die stelselmatig wordt gediscrimineerd. Ook dit levert een vrees bij terugkeer op. Voorts vrezen eiseressen voor herbesnijdenis van eiseres 2 en de jongste dochter van eiseres 1.

De bestreden besluiten

2.1. Het asielrelaas van eiseres 1 bevat volgens verweerder de volgende relevante asielmotieven:

Verweerder vindt de asielmotieven 1 en 4 geloofwaardig en de asielmotieven 2 en 3 ongeloofwaardig. Asielmotief 5 wordt niet getoetst op geloofwaardigheid omdat dit niet ziet op ondervonden problemen maar louter op de vrees bij terugkeer. Eiseres 1 is geen verdragsvluchteling en zij loopt geen reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), aldus verweerder.

2.2. Het asielrelaas van eiseres 2 bevat volgens verweerder de volgende relevante asielmotieven:

Verweerder vindt asielmotief 1 geloofwaardig. Asielmotief 2 wordt niet getoetst op geloofwaardigheid omdat dit niet ziet op ondervonden problemen maar louter op de vrees bij terugkeer. Asielmotief 3 wordt ongeloofwaardig geacht onder verwijzing naar de motivering in het bestreden besluit van eiseres 1 over de problemen met Al-Shabaab. Asielmotief 4 wordt eveneens ongeloofwaardig geacht. Eiseres 2 is geen verdragsvluchteling en zij loopt geen reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder a en b, van de Vw, aldus verweerder.

2.3. Verweerder heeft de asielaanvragen afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. Eiseressen komen ook niet in aanmerking voor ambtshalve verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd of voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw. De besluiten gelden ook als terugkeerbesluit.

Beoordeling van de beroepsgronden Geloofwaardigheidsbeoordeling in algemene zin 3. Eiseressen voeren aan dat verweerder ten onrechte een te hoge bewijsmaatstaf hanteert bij de geloofwaardigheidsbeoordeling. Van een asielzoeker kan niet worden verwacht dat hij alle asielverklaringen kan onderbouwen met objectieve documenten. Verweerder dient de asielaanvragen zorgvuldig te beoordelen aan de hand van de verklaringen van eiseressen en waar nodig het voordeel van de twijfel toe te passen. Dit volgt volgens eiseressen uit jurisprudentie.

3.1. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet aan eiseressen heeft tegengeworpen dat zij geen objectieve documenten hebben overgelegd en dat het asielrelaas (mede) daarom ongeloofwaardig wordt geacht. In de bestreden besluiten heeft verweerder wel vastgesteld dat er geen objectieve documenten zijn overgelegd, maar vervolgens heeft hij de geloofwaardigheid van het asielrelaas aan de hand van de verklaringen beoordeeld. Deze beroepsgrond kan daarom niet slagen.

Geloofwaardigheid problemen met Al-Shabaab 4. Eiseressen voeren aan dat verweerder ten onrechte de problemen met Al-Shabaab ongeloofwaardig heeft geacht. Eiseres 1 heeft niet tegenstrijdig of wisselend verklaard over de reden voor haar werk bij de reinigingsdienst en over wie haar huis hebben bezocht. Verweerder heeft het referentiekader van eiseres 1 onvoldoende betrokken. Zij is ongeschoold. Verder heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de reactie van eiseres 1 op het eerste dreigtelefoontje vreemd is. Eiseressen hebben consistent verklaard over de huisbezoeken. De verklaringen van eiseres 2 zijn evenwel niet betrokken in de geloofwaardigheidsbeoordeling van dit asielmotief. Dat had wel gemoeten, omdat eiseres 2 thuis was toen de huisbezoeken plaatsvonden. Verweerder heeft verder onvoldoende gemotiveerd waarom eiseres 1 niet inzichtelijk heeft gemaakt om welke reden juist zij is bedreigd door Al-Shabaab. Zij werkte immers bij de reinigingsdienst van de overheid en mensen die met de overheid worden geassocieerd staan in de negatieve aandacht van Al-Shabaab. Ten slotte zien eiseressen niet in waarom de in Kenia ontvangen erfenis relevant is voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van dit asielmotief.

4.1. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet deugdelijk gemotiveerd dat eiseres 1 wisselend heeft verklaard over de huisbezoeken van Al-Shabaab. Hoewel eiseres 1 tijdens het nader gehoor in dit verband zowel heeft gesproken over soldaten als over gesluierde mannen van Al-Shabaab, blijkt uit het verslag van het gehoor dat zij al tijdens het gehoor uitleg heeft gegeven over de door haar gebruikte termen. Zij heeft verklaard dat zij met het woord soldaten heeft bedoeld dat het gewapende mannen in uniform waren. Voor haar is iedereen die een bepaald uniform draagt en gewapend is, een soldaat. Zonder nadere motivering is niet in te zien waarom eiseres 1 hiermee niet een afdoende verklaring heeft gegeven voor het verschil in terminologie. Ten aanzien van de omstandigheid dat eiseres 1 in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor heeft aangegeven dat zij vreest voor soldaten van de overheid, kan gevolgd worden dat zij daarmee doelde op het incident dat zou hebben plaatsgevonden terwijl zij in de rij stond te wachten, waarover zij heeft verklaard op pagina 5 van het nader gehoor, welk incident losstaat van de problemen met Al-Shabaab.

4.2. Eiseressen voeren verder terecht aan dat verweerder in de bestreden besluiten niet kenbaar rekening heeft gehouden met de verklaringen van eiseres 2 over de huisbezoeken van Al-Shabaab. Eiseressen hebben verklaard dat eiseres 1 niet bij de huisbezoeken aanwezig is geweest maar eiseres 2 wel. Gelet hierop volgt de rechtbank eiseressen in hun stelling dat de verklaringen van eiseres 2 op dit punt relevant zijn voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van dit asielmotief en daarom betrokken hadden moeten worden in die beoordeling. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat de verklaringen van eiseres 2 zijn meegenomen op dit punt in de geloofwaardigheidsbeoordeling, maar hij heeft dit niet kunnen onderbouwen. Uit de motivering van de bestreden besluiten blijkt ook geenszins dat en hoe de verklaringen van eiseres 2 zijn betrokken. De besluiten kennen dus op dit punt een motiveringsgebrek.

4.3. Verweerder heeft eiseres 1 verder tegengeworpen dat zij wisselend en niet inzichtelijk heeft verklaard over de reden dat juist zij werd bedreigd door Al-Shabaab. De rechtbank volgt verweerder er niet in dat eiseres 1 wisselend heeft verklaard. Verweerder wijst er in dit verband op dat eiseres enerzijds heeft verklaard dat zij werd bedreigd vanwege haar werk voor de overheid, terwijl zij anderzijds heeft verklaard dat Al-Shabaab het op haar had gemunt vanwege haar stamafkomst. Uit het nader gehoor volgt dat eiseres 1 heeft verklaard dat Al-Shabaab haar telefonisch heeft bedreigd vanwege haar werkzaamheden bij de overheid. Toen haar op een later moment tijdens het gehoor werd gevraagd of zij kon uitleggen waarom Al-Shabaab het specifiek op haar gemunt zou hebben, heeft zij verklaard dat zij denkt dat het te maken heeft met haar clanafkomst. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze verklaringen niet tegenstrijdig. De verklaring dat eiseres 1 is bedreigd vanwege haar werk voor de overheid sluit namelijk niet uit dat de negatieve aandacht van Al-Shabaab specifiek naar haar uit ging vanwege haar clanafkomst, hetgeen als een aanvullende verklaring voor de negatieve aandacht voor haar persoon zou kunnen worden gezien. De rechtbank vindt verder dat verweerder ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom niet inzichtelijk is gemaakt dat juist eiseres vanwege haar werk voor de reinigingsdienst van de overheid in de negatieve belangstelling van Al-Shabaab zou staan. Verweerder heeft daartoe gesteld dat eiseres 1 een vrijwilligersfunctie, derhalve geen hoge functie, binnen de overheid bekleedde en tevens dat zij werkzaam was in een team dat bestond uit veertig mensen. Deze motivering is onvoldoende, gezien de verklaring van eiseres 1 dat er al eerder, kort voor de bedreigingen aan haar adres, twee collega’s uit hetzelfde team door Al-Shabaab waren vermoord, waaronder een – naar de rechtbank begrijpt ‘gewone’ – collega.

  1. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zijn standpunt over de geloofwaardigheid van de gestelde problemen met Al-Shabaab ondeugdelijk gemotiveerd. Hierbij wordt betrokken dat de hiervoor genoemde tegenwerpingen geen ondergeschikte punten in de gemaakte geloofwaardigheidsbeoordeling betreffen. De beroepsgrond slaagt.

Risico bij terugkeer vanwege status als alleenstaande vrouw en vanwege clanafkomst

  1. Eiseressen voeren aan dat eiseres 1 bij terugkeer naar Somalië wel degelijk te vrezen heeft vanwege haar status als alleenstaande vrouw. Volgens hen heeft verweerder ten onrechte niet beoordeeld of eiseres 1 daadwerkelijk een beroep kan doen op haar familie voor opvang en bescherming. Haar broer is vermist en haar zus is weduwe en dus zelf ook een alleenstaande vrouw. Weliswaar woont haar vader in [plaats 2] , maar eiseres 1 moet door onveilig gebied reizen om hem te bereiken. Voorts hebben eiseressen bij terugkeer te vrezen vanwege hun clanafkomst. Uit openbare bronnen blijkt immers dat de Reer Hamar worden gediscrimineerd.

6.1. Bij de beoordeling of een vreemdeling in Somalië als alleenstaande vrouw wordt gezien en op die grond bescherming nodig heeft, bekijkt verweerder volgens het toepasselijke landenbeleid in C7/30.3.2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 of de vreemdeling een echtgenoot of duurzame relatie heeft met wie zij kan gaan samenwonen en of zij familie heeft en eventueel een meerderheidsclan waar zij op terug kan vallen. Ook betrekt verweerder bij deze beoordeling of, en hoe de vreemdeling zich in het verleden zelfstandig heeft kunnen handhaven in het dagelijks leven in Somalië. Verweerder verleent geen verblijfsvergunning asiel aan een alleenstaande vrouw als op grond van haar individuele asielrelaas aannemelijk is dat zij geen bescherming op grond van haar alleenstaande status nodig heeft.

Naar oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is dat eiseres 1 vanwege haar – op zichzelf gevolgde – status als alleenstaande vrouw bij terugkeer naar Somalië te vrezen heeft voor vervolging dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade. Nog daargelaten dat de vader van eiseres 1 in Somalië verblijft en verweerder ter zitting onweersproken heeft gesteld dat eiseres hem op een veilige manier, namelijk met een binnenlandse vlucht, kan bereiken, heeft verweerder terecht in aanmerking genomen dat uit de verklaringen van eiseres 1 blijkt dat zij zich in het verleden als alleenstaande vrouw zelfstandig heeft kunnen handhaven in het dagelijks leven in Somalië. Eiseres heeft ter zitting gesteld dat zij wel degelijk problemen als alleenstaande vrouw heeft ervaren, maar verweerder wijst er terecht op dat eiseres lange tijd zelfstandig haar gezin heeft weten te onderhouden in Somalië ondanks afwezigheid van haar man en ook na het latere overlijden van haar schoonvader. Gelet daarop acht verweerder terecht niet aannemelijk dat eiseres 1 bescherming nodig heeft op grond van haar status als alleenstaande vrouw.

6.2. Dat eiseressen tot de Reer Hamar-clan behoren maakt evenmin aannemelijk dat zij bij terugkeer te vrezen hebben voor vervolging of een reëel risico lopen op ernstige schade. Verweerder wijst er terecht op dat uit openbare bronnen niet blijkt van significante veiligheidsdreigingen voor inwoners van Mogadishu behorend tot de Reer Hamar. Ook wordt die clan sterker ingeschat dan de positie van andere minderheidsgroeperingen. Hoewel bronnen vermelden dat de clan te maken kan krijgen met discriminatie en eiseres 1 heeft verklaard weleens uitgescholden te zijn, stelt verweerder terecht dat uit haar verklaringen ook volgt dat zij persoonlijk geen problemen heeft ervaren op het gebied van arbeid, onderwijs en gezondheidszorg, vanwege haar clanafkomst. Niet gebleken is dus dat eiseres 1 vanwege de discriminatie zo ernstig werd beperkt in haar bestaansmogelijkheden dat zij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kon functioneren. Ook is niet aannemelijk dat daar bij terugkeer van eiseressen naar Somalië wel sprake van zal zijn.

6.3. Deze beroepsgronden slagen niet.

De vrees voor herbesnijdenis 7. Eiseressen voeren aan dat verweerder ondeugdelijk heeft gemotiveerd dat er geen reëel risico bestaat op herbesnijdenis bij terugkeer naar Somalië. Verweerder heeft onvoldoende doorgevraagd tijdens de gehoren en uit landeninformatie blijkt dat verschillende vormen van herbesnijdenis voorkomen in Somalië.

7.1. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiseressen niet aannemelijk hebben gemaakt dat eiseres 2 en de jongste dochter van eiseres 1 een reëel risico lopen op herbesnijdenis. Verweerder heeft daarvoor allereerst verwezen naar algemene landeninformatie dat herbesnijdenis in Somalië niet gebruikelijk is en enkel wordt uitgevoerd nadat iemand bijvoorbeeld is bevallen van een kind. Dit geldt ook voor vrouwen uit Somalië (zoals eiseres 2) die op de Sunni-manier zijn besneden. Eiseressen hebben verder – ook in beroep – geen persoonlijke omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat eiseres 2 en de jongste dochter van eiseres 1 een hoger risico op herbesnijdenis lopen dan andere vrouwen in Somalië. De enkele mogelijkheid van een toekomstig huwelijk of een toekomstige zwangerschap is onvoldoende om een reëel persoonlijk risico op dit moment aannemelijk te achten. Eiseressen zijn tijdens hun gehoren ook voldoende in de gelegenheid gesteld om hierover te verklaren. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

  1. Uit het voorgaande volgt dat de beroepen gegrond zijn. De bestreden besluiten zijn in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht en zullen worden vernietigd.

  2. De rechtbank ziet geen mogelijkheden om de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten, omdat de gebreken nadien niet zijn hersteld. De rechtbank zal ook niet in de zaak voorzien, omdat het in de eerste plaats aan verweerder is om in het kader van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling te bezien of hij ondanks wat hiervoor is overwogen blijft bij zijn standpunt dat de gestelde problemen met Al-Shabaab ongeloofwaardig zijn. De rechtbank zal geen bestuurlijke lus toepassen, omdat niet valt in te zien dat eiseressen op die manier eerder uitsluitsel krijgen in hun zaak dan wanneer verweerder de opdracht wordt gegeven een nieuwe beslissing op de asielaanvragen te nemen. De rechtbank zal verweerder die opdracht geven en stelt voor het nemen van de nieuwe besluiten een termijn van acht weken. Bij het nemen van de nieuwe besluiten dient verweerder rekening te houden met de onderhavige uitspraak.

  3. Omdat de beroepen gegrond zijn veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseressen gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank – in aanmerking nemend dat de zaken samenhangend zijn – op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart de beroepen gegrond;- vernietigt de bestreden besluiten;

  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de asielaanvragen van eiseressen met inachtneming van deze uitspraak;

  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseressen tot een bedrag van € 1.814,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van mr. L.D. Osborne, griffier.

Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.