Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17863 - Rechtbank Den Haag - 29 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1786329 september 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.28265

V-nummer: [nummer] (gemachtigde: mr. J. Oosterhof),

en

(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).

  1. Deze uitspraak gaat over het buiten behandeling stellen van de asielaanvraag[1] van eiser. Eiser is het hier niet mee eens. Hij heeft daarom beroep ingesteld. De rechtbank beoordeelt het beroep.

Procesverloop

  1. Eiser heeft op 8 mei 2025 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aangevraagd. De minister heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 20 juni 2025 buiten behandeling gesteld. De minister heeft in dit besluit ook een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar aan eiser opgelegd.

2.1. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

  1. De rechtbank heeft het beroep op 22 september 2025 op zitting behandeld, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening.[2] Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een telefonische tolk en de gemachtigde van de minister.

Voorgeschiedenis

  1. Eiser heeft op 11 april 2018 voor de eerste keer in Nederland asiel aangevraagd. Bij deze aanvraag heeft eiser verklaard dat hij is geboren op [datum], dat hij de Israëlische nationaliteit heeft en dat hij afkomstig is uit Gaza. Eiser heeft verklaard dat hij negen jaar was toen hij Palestina verliet.

4.1. Uit Eurodac is gebleken dat eiser eerder asiel heeft aangevraagd in Griekenland op 20 juni 2013, in Zwitserland op 19 juni 2014 en in Oostenrijk op 29 januari 2017.

4.2. De minister heeft de eerste asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan. Tijdens de eerste asielprocedure is eiser rond 23 mei 2018 met onbekende bestemming vertrokken.

4.3. Eiser heeft op 8 mei 2025 voor de tweede keer in Nederland asiel aangevraagd. Eiser heeft bij deze aanvraag verklaard dat hij is geboren op [datum], dat hij de Israëlische nationaliteit heeft en afkomstig is uit Gaza. Tijdens het aanmeldgehoor van 26 mei 2025 heeft eiser verklaard dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft.

Beoordeling door de rechtbank

Het bestreden besluit

  1. De minister heeft de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld, omdat eiser heeft geweigerd om informatie te geven die van belang is voor zijn aanvraag. Het aanmeldgehoor van 26 mei 2025 is stopgezet, omdat eiser aangaf dat hij een tolk Frans wilde. Tijdens het aanmeldgehoor op 27 mei 2025 bleek dat eiser de Franse taal niet voldoende beheerste. Daarom is het gehoor verder gegaan met een tolk Arabisch. Eiser heeft vervolgens verklaard dat hij alleen kan verklaren met behulp van een telefonische tolk Arabisch. Het gehoor is na overleg met eiser voortgezet, maar vervolgens beëindigd omdat eiser denigrerende opmerkingen heeft gemaakt naar de tolk. De minister vindt dat aan de samenwerkingsverplichting is voldaan. De minister regelt in het algemeen een live-tolk en wijkt daarvan alleen in bijzondere omstandigheden af. Daarvan is in eisers geval geen sprake.

Kon de minister eisers aanvraag buiten behandeling stellen?

  1. Eiser voert aan dat de minister zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij heeft geweigerd om te antwoorden op verzoeken om informatie die van belang is voor de asielaanvraag. Eiser heeft verklaard dat hij moeite heeft om de waarheid te vertellen aan een live Arabische tolk en dat hij alleen kan verklaren met behulp van een telefonische Arabische tolk. De minister heeft niet zorgvuldig gehandeld door deze verklaringen niet serieus te nemen. Eiser vindt dat de minister de samenwerkingsverplichting heeft geschonden door geen telefonische tolk voor eiser te regelen. In Werkinstructie 2024/5 staat dat telefonische tolken worden ingezet bij kortdurende gesprekken. Eiser ziet niet in waarom dat in zijn situatie niet kon, aangezien zijn asielverzoek werd behandeld in spoor 2. Tot slot ontkent eiser dat hij denigrerende opmerkingen heeft gemaakt richting de tolk. De minister heeft ten onrechte geen wederhoor toegepast en de vermeende opmerkingen niet verder onderzocht.

  2. De minister heeft eisers aanvraag buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.[3] Daarin is bepaald dat de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel buiten behandeling kan worden gesteld als de vreemdeling heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn aanvraag. In artikel 3.45b, eerste lid, van het Vv[4] is bepaald dat de minister een aanvraag buiten behandeling kan stellen als een vreemdeling twee keer heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken over de elementen ter staving van zijn aanvraag. In paragraaf C2/8 van de Vc[5] staat dat hierbij onder meer gedacht kan worden aan het niet reageren op nadere (schriftelijke) vragen.

  3. Op de zitting heeft de minister toegelicht dat de situaties die in de Vc beschreven staan niet limitatief zijn. De minister heeft desgevraagd aangegeven dat het ten onrechte verzoeken door eiser om een tolk Frans en het vervolgens maken van denigrerende opmerkingen tegen de tolk, waardoor het gehoor gestopt moest worden, de twee momenten zijn waarop eiser heeft geweigerd te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken.

  4. De rechtbank stelt vast dat eiser tijdens het aanmeldgehoor van 26 mei 2025 (hierna: het eerste aanmeldgehoor) heeft verklaard dat hij zijn verhaal in het Frans beter kan uitleggen. Desgevraagd heeft eiser nogmaals verklaard dat hij het gesprek liever in het Frans voert, omdat hij het Arabisch van de tolk (Arabisch Palestijns Jordaans) niet goed begrijpt.[6]

9.1. De rechtbank stelt verder vast dat de minister het eerste aanmeldgehoor vervolgens heeft gestopt en dat het aanmeldgehoor op 27 mei 2025 (hierna: het tweede aanmeldgehoor) opnieuw is gestart. Het verslag vermeldt het volgende:

“Opmerking rapporteur: de heer [naam] heeft, in de gang, op weg naar de kamer verklaard dat hij de Franse taal niet in voldoende mate beheerst om het gesprek te kunnen voeren. De aanwezige tolk is een beëdigd tolk in de Arabische (Algerijns) taal. De heer [naam] heeft verklaard dat hij de Arabische (Algerijns) taal in voldoende mate beheerst om het gesprek te kunnen voeren. Het gesprek zal, met de uitdrukkelijke toestemming van de heer [naam], in het Arabische (Algerijns) plaatsvinden.” [7]

De rechtbank stelt verder vast dat eiser tijdens het tweede aanmeldgehoor heeft verklaard dat hij de tolk goed kan verstaan en begrijpen in het Arabisch (Algerijns)[8], dat hij niet in staat zal zijn de waarheid te vertellen aan een Arabische tolk, dat hij een Europese tolk wil[9] en dat hij alleen met een Arabische tolk spreekt wanneer het telefonisch plaatsvindt.[10] Het verslag van het tweede aanmeldgehoor vermeldt verder het volgende:

“Opmerking rapporteur: de tolk geeft aan dat betrokkene denigrerende opmerkingen maakt. De tolk geeft aan zich niet comfortabel te voelen bij het voortzetten van het gesprek.” [11]

  1. De rechtbank oordeelt dat de minister de asielaanvraag van eiser buiten behandeling kon stellen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser twee keer heeft nagelaten informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn aanvraag. De rechtbank volgt daarbij de uitleg die de minister daarover op de zitting heeft gegeven. Het eerste aanmeldgehoor is gestaakt, omdat eiser de aanwezige tolk niet goed begreep. De minister heeft een nieuw aanmeldgehoor gepland met - op verzoek van eiser - een tolk Frans. Vervolgens heeft eiser voorafgaand aan dit tweede aanmeldgehoor gezegd dat hij het Frans niet voldoende beheerst. Het tweede aanmeldgehoor is, nadat bleek dat de aanwezige tolk Frans ook een gecertificeerde tolk Arabisch (Algerijns) was, met uitdrukkelijke toestemming van eiser voortgezet, maar vervolgens gestaakt omdat eiser denigrerende opmerkingen tegen de tolk maakte. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister het verzoek van eiser om een tolk Frans, terwijl hij deze taal onvoldoende beheerst en hij dit pas direct voorafgaand aan het gehoor meldt, kunnen aanmerken als het nalaten om informatie te verstrekken. Ook het maken van denigrerende opmerkingen tegen de tolk - nadat eiser daarvoor al te kennen had gegeven niet live met een Arabische tolk te willen spreken - , waardoor de tolk aangaf het gesprek niet te willen voortzetten, heeft de minister kunnen aanmerken als een weigering om informatie te verstrekken. Het gesprek moest namelijk worden beëindigd als gevolg van het gedrag van eiser.

10.1. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister de samenwerkingsverplichting niet geschonden. De minister heeft allereerst gehoor gegeven aan eisers wens door het eerste aanmeldgehoor te stoppen om een tolk Frans te regelen. Toen eiser vervolgens aangaf het Frans niet voldoende te beheersen, heeft de minister het tweede aanmeldgehoor laten plaatsvinden met behulp van de tolk Arabisch (Algerijns), een taal die eiser wel voldoende bleek te beheersen. De samenwerkingsverplichting strekt naar het oordeel van de rechtbank niet zover dat de minister vervolgens ook eisers verzoek om een telefonische tolk Arabisch had moeten inwilligen of eiser na het stopzetten van het tweede aanmeldgehoor nog een derde aanmeldgehoor had moeten aanbieden. Eisers stelling dat een telefonische tolk gemakkelijk te regelen was en bij kortdurende gesprekken mogelijk is, maakt dat niet anders. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister niet onzorgvuldig gehandeld of eisers verklaringen dat hij niet de waarheid kan spreken in het bijzijn van een live Arabische tolk niet serieus genomen. De minister heeft eiser tijdens het tweede aanmeldgehoor om een toelichting gevraagd, waarop eiser heeft geantwoord dat hij bepaalde vragen niet kan beantwoorden als er een Arabische tolk aanwezig is en dat hij niet kan zeggen welke vragen en waarom de aanwezigheid van een Arabische tolk daarin een rol speelt. Hierin hoefde de minister geen aanleiding te zien om gehoor te geven aan eisers verzoek om een telefonische tolk Arabisch. Ook op de zitting heeft eiser – met behulp van een telefonische tolk- geen nader inzicht gegeven over waarom hij niet kan verklaren in het bijzijn van een live Arabische tolk en waarom dat nu anders is dan bij zijn vorige aanvraag in 2018, waar hij wel gehoord is in aanwezigheid van een tolk Arabisch. Eiser heeft slechts verklaard dat hij problemen heeft met Arabieren, omdat ze hem volgen, hij niet echt met hen kan omgaan, geen contacten met hen heeft, dat hij niet wil dat ze zich met zijn leven bemoeien en dat hij nooit met Arabieren is opgegroeid. De rechtbank volgt tot slot niet eisers stelling dat hij geen denigrerende opmerkingen heeft gemaakt en dat de minister dit nader had moeten onderzoeken. Eiser heeft niets concreets naar voren gebracht op grond waarvan aan het verslag van het tweede aanmeldgehoor getwijfeld zou moeten worden.

Conclusie

  1. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten - Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Deze datum staat hierboven. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000.

Zaaknummer NL25.28266.

Vreemdelingenwet 2000.

Voorschrift Vreemdelingen 2000.

Vreemdelingencirculaire 2000.

Pagina 3 van het aanmeldgehoor van 26 mei 2025.

Pagina 2 van het aanmeldgehoor van 27 mei 2025.

Pagina 2 van het aanmeldgehoor van 27 mei 2025.

Pagina 3 van het aanmeldgehoor van 27 mei 2025.

Pagina 4 van het aanmeldgehoor van 27 mei 2025.

Pagina 6 van het aanmeldgehoor van 27 mei 2025.


Voetnoten

Als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000.

Zaaknummer NL25.28266.

Vreemdelingenwet 2000.

Voorschrift Vreemdelingen 2000.

Vreemdelingencirculaire 2000.

Pagina 3 van het aanmeldgehoor van 26 mei 2025.

Pagina 2 van het aanmeldgehoor van 27 mei 2025.

Pagina 2 van het aanmeldgehoor van 27 mei 2025.

Pagina 3 van het aanmeldgehoor van 27 mei 2025.

Pagina 4 van het aanmeldgehoor van 27 mei 2025.

Pagina 6 van het aanmeldgehoor van 27 mei 2025.