ECLI:NL:RBDHA:2025:18212 - Rechtbank Den Haag - 2 oktober 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.26852
geboren op [datum] van Turkse nationaliteit V-nummer: [nummer] (gemachtigde: mr. A.P.E.M. Pover),
en
(gemachtigde: mr. J.R. Sotthewes – de Jonge).
- Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag
[1] van eiser. Eiser is het hier niet mee eens. Hij heeft daarom beroep ingesteld. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden.
Procesverloop
- Eiser heeft op 4 juni 2022 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aangevraagd. De minister heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 23 mei 2025 in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
2.1. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
- De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2025 op zitting behandeld, samen met de beroepen van zijn ouders. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de minister.
Beoordeling door de rechtbank
Het asielrelaas
- Eiser stelt dat hij Turkije heeft verlaten vanwege de problemen van zijn vader. Verder heeft eiser te maken gehad met discriminatie en een aantal geweldsdelicten door zijn Koerdische afkomst.
Het bestreden besluit
-
Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
-
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
-
De problemen vanwege de Koerdische afkomst van eiser;
-
De problemen van de vader.
De minister vindt het eerste asielmotief geloofwaardig, het tweede asielmotief deels geloofwaardig en het derde asielmotief niet geloofwaardig. De minister vindt eisers verklaringen over de ondervonden discriminatie vanwege eisers Koerdische afkomst geloofwaardig. Eisers verklaringen over de geweldsdelicten vindt de minister niet geloofwaardig. Eiser heeft deze verklaringen niet onderbouwd met objectieve documenten, geen oprechte inspanningen verricht om zijn aanvraag te staven en geen goede verklaring gegeven voor het gebrek aan documenten. Verder vormen eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel. De geloofwaardig geachte elementen leiden niet tot gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade.
De problemen van de vader
-
Eiser voert aan dat de minister de problemen van zijn vader ten onrechte ongeloofwaardig vindt.
-
De rechtbank heeft bij uitspraak van vandaag
[2] het beroep van de vader van eiser ongegrond verklaard en geoordeeld dat de minister zich op het standpunt kon stellen dat de door de vader gestelde problemen niet geloofwaardig zijn. De rechtbank verwijst naar de motivering in deze uitspraak. De beroepsgrond van eiser slaagt daarom niet.
De problemen vanwege de Koerdische afkomst
-
Eiser voert aan dat de vermeende tegenstrijdigheid over het tijdstip van de mishandeling niet betekent dat de verklaringen van eiser over de mishandeling zelf niet samenhangend zouden zijn. Over de reden van de mishandeling stelt eiser dat de ene reden de andere in dit geval zeker niet uitsluit. De minister had op dit punt moeten doorvragen. Verder heeft eiser aangifte gedaan van het geweld bij de Turkse autoriteiten en de problemen vanwege zijn Koerdische achtergrond. Zodra eiser over de stukken beschikt, zal hij deze overleggen. Eiser voert verder aan dat de vormen van discriminatie die hij heeft ondervonden zo ernstig zijn, dat hij hierdoor onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren.
-
De beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister allereerst aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij geen oprechte inspanning heeft geleverd om zijn aanvraag te staven. Eiser heeft – ook in beroep – geen documenten overgelegd om de gestelde problemen te onderbouwen, terwijl hij heeft verklaard dat hij wel over documenten beschikt. De minister heeft verder kunnen overwegen dat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. De minister heeft er daarbij op kunnen wijzen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de mishandeling op zijn werk. Eiser heeft namelijk verklaard dat de mishandeling drie tot vijf maanden voor zijn vertrek uit Turkije heeft plaatsgevonden.
[3] Maar eiser heeft ook verklaard dat hij de laatste één tot twee jaar voor zijn vertrek gestopt is met werken en nauwelijks naar buiten ging.[4] Eisers stelling dat zijn verklaringen over de mishandeling zelf wel samenhangend zouden zijn, maakt dit niet anders. De minister heeft verder kunnen tegenwerpen dat de verklaringen van eiser en zijn moeder over het incident waarbij eiser in zijn arm is gestoken niet overeenkomen. Eisers moeder heeft namelijk verklaard dat dit gebeurde vanwege de problemen van zijn vader, terwijl eiser zelf heeft verklaard dat hij in zijn arm is gestoken omdat hij Koerdisch sprak met zijn vrienden.[5] Eisers stelling dat de ene reden de andere niet zou uitsluiten en dat de minister op dit punt had moeten doorvragen, leidt niet tot een ander oordeel. Eiser heeft tijdens het gehoor, maar ook in de correcties en aanvullingen het incident zelf helemaal niet in verband gebracht met de problemen van zijn vader.
De ondervonden discriminatie als Koerd
-
Eiser voert aan dat de discriminatie die hij heeft ondervonden zo ernstig is, dat hij hierdoor onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Daardoor kan eiser in Turkije geen menswaardig bestaan opbouwen.
-
De beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich op het standpunt kunnen stellen dat de discriminatie die eiser heeft ondervonden niet zo ernstig was dat eiser onmogelijk op sociaal of maatschappelijk gebied konden functioneren. Uit eisers verklaringen blijkt namelijk dat hij huisvesting had, naar school kon gaan, kon werken en toegang had tot medische zorg. Niet is gebleken dat dit in de toekomst anders zal zijn.
Conclusie en gevolgen
- De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten - Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Deze datum staat hierboven. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000.
Zaaknummer NL25.24314.
Pagina 11 van het nader gehoor.
Pagina 12 van het nader gehoor.
Pagina 7 van het nader gehoor.