Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.399

(gemachtigde: mr. E. Derksen),

en

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

  1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser.[1] Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.

Procesverloop

  1. Eiser heeft op 28 juli 2021 een opvolgende asielaanvraag ingediend en verzocht om heroverweging van de afwijzende asielbeschikking van 13 mei 2014. Hij heeft de Sri Lankaanse nationaliteit en stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1993.

2.1. De minister heeft deze aanvraag in eerste instantie met het besluit van 21 april 2022 kennelijk ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dat besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter van deze rechtbank en zittingsplaats verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft dat verzoek toegewezen in afwachting van beantwoording van prejudiciële vragen door het Hof van Justitie[2] en de rechtbank heeft het beroep van eiser aangehouden. De minister heeft het besluit van 21 april 2022 op 21 februari 2024 ingetrokken. Eiser heeft zijn beroep tegen dat besluit vervolgens ingetrokken. Met het bestreden besluit van 31 december 2024 heeft de minister opnieuw op de asielaanvraag beslist en deze opnieuw afgewezen als kennelijk ongegrond.

2.2. De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL25.400, op 4 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Eerdere procedures

  1. Eiser heeft eerder asielaanvragen gedaan, die allemaal zijn afgewezen. De eerste asielaanvraag van eiser is van 14 december 2010 en is met het besluit van 15 januari 2013 afgewezen als ongegrond. Het hiertegen ingestelde beroep is bij uitspraak van 13 december 2013 door deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, ongegrond verklaard.[3] Het besluit is met de uitspraak van de Afdeling van 29 juli 2014 onherroepelijk geworden.[4] De tweede asielaanvraag van eiser is van 14 maart 2014 en is met het besluit van 13 mei 2014 afgewezen onder verwijzing naar artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).[5] Het hiertegen ingestelde beroep is bij uitspraak van 5 februari 2015 door deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, ongegrond verklaard.[6] Het besluit is met de uitspraak van de Afdeling van 4 augustus 2015 onherroepelijk geworden.[7] De derde asielaanvraag van eiser is van 24 maart 2015 en is met het besluit van 3 april 2015 afgewezen onder verwijzing naar artikel 4:6 van de Awb. Het hiertegen ingestelde beroep is bij uitspraak van 1 mei 2015 door deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, ongegrond verklaard.[8] Het besluit is met de uitspraak van de Afdeling van 3 september 2015 onherroepelijk geworden.[9] De vierde asielaanvraag van eiser is van 22 februari 2017 en is met het besluit van 24 februari 2017 niet-ontvankelijk verklaard. Het hiertegen ingestelde beroep is bij uitspraak van 27 maart 2017 door deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, gegrond verklaard, met instandlating van de rechtsgevolgen.[10] Het hiertegen ingestelde hoger beroep is met de uitspraak van de Afdeling van 30 mei 2017 afgewezen.[11] De vijfde asielaanvraag van eiser is van 4 november 2018 en is met het besluit van 16 april 2019 niet-ontvankelijk verklaard. Het hiertegen ingestelde beroep is bij uitspraak van 20 mei 2019 door deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, ongegrond verklaard.[12] Tegen deze uitspraak zijn geen rechtsmiddelen aangewend. De afwijzing van eisers opvolgende aanvraag staat daarmee ook in rechte vast.

  2. Op 28 juli 2021 heeft eiser zijn huidige (zesde) asielaanvraag en zijn verzoek om heroverweging ingediend. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is in Nederland actief voor het Tamil Forum en voor het Tamil Coordinating Committee (TCC). Hij neemt deel aan verschillende bijeenkomsten van deze organisaties, waaronder de Heldendagen en verschillende herdenkingsbijeenkomsten. Tijdens deze bijeenkomsten maakt hij foto’s en video’s die op sociale media worden gepubliceerd. Op deze manier geeft hij uiting aan zijn politieke overtuiging, die inhoudt dat hij streeft naar een onafhankelijke staat voor de Tamils (Tamil Eelam). Het Tamil Forum is een organisatie die bij zogenoemde ‘Gazette’ van 25 februari 2021 door de Sri Lankaanse autoriteiten is verboden. Eiser heeft daarnaast gewezen op een uitspraak van het Britse Upper Tribunal van 27 mei 2021. Eiser stelt door zijn politieke activiteiten bij terugkeer naar Sri Lanka risico te lopen, omdat hij door zijn activiteiten in Nederland in de negatieve belangstelling van de Sri Lankaanse autoriteiten is komen te staan. Daarnaast zal hij zijn politieke activiteiten in Sri Lanka voortzetten en op die manier verder in de negatieve belangstelling van de autoriteiten komen te staan.

Het bestreden besluit

  1. Volgens de minister heeft eiser relevante nieuwe elementen en bevindingen aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Daarom heeft de minister de opvolgende asielaanvraag van eiser inhoudelijk beoordeeld. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:

(1) Identiteit, nationaliteit en herkomst; (2) Politieke overtuiging en activiteiten in Nederland.

5.1. De minister stelt zich hierover op het standpunt dat beide relevante elementen geloofwaardig zijn, maar dat de geloofwaardig geachte elementen niet tot de conclusie kunnen leiden dat eiser bij terugkeer naar Sri Lanka te vrezen heeft voor vervolging dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege zijn identiteit, nationaliteit of herkomst gevaar loopt of dat hij als gevolg van zijn politieke activiteiten in de negatieve belangstelling van de Sri Lankaanse autoriteiten staat. Daarom komt eiser niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning. Gelet op het feit dat het om een opvolgende aanvraag gaat, heeft de minister de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.[13]

Mocht de minister zich op het standpunt stellen dat eiser niet in de negatieve belangstelling van de Sri Lankaanse autoriteiten staat of komt te staan?

  1. Eiser betoogt dat de minister zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij niet in de negatieve belangstelling van de Sri Lankaanse autoriteiten staat of bij terugkeer zal komen te staan.

Politieke activiteiten in Nederland en Sri Lanka

  1. Eiser voert aan dat hij door zijn politieke activiteiten in de negatieve belangstelling van de Sri Lankaanse autoriteiten staat of bij terugkeer komt te staan. Eiser heeft in Nederland uiting gegeven aan zijn politieke overtuiging door de afgelopen tien jaar deel te nemen aan verschillende demonstraties en herdenkingsdagen van het Tamil Forum en het TCC. Tijdens deze bijeenkomsten werd niet alleen herdacht, maar bijvoorbeeld ook opgeroepen tot strafvervolging van de verantwoordelijken van de genocide en openlijk gepleit voor een Tamil Eelam. De rol van eiser tijdens deze bijeenkomsten was het maken van foto’s en video’s, waarbij hij ook kleding met het logo van de Tamiltijgers droeg. In de laatste jaren was eiser daarnaast betrokken bij de organisatie van deze bijeenkomsten. De minister moet het risico dat eiser loopt beoordelen binnen de context van het land van herkomst.[14] De Sri Lankaanse autoriteiten zien de politieke overtuiging van eiser als separatistisch sentiment, dat zij niet tolereren en dat zij vervolgen op grond van de Prevention of Terrorism Act(PTA), niet in de laatste plaats omdat het Tamil Forum en het TCC in Sri Lanka zijn verboden – waarbij de voorzitter van het TCC zelfs als terrorist is aangemerkt.[15] Sinds de Gazette van 30 mei 2025 is ook de Nederlandse afdeling van het TCC verboden. Het is volgens eiser aannemelijk dat de Sri Lankaanse autoriteiten op de hoogte zijn van zijn politieke activiteiten in Nederland. Omdat eiser eerder voor de Sri Lankaanse autoriteiten is gepresenteerd, weten zij van zijn verblijf in Nederland. Daarnaast blijkt uit het thematisch ambtsbericht dat de Sri Lankaanse autoriteiten de activiteiten van de Tamildiaspora actief monitoren. Voor het standpunt van de minister dat de aandacht van de Sri Lankaanse autoriteiten zich beperkt tot prominente activisten, bestaat geen grondslag in het thematisch ambtsbericht. Als eiser in Sri Lanka met zijn politieke activiteiten doorgaat, komt hij bovendien verder in de negatieve belangstelling te staan. Het opkomen voor een Tamil Eelam en het tonen van een Tamiltijgerlogo leidt immers tot arrestatie, repressie en strafrechtelijke vervolging. Dit vormt echter wel een essentieel onderdeel van de politieke overtuiging van eiser, waardoor van hem niet kan worden verwacht dat hij dit verborgen houdt en waardoor dit een centrale plaats in de beoordeling van zijn asielaanvraag moet innemen.[16]

7.1. Dit betoog slaagt niet. De minister stelt zich in de eerste plaats terecht op het standpunt dat eiser vanwege zijn politieke activiteiten in Nederland niet al in de negatieve belangstelling van de Sri Lankaanse autoriteiten staat. Uit het thematisch ambtsbericht blijkt dat de Sri Lankaanse autoriteiten vooral een verhoogde aandacht zouden hebben voor personen die prominent actief waren voor verboden Tamilorganisaties of die zich openlijk hadden uitgelaten voor een onafhankelijk Tamil Eelam.[17] Op zitting heeft eiser bevestigd dat zijn politieke activiteiten in Nederland bestaan uit het deelnemen aan bijeenkomsten van Tamilorganisaties en het maken van foto’s en video’s op deze bijeenkomsten. De minister wijst er terecht op dat deze politieke activiteiten van zodanig beperkte omvang zijn dat eiser niet als ‘prominent’ kan worden aangemerkt, waardoor niet valt in te zien waarom de Sri Lankaanse autoriteiten hun aandacht op eiser zouden vestigen. Dat het Nederlandse TCC, waarvoor eiser actief is geweest, met de Gazette van 30 mei 2025 is verboden en dat eiser in het verleden bij de Sri Lankaanse autoriteiten is gepresenteerd, maakt dat niet anders. Dat laat onverlet dat uit de hiervoor aangehaalde passage uit het thematisch ambtsbericht volgt dat de negatieve aandacht van de Sri Lankaanse autoriteiten zich vooral richt op prominente activisten. Verder stelt de minister zich terecht op het standpunt dat eiser bij terugkeer niet in de negatieve belangstelling van de Sri Lankaanse autoriteiten zal komen te staan. Uit het thematisch ambtsbericht volgt dat in Sri Lanka in toenemende mate ruimte ontstaat voor discussies over Tamilherdenkingen en de roep om berechting vanuit de Tamilgemeenschap, en dat er ook ruimte ontstaat voor demonstraties. Het enkel verlangen naar of het uitspreken van de wens om een Tamil Eelam leidt niet onmiddellijk tot vervolging: de autoriteiten zouden slechts een verhoogde aandacht hebben voor personen die prominent actief zijn voor verboden Tamilorganisaties of die zich openlijk hebben uitgelaten voor een onafhankelijk Tamil Eelam.[18] Eiser heeft weliswaar verklaard bij terugkeer naar Sri Lanka foto’s van onrechtvaardigheden te willen gaan maken en die overal op internet te willen gaan plaatsen,[19] maar de minister stelt terecht dat dit niet strookt met de terughoudende opstelling die eiser tot nu toe in Nederland heeft ingenomen, zodat het niet aannemelijk is dat eiser hiertoe zal overgaan. Het is ook niet aannemelijk dat eiser door het uiten van zijn politieke overtuiging met Tamiltijgersymbolen een risico op vervolging loopt. Uit het thematisch ambtsbericht blijkt weliswaar dat het tonen van (verboden) Tamiltijgersymbolen in sommige gevallen leidt tot arrestatie en/of kortdurende detentie,[20] maar daaruit kan niet worden afgeleid dat het (enkele) tonen van Tamiltijgersymbolen leidt tot een vervolging in de zin van artikel 1(A), tweede lid, van het Vluchtelingenverdrag.[21]

Op de luchthaven 8. Eiser betoogt dat hij dat hij bij aankomst op de luchthaven in de negatieve belangstelling van de Sri Lankaanse autoriteiten komt te staan. Bij de grenscontrole zal eiser opvallen, omdat hij met een laissez-passer zal moeten terugkeren. Hij zal daarom worden onderworpen aan een nader onderzoek. Dit onderzoek is gericht op het identificeren van personen die een bedreiging vormen voor de Sri Lankaanse staat, bijvoorbeeld vanwege betrokkenheid bij verboden organisaties of het uiten van separatistische sentimenten. De Sri Lankaanse autoriteiten zullen eiser en zijn politieke activiteiten opmerken door het gebruik van gezichtsherkenningstechnologie.[22]

8.1. Dit betoog slaagt niet. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat eiser bij aankomst op de luchthaven niet in een zodanig negatieve belangstelling komt te staan dat hij voor vervolging heeft te vrezen. Eiser voert op zichzelf genomen terecht aan dat de Sri Lankaanse autoriteiten op de luchthaven ondervragingen uitvoeren met het oog op criminele antecedenten en activiteiten in het buitenland, bijvoorbeeld activiteiten voor Tamilorganisaties.[23] De minister heeft terecht gesteld dat eiser geen criminele antecedenten heeft en, gelet op wat onder 7.1 is overwogen, het niet aannemelijk is dat de Sri Lankaanse autoriteiten op de hoogte zijn van de politieke activiteiten van eiser in Nederland. Verder is het niet aannemelijk dat eiser of zijn politieke activiteiten door middel van gezichtsherkenningstechnologie zullen worden opgemerkt, omdat het thematisch ambtsbericht expliciet vermeldt dat deze gezichtsherkenningstechnologie niet wordt ingezet om Tamils te herkennen die zich in het buitenland voor de Tamilzaak hebben ingezet.[24] Dat activiteiten voor Tamilorganisaties in Sri Lanka onder de PTA strafbaar zijn, doet aan deze vermelding in het ambtsbericht niet af. Het is daarom niet aannemelijk dat eiser bij terugkeer uit Sri Lanka aan ondervragingen zal worden onderworpen. Daar komt, tot slot, nog bij dat de minister terecht stelt dat ook uit het feit dat terugkeerders worden ondervraagd niet van een risico op vervolging blijkt, omdat ondervragingen doorgaans slechts enkele uren duren en dat terugkeerders de luchthaven daarna mogen verlaten.[25]

Conclusie over deze beroepsgrond

  1. Het betoog van eiser slaagt niet. De minister heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet in de negatieve belangstelling van de Sri Lankaanse autoriteiten staat of bij terugkeer komt te staan.

Mocht de minister de aanvraag van eiser afwijzen als kennelijk ongegrond?

  1. Eiser betoogt dat de minister de aanvraag niet mocht afwijzen als kennelijk ongegrond. In het geval van eiser is er een lange en complexe procedure is geweest, waarbij onder andere prejudiciële vragen zijn afgewacht en meerdere gehoren hebben plaatsgevonden. Een asielaanvraag kan onder die omstandigheden niet worden afgewezen als kennelijk ongegrond. Daar komt nog bij dat de afwijzing als kennelijk ongegrond tot gevolg heeft dat het indienen van beroep geen schorsende werking heeft, dat eiser gedurende de beroepsprocedure geen recht heeft op opvangvoorzieningen en dat hij slechts een beperkte tijd krijgt om zijn zaak zorgvuldig aan de rechtbank voor te leggen.

10.1. Dit betoog slaagt niet. De minister kan een asielaanvraag afwijzen als kennelijk ongegrond als het gaat om een opvolgende asielaanvraag die niet met toepassing van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d of e, van de Vw 2000 niet-ontvankelijk is verklaard.[26] Het is dus niet, zoals eiser stelt, van belang of de asielprocedure complex is geweest en of er meerdere gehoren hebben plaatsgevonden. In het geval van eiser is sprake van een opvolgende aanvraag die de minister niet als niet-ontvankelijk heeft afgedaan, zodat de minister de asielaanvraag van eiser – gelet ook op wat hiervoor onder 9 is overwogen – mocht afwijzen als kennelijk ongegrond. De gevolgen die een afwijzing in het algemeen heeft voor de opvangvoorzieningen van eiser en de gevolgen die een afdoening als kennelijk ongegrond heeft voor een eventuele beroepsprocedure zijn door de wetgever voorzien.[27] De rechtbank ziet daarom niet in waarom de minister bij het bepalen van de afdoeningswijze rekening moet houden met de gevolgen van die afdoeningswijze voor opvangvoorzieningen of een beroepsprocedure.

Heeft de minister het verzoek om heroverweging op de juiste wijze behandeld? 11. Eiser betoogt dat de minister zijn verzoek om heroverweging ten onrechte niet inhoudelijk heeft behandeld. Daarbij is van belang dat eiser al in 2014 heeft gemeld dat hij jaarlijks deelnam aan bijeenkomsten gericht op Tamil Eelam en uit het algemeen ambtsbericht inzake Sri Lanka uit 2013 volgt dat separatisten worden vervolgd.

11.1. Dit betoog slaagt. Een verzoek om heroverweging is iets anders dan een opvolgende aanvraag. Met een verzoek om heroverweging stelt de vreemdeling immers dat een eerder afgewezen asielaanvraag alsnog met terugwerkende kracht moet worden ingewilligd,[28] terwijl de vreemdeling met een opvolgende asielaanvraag stelt dat hij vanwege nieuwe feiten en bevindingen nu (wel) in aanmerking komt voor een asielstatus. Doet de vreemdeling tegelijkertijd een opvolgende asielaanvraag en een verzoek om heroverweging, dan moet de minister daar gelijktijdig op beslissen.[29] Partijen zijn het erover eens dat de minister in het bestreden besluit niet op het verzoek om heroverweging heeft beslist, terwijl dat wel had gemoeten. Het bestreden besluit is in zoverre gebrekkig en de rechtbank ziet geen aanleiding om dit gebrek, zoals de minister heeft verzocht, te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. De rechtbank ziet wel aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het bestreden besluit in stand te laten, omdat de minister op de zitting alsnog heeft gemotiveerd waarom het verzoek om heroverweging van eiser wordt afgewezen. De minister heeft op de zitting namelijk gesteld dat het nog altijd niet aannemelijk is dat eiser in de negatieve belangstelling van de Sri Lankaanse autoriteiten staat en daarom geen aanleiding bestaat om de eerdere afwijzing van de tweede asielaanvraag van eiser te heroverwegen. De rechtbank kan dat standpunt, gelet op wat zij hierboven onder 7 tot en met 9 heeft overwogen, volgen.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is gegrond, omdat de minister niet op het verzoek om heroverweging heeft beslist. Dat betekent dat de rechtbank het bestreden besluit zal vernietigen voor zover daarin niet is beslist op het verzoek om heroverweging. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het bestreden besluit echter in stand (zie onder 11.1). Dat betekent dat eiser uiteindelijk geen gelijk krijgt en de afwijzingen van zijn asielaanvraag en zijn verzoek om heroverweging in stand blijven.

12.1. Omdat het beroep gegrond is, moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,-, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen (2 punten van elk € 907,-). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus-Visschers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Zoals bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).

Rb. Den Haag (zp Arnhem) (vzr.) 18 juli 2022, zaaknummer NL22.7041 (niet gepubliceerd).

Zaaknummer AWB 13/3415 (niet gepubliceerd).

Zaaknummer 201400381/1/V2.

In artikel 4:6 van de Awb staat dat de aanvrager die na een geheel of gedeeltelijke afwijzing een nieuwe aanvraag doet, nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moet vermelden. Als de aanvrager dat niet doet, kan het bestuursorgaan (kort gezegd) de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.

Zaaknummer AWB 14/11845 (niet gepubliceerd).

Zaaknummer 201501882/1/V2 (niet gepubliceerd).

Zaaknummer AWB 15/7049 (niet gepubliceerd).

Zaaknummer 201503818/1/V2 (niet gepubliceerd).

Zaaknummer AWB 17/4889 (niet gepubliceerd).

Zaaknummer 201702753/1/V2 (niet gepubliceerd).

Zaaknummer NL19.9024 (niet gepubliceerd).

Dat is mogelijk op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000.

Eiser wijst op HvJEU 21 september 2023, C-151/22, ECLI:EU:C:2023:688, r.o. 45.

Eiser wijst ter onderbouwing op verschillende passages uit het Thematisch ambtsbericht Tamils in Sri Lanka juni 2024 (thematisch ambtsbericht).

Eiser wijst op HvJEU 21 september 2023, C-151/22, ECLI:EU:C:2023:688, r.o. 30, 33 en 49.

Zie het thematisch ambtsbericht, p. 70.

Zie het thematisch ambtsbericht, p. 42, 66 en 70.

Zie het verslag van het aanvullend gehoor van 27 juni 2024, p. 19.

Zie het thematisch ambtsbericht, p. 57.

Zie ook Rb. Den Haag (zp Arnhem) 13 mei 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:8404, r.o. 9.1.

Eiser wijst op het artikel ‘Facial Recognition System at BIA to nab criminals’ uit de Sri Lankaanse Sunday Observer van 7 januari 2024.

Dat blijkt uit het thematisch ambtsbericht, p. 64-65.

Zie het thematisch ambtsbericht, p. 66.

Zie het thematisch ambtsbericht, p. 64.

Dat staat in artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000.

Vergelijk bijvoorbeeld artikel 45, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 83, derde lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.

Vergelijk ABRvS 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1430, r.o. 4.3.

ABRvS 9 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:37, r.o. 2.2. Zie ook het Informatiebericht 2025/25.


Voetnoten

Zoals bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).

Rb. Den Haag (zp Arnhem) (vzr.) 18 juli 2022, zaaknummer NL22.7041 (niet gepubliceerd).

Zaaknummer AWB 13/3415 (niet gepubliceerd).

Zaaknummer 201400381/1/V2.

In artikel 4:6 van de Awb staat dat de aanvrager die na een geheel of gedeeltelijke afwijzing een nieuwe aanvraag doet, nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moet vermelden. Als de aanvrager dat niet doet, kan het bestuursorgaan (kort gezegd) de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.

Zaaknummer AWB 14/11845 (niet gepubliceerd).

Zaaknummer 201501882/1/V2 (niet gepubliceerd).

Zaaknummer AWB 15/7049 (niet gepubliceerd).

Zaaknummer 201503818/1/V2 (niet gepubliceerd).

Zaaknummer AWB 17/4889 (niet gepubliceerd).

Zaaknummer 201702753/1/V2 (niet gepubliceerd).

Zaaknummer NL19.9024 (niet gepubliceerd).

Dat is mogelijk op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000.

Eiser wijst op HvJEU 21 september 2023, C-151/22, ECLI:EU:C:2023:688, r.o. 45.

Eiser wijst ter onderbouwing op verschillende passages uit het Thematisch ambtsbericht Tamils in Sri Lanka juni 2024 (thematisch ambtsbericht).

Eiser wijst op HvJEU 21 september 2023, C-151/22, ECLI:EU:C:2023:688, r.o. 30, 33 en 49.

Zie het thematisch ambtsbericht, p. 70.

Zie het thematisch ambtsbericht, p. 42, 66 en 70.

Zie het verslag van het aanvullend gehoor van 27 juni 2024, p. 19.

Zie het thematisch ambtsbericht, p. 57.

Zie ook Rb. Den Haag (zp Arnhem) 13 mei 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:8404, r.o. 9.1.

Eiser wijst op het artikel ‘Facial Recognition System at BIA to nab criminals’ uit de Sri Lankaanse Sunday Observer van 7 januari 2024.

Dat blijkt uit het thematisch ambtsbericht, p. 64-65.

Zie het thematisch ambtsbericht, p. 66.

Zie het thematisch ambtsbericht, p. 64.

Dat staat in artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000.

Vergelijk bijvoorbeeld artikel 45, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 83, derde lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.

Vergelijk ABRvS 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1430, r.o. 4.3.

ABRvS 9 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:37, r.o. 2.2. Zie ook het Informatiebericht 2025/25.