Artikel 106
1. Indien de rechtbank de opheffing van een maatregel strekkende tot vrijheidsontneming of -beperking beveelt, dan wel de vrijheidsontneming of -beperking reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing van die maatregel wordt opgeheven, kan zij aan de vreemdeling een vergoeding ten laste van de Staat toekennen. Onder schade is begrepen het nadeel dat niet in vermogensschade bestaat. De artikelen 534 en 536 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing. Indien de vreemdeling na het indienen van zijn verzoek is overleden, geschiedt de toekenning ten behoeve van zijn erfgenamen.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing, indien de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de opheffing van de maatregel strekkende tot vrijheidsontneming of -beperking beveelt.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBDHA:2025:15683 - Rechtbank Den Haag - 21 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:15188 - Rechtbank Den Haag - 14 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:16853 - Onrechtmatige bewaring door gebrek aan reëel uitzicht op tijdige asielprocedure - 12 september 2025
De rechtbank oordeelt dat een vreemdelingenbewaring onrechtmatig wordt zodra de minister weet dat de asielprocedure niet voor het einde van de maximale bewaringsduur kan worden afgerond. Het herhalen van een verzoek om vervroeging zonder nieuwe gronden kwalificeert niet als de vereiste voortvarende inspanning.