Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6388 - Rechtbank legt recidiverende dief een voorwaardelijke ISD-maatregel op als allerlaatste kans - 24 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:638824 september 2025

Essentie

De rechtbank veroordeelt een stelselmatige dader voor meerdere diefstallen. Ondanks een negatief reclasseringsadvies en een omvangrijk strafblad, legt de rechtbank een voorwaardelijke ISD-maatregel op als laatste kans, gekoppeld aan een particulier behandeltraject in het buitenland dat door de verdachte zelf wordt geïnitieerd en gefinancierd.

Uitspraak inhoud

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummer: 02-095626-25; 01-388788-24 (tul)

vonnis van de meervoudige kamer van 24 september 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte] geboren op [geboortedag] 1976 te [plaats 1] wonende te [adres 1] gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Grave raadsvrouw mr. S.M. Hoogenraad, advocaat te Zoetermeer

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 september 2025, waarbij de officier van justitie mr. G. Smid en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: feit 1: een fiets heeft gestolen van [benadeelde 1] ;feit 2: een auto van [benadeelde 2] heeft gestolen dan wel die auto heeft geheeld;feit 3: autosleutels van [benadeelde 2] heeft gestolen dan wel de autosleutels heeft geheeld;feit 4: een fiets heeft gestolen van [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] ;feit 5: een elektrische fiets heeft gestolen van [benadeelde 5] .

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de (primair) ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.

4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging bepleit vrijspraak voor de door verdachte ontkende feiten 2 en 3. De vriendin van verdachte heeft op 26 april 2025 geschreven dat er in de dagen tussen 23 en 25 maart 2025 een vriend van verdachte hij hen verbleef. Verdachte heeft op zitting de naam genoemd en is zelf niet van een foto herkend door aangever. Voor de door verdachte bekende feiten 1, 4 en 5 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

4.3.1 De bewijsmiddelen Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.

4.3.2 De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs Feit 2 en 3 Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangever [benadeelde 2] op 24 maart 2025 zijn zwarte Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] (hierna: de Caddy) parkeerde met de neus richting zijn moestuin aan de [adres 2] . De contactsleutels had hij in de middenconsole geplaatst. Tijdens zijn werkzaamheden zag hij rond 10:05 uur dat zijn Caddy opeens wegreed in de richting van de dijk, genaamd de [straat 1] .

Ongeveer 5 min daarvoor kwam er een man op een witte scooter naar aangever toegereden, die hem vroeg naar een Jumbo supermarkt. Op het moment dat de man aan aangever de weg vroeg, stond de man naast de Caddy, waardoor de man zicht had op de binnenzijde. De man op de scooter was de enige persoon in de omgeving op het moment dat hij naar de weg vroeg. De man reed vervolgens op de scooter rechtdoor in de richting van de dijk. Ongeveer 5 minuten later werd de Caddy gestolen, die in de richting van de dijk wegreed.

De enige tijd later ter plaatse gekomen politie treft op de hoek [straat 2] met de [straat 1] op de [straat 1] tegenover huisnummer [nummer] een geparkeerde witte scooter aan. De op de [straat 1] wonende nicht van aangever had de man op de witte scooter ook gezien en volgens haar was de witte scooter op de [straat 1] van die man. Vervolgens bleek de scooter in kwestie op naam te staan van de vriendin van verdachte. Diverse personen uit de buurt gaven aan dat ze de scooter niet kennen uit de buurt en dat de bestuurder van deze scooter in de ochtend al meerdere keren langs was gereden. Op camerabeelden van een woning aan de [adres 3] hebben twee verbalisanten vervolgens een man gezien op een witte scooter die overeenkwam met de RDW-foto van verdachte. Deze man droeg geen helm en had een donkerkleurig vest aan, lichtkleurige spijkerbroek en witkleurige schoenen.

Op enig moment werden de verbalisanten gewenkt door een buurtbewoner welke aangaf dat die man op de scooter zojuist aangekomen was en zijn scooter op kwam halen. De verbalisanten renden vervolgens naar de scooter waar zij verdachte troffen die net zijn scooter op wilde halen. Verdachte had op dat moment nog steeds dezelfde kleren aan en droeg enkel andere schoenen. Daarna is verdachte om 12:15 uur aangehouden.

Toen de politie die middag naar de woning van de vriendin van verdachte in [plaats 2] ging, verklaarde zij dat verdachte al weg was toen zij die ochtend wakker werd. Hij was in ieder geval thuis toen ze een gesprek hadden met een financieel adviseur om 11:30 uur. Daarna is verdachte met een buurvrouw naar [plaats 3] gegaan, omdat zijn scooter nog in [plaats 3] stond. Vervolgens zag de politie op het aanrechtblad in de keuken een autosleutel liggen, die later van de Caddy bleek te zijn. De autosleutel lag bovenop een sigarettenpakje naast een pot shag die volgens de vriendin van verdachte waren.

Omdat op camerabeelden te zien was dat de Caddy al vlak na de diefstal in [plaats 2] rijdt, informeerde een verbalisant op 25 maart 2025 bij de woningbouwvereniging of aan de woning van de vriendin van verdachte een garagebox of schuur verbonden is. In een door de vriendin gehuurde losse garagebox werd vervolgens de Caddy aangetroffen.

Gelet op het voorgaande kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte de Caddy (feit 2) en de bijbehorende autosleutel (feit 3) heeft gestolen. Daarbij is juridisch gezien sprake van eendaadse samenloop.

4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

feit 1 op 14 november 2024 te [plaats 2], gemeente Altena, een fiets, die aan [benadeelde 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;

feit 2 primair op 24 maart 2025 te [plaats 3], gemeente Altena, een auto, die aan [benadeelde 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;

feit 3 primair op 24 maart 2025 te [plaats 3], gemeente Altena, een autosleutel, die aan [benadeelde 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;

feit 4 op 26 maart 2025 te [plaats 4], gemeente Altena, een fiets, die aan [benadeelde 4] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;

feit 5 op 26 maart 2025 te [plaats 5], gemeente Altena, een elektrische fiets, die aan [benadeelde 5] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar.

6.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging verzoekt de rechtbank primair om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf gelijk aan de duur van zijn voorarrest en verdachte per direct in vrijheid te stellen. Subsidiair verzoekt de verdediging aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van één jaar met een proeftijd van drie jaren.

6.3 Het oordeel van de rechtbank De ernst van de feiten en de persoon van verdachte Op 24 maart 2025 heeft verdachte een auto gestolen en op 26 maart 2025 twee fietsen. Een fiets stelen deed hij ook al vier maanden eerder. Daarmee heeft de inmiddels 49-jarige verdachte wederom voor overlast en schade gezorgd. Hij heeft namelijk een strafblad van meer dan twintig pagina’s vol diefstallen, al dan niet met braak en/of in vereniging met een ander.

Voor die diefstallen heeft verdachte al vaak (langere) gevangenisstraffen gekregen, waarvan sommige met een voorwaardelijk deel met bijzondere voorwaarden waaronder inzet van hulpverleningsinstanties. In juli 2023 is hem nog een ISD-maatregel opgelegd voor de duur van een jaar. Al die strafrechtelijke reacties vormen voor verdachte blijkbaar geen reden om zijn leven een delictvrije wending te geven. Ook een eerdere voorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar uit juni 2017 heeft indertijd onvoldoende indruk gemaakt. Die is namelijk op 21 januari 2020 omgezet in een onvoorwaardelijk ISD-maatregel van twee jaar. Bovendien wordt nu ook de tenuitvoerlegging gevraagd van een op 10 maart 2025 door de politierechter in Den Bosch opgelegde gevangenisstraf met een voorwaardelijk deel van 74 dagen. Veertien dagen na dat vonnis steelt verdachte een auto en twee dagen daarna twee fietsen.

De deskundigen De deskundige [persoon 1] van de Verslavingsreclassering GGZ heeft op de zitting een onvoorwaardelijke ISD geadviseerd conform het rapport over verdachte van 4 augustus 2025, omdat zij geen mogelijkheid ziet om met voorwaarden en/of toezicht de risico's te beperken. Gezien de voortdurende overlast gevende criminaliteit in combinatie met het hoge recidiverisico is de enige manier om deze overlast tegen te gaan het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De reclassering acht deze maatregel noodzakelijk om het recidiverisico terug te dringen en om verdachte de kans aan te bieden om gebruik te maken van de mogelijkheden die de ISD-maatregel kan bieden. Het voordeel van een traject binnen de onvoorwaardelijke ISD-maatregel is dat betrokkene bij terugval in gebruik en/of recidive direct teruggeplaatst kan worden in detentie voor een time-out. Daardoor kan verdere afglijding en schade aan de maatschappij voorkomen worden. Dit creëert tevens de mogelijkheid tot aanscherping c.q. aanpassing van het re-integratieplan. Gezien het verloop van eerder ingezette interventies en doorlopen (on)voorwaardelijke ISD-maatregelen heeft de reclassering sterke twijfels of verdachte deze keer wel zijn lering zal trekken uit een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.

Ook de bijdrage van de door de verdediging meegenomen en op zitting gehoorde ervaringsdeskundige [persoon 2] heeft deskundige [persoon 1] niet tot een ander inzicht en advies gebracht. Verdachte heeft na ontvangst van het reclasseringsrapport van 4 augustus 2025 zelf contact opgenomen met [persoon 2] , omdat het rapport voor verdachte voelde als een doodvonnis. [persoon 2] is voor verdachte de enige die hem kan helpen buiten de ISD-maatregel te laten zien dat hij nu echt een andere weg in wil slaan. Verdachte wil onder geen beding de relatie met zijn vriendin en haar omgeving kwijtraken. Die zijn hem blijven steunen, ook nu hij in voorarrest zit.

[persoon 2] heeft toegelicht dat hij ook als freelance trainer binnen penitentiaire inrichtingen werkt. [persoon 2] heeft helder uitgelegd welke mogelijkheid er is voor verdachte om buiten (de ISD-maatregel) zelf stappen te zetten voor een verslavings- en delictvrije toekomst. Dat begint met een door verdachte zelf betaalde opname van een aantal weken in een kliniek in Portugal. De op de publieke tribune aanwezige bewindvoerder van het testament van de vader van verdachte, mevrouw [persoon 3] , heeft daaraan al haar (financiële) medewerking toegezegd. Die klinische opname is vooral gericht op het ‘mindsetten’ van verdachte. Het gaat er volgens [persoon 2] om dat verdachte niet blijft hangen in ‘een diarree van woorden’, maar bij zichzelf naar binnen gaat en de kern van zijn pijn zoekt. Uit ervaring weet [persoon 2] dat intrinsieke motivatie daarbij van doorslaggevend belang is. Gelet op de leeftijd van verdachte ziet [persoon 2] dit echt als de laatste kans voor verdachte. [persoon 2] zal in het traject buiten ook contact houden met verdachte. Als hij in dat traject ook maar één misstap begaat, moet verdachte wat [persoon 2] betreft als ‘kansloos’ worden bestempeld.

Het oordeel van de rechtbank De rechtbank oordeelt dat is voldaan aan alle eisen die de wet aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt. Dat betekent dat aan verdachte een ISD-maatregel kan worden opgelegd. De rechtbank acht dit ook passend. Hoewel de reclassering er geen vertrouwen in heeft dat een voorwaardelijke ISD-maatregel verdachte daadwerkelijk tot een structurele gedragsverandering zal brengen, zal de rechtbank verdachte die allerlaatste kans toch geven. De redenen daarvoor zijn de volgende.

Verdachte is op een leeftijd gekomen dat als hij nu niet aan zichzelf werkt ter voorkoming van crimineel gedrag, de rechtbank het zeer waarschijnlijk acht hij in dat gedrag de rest van zijn leven zal blijven hangen. Hijzelf en de samenleving hebben daar dan veel last van. Dit lijkt verdachte te beseffen. Daar komt bij dat hij zegt gemotiveerd te zijn voor de opname in de kliniek in Portugal en dat hij vertrouwen heeft in de deskundige [persoon 2] . Een extra motivatie voor hem is dat als hij niet aan zichzelf werkt, hij de maandelijkse uitkering uit de ruime nalatenschap van zijn vader zal verliezen. Hij dreigt dan ook de relatie kwijt te raken met zijn vriendin, die niet in een crimineel circuit verkeert, met de daaraan gekoppelde gevolgen voor zijn wonen (verdachte woont bij haar in). Daarmee lijkt een voorwaardelijke ISD meer kans op succes te bieden voor verdachte dan een onvoorwaardelijke ISD, die al eerder zonder het gewenste resultaat is beëindigd. Mocht verdachte zich niet aan de voorwaarden voor de ISD houden, dan zal deze omgezet worden in een onvoorwaardelijke ISD.

Kortom: de voorwaardelijke ISD is een allerlaatste kans voor verdachte waarbij de bal echt aan zijn voet ligt. Een volgende keer hoeft verdachte bij de rechtbank niet meer aan te komen met omstandigheden buiten zichzelf, waardoor hij ondanks zijn intrinsieke motivatie weer “door het ijs zakt”, zoals hij het op zitting bij herhaling heeft genoemd. Het is nu erop of eronder voor hem.

Bij de voorwaardelijke ISD beperkt de taak van de reclassering zich tot toezicht op het verloop van het particuliere traject van verdachte. Daartoe moet verdachte de reclassering wekelijks op de hoogte houden met verifieerbare informatie van de kliniek en later [persoon 2] en van zijn testamentair bewindvoerder [persoon 3] .

De rechtbank zal verdachte een geheel voorwaardelijke ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaren, waarbij de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, niet in mindering zal worden gebracht op de duur van de maatregel, omdat de rechtbank taxeert dat verdachte die twee jaren nodig heeft om met succes het ISD traject af te ronden De rechtbank stelt daarbij een proeftijd van twee jaren en zal slechts een paar bijzondere voorwaarden opleggen die zien op zijn particuliere traject.

7 De benadeelde partij

7.1 Benadeelde partij [benadeelde 1] De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 2.349,- aan materiële schade voor het bewezenverklaarde feit 1.

De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. Ter zitting is echter gebleken dat verdachte het schadebedrag van de benadeelde partij al heeft betaald . Daarom zal de rechtbank de vordering afwijzen.

7.2 Benadeelde partij [benadeelde 4] De benadeelde partij [benadeelde 4] vordert een schadevergoeding van € 850,-, waarvan € 350,- aan materiële en € 500,- aan immateriële schade, voor het bewezenverklaarde feit 4.

De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.

Materiële schade De rechtbank is van oordeel dat de schade in een voldoende verband staat met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Nu deze kosten niet zijn betwist, zal de rechtbank de vordering in zoverre toewijzen.

Immateriële schade De rechtbank is van oordeel dat er voor toewijzing van de immateriële schade geen wettelijke grondslag is als vereist volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Daarom zal zij zal het immateriële deel van de vordering afwijzen.

De schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente Het toe te wijzen bedrag van € 350,- aan materiële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2025. De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8 De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 74 dagen ten uitvoer zal worden gelegd, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 10 maart 2025, parketnummer 01-388788-24. Indien de rechtbank overgaat tot de oplegging van de ISD-maatregel en toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging verzoekt de officier van justitie dat eerst de ten uitvoer gelegde straf zal worden uitgezeten.

8.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging verzoekt de rechtbank primair de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Subsidiair verzoekt zij de proeftijd te verlengen met één jaar en de bijzondere voorwaarden te wijzigen, in die zin dat verdachte meewerkt aan de (klinische) behandeling via [hulpverlener] .

8.3 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank stelt vast dat verdachte zich niet heeft gehouden aan de algemene voorwaarde dat hij geen nieuwe strafbare feiten mag plegen. De bewezenverklaarde feiten 4 en 5 zijn namelijk een dag na het ingaan van de proeftijd gepleegd. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging in beginsel worden toegewezen. De rechtbank zal daartoe echter niet overgaan, omdat de rechtbank dat niet opportuun acht gelet op de opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel. Wel zal de rechtbank de voorwaarden wijzigen in die zin dat de bijzondere voorwaarden komen te vervallen. Dat past allereerst bij de laatste kans die de rechtbank verdachte geeft, waarbij hij helemaal zelf verantwoordelijk is voor zijn traject. Het doet daarnaast recht aan de reclassering die op zitting bij monde van deskundige [persoon 1] gemotiveerd heeft herhaald waarom zij inhoudelijke begeleiding van verdachte niet meer ziet zitten.

9 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38m, 38n, 38p, 55 (feit 2 primair en feit 3 primair), 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10 De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1: diefstal; feit 2 primair: diefstal; feit 3 primair: diefstal; feit 4: diefstal; feit 5: diefstal;

  • verklaart verdachte strafbaar;

Maatregel

  • gelast de plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van2 (twee) jaren;

  • bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd van twee jaren een of meer van na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;

  • stelt als algemene voorwaarde:

***** dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

  • stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat verdachte zich (particulier) klinisch laat opnemen bij de door [persoon 2] op zitting genoemde kliniek in Portugal en zich (particulier) laat begeleiden door [persoon 2] . Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de kliniek geeft voor de behandeling;
  • dat verdachte binnen drie werkdagen na de uitspraak van dit vonnis de reclassering op de hoogte brengt van naam en adres van de genoemde kliniek, het aangeboden programma, en de voortgang van de aanmelding en acceptatie in de kliniek;
  • dat verdachte de reclassering wekelijks op de hoogte houdt van het verloop van zijn (particuliere) traject met verifieerbare informatie van de kliniek en later [persoon 2] en van zijn testamentair bewindvoerder [persoon 3] ;
  • de van rechtswege geldende voorwaarden daarbij zijn:
  • dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
  • dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht;
  • geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden;

Benadeelde partij [benadeelde 1] (feit 1)

  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] af;

  • veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 1] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;

Benadeelde partij [benadeelde 4] (feit 4)

  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 4] van € 350,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2025 tot aan de dag der voldoening;

  • wijst de vordering voor zover dit ziet op het immateriële gedeelte af;- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;

  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 4] , € 350,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2025 tot aan de dag der voldoening;

  • bepaalt dat bij niet betaling 7 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;

  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

Vordering tenuitvoerlegging

  • wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 01-388788-24 af en wijzigt de bij het vonnis van 10 maart 2025 opgelegde bijzondere voorwaarden in die zin dat deze komen te vervallen. De voorwaarden die resteren, is de algemene voorwaarde die als volgt luidt:

***** dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

Voorlopige hechtenis

  • heft het bevel tot voorlopige hechtenis op.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.K.J. van der Wal, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en mr. R.J.H. de Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 september 2025.

Bijlage I

De tenlastelegging

1 hij op een tijdstip in of omstreeks de periode 14 november 2024 tot en met 27 november 2024 te [plaats 2], gemeente Altena een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; ( art 310 Wetboek van Strafrecht )

2 hij op of omstreeks 24 maart 2025 te [plaats 3], gemeente Altena een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een eerder gestolen sleutel (van die [benadeelde 2] voornoemd); ( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 maart 2025 tot en met 25 maart 2025 te [plaats 3] en/of [plaats 2], gemeente Altena, een auto, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof ( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )

3 hij op of omstreeks 24 maart 2025 te [plaats 3], gemeente Altena autosleutel(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; ( art 310 Wetboek van Strafrecht )

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 maart 2025 tot en met 25 maart 2025 te [plaats 3] en/of [plaats 2], gemeente Altena, sleutel(s), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof ( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )

4 hij op of omstreeks 26 maart 2025 te [plaats 4], gemeente Altena een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; ( art 310 Wetboek van Strafrecht )

5 hij op of omstreeks 26 maart 2025 te [plaats 5], gemeente Altena een elektrische fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen; ( art 310 Wetboek van Strafrecht )