ECLI:NL:RBROT:2025:11327 - Rechtbank Rotterdam - 10 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team straf 2
Parketnummer: 10/017981-21 Datum uitspraak: 10 september 2025 Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990, ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres] , [postcode] te [plaats] , raadsman mr. E.J.M. van Daalhuizen, advocaat te Rotterdam.
1 Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 september 2025.
2 Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. Kort gezegd wordt hem verweten dat hij op 19 januari 2021 geprobeerd heeft iemand zwaar te mishandelen, twee keer de plaats van een door hem veroorzaakt ongeval heeft verlaten en gevaarlijk heeft gereden. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3 Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
4 Waardering van het bewijs
4.1. Bewijswaardering
Feit 1, poging zware mishandeling
4.1.1. Standpunt verdediging De raadsman heeft bepleit dat de verdachte, ondanks dat hij de onder 1 ten laste gedraging bekent, dient te worden vrijgesproken. De verdachte was, gelet op zijn psychische toestand ten tijde van het onder 1 ten laste gelegde, niet in staat een rationele en weloverwogen keuze te maken. Nu de verdachte derhalve geen (voorwaardelijk) opzet heeft kunnen hebben op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, kan er geen bewezenverklaring volgen.
4.1.2. Beoordeling Op 19 januari 2021 is de verdachte op de A15 met zijn auto tegen de auto van [slachtoffer] (hierna: de aangever) aangereden. De verdachte is vervolgens doorgereden. De aangever is achter de verdachte aangereden en heeft ter hoogte van de Hartelbrug bij Spijkenisse zijn auto tot stilstand gebracht voor de auto van de verdachte. De auto van de verdachte moest toen ook tot stilstand komen. De aangever is zijn auto uitgekomen en richting de verdachte gelopen. De verdachte is toen uit stilstand opgetrokken en is tegen de aangever aangereden, waardoor de aangever op de motorkap, en vervolgens op de grond is gevallen. De verdachte heeft bekend dat hij op de aangever is afgereden en hem heeft geraakt.
De rechtbank overweegt dat het met een auto een persoon aanrijden naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans oplevert dat die persoon zwaar lichamelijk letsel oploopt. Uit het handelen van de verdachte leidt de rechtbank af dat hij die aanmerkelijk kans bewust heeft aanvaard. Daarmee is minimaal voorwaardelijk opzet op toebrengen van zwaar letsel gegeven. Dat de verdachte mogelijk gedreven werd door de wens om weg te komen, maakt dit niet anders. Het gestelde ontbrekende vermogen een rationele en weloverwogen keuze te maken zou een rol kunnen spelen in de toerekenbaarheid, aan het vastgestelde opzet doet het niet af.
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
Feiten 2 tot en met 4
4.2. Bewezenverklaring zonder nadere motivering Het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3. Bewezenverklaring In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat er dan wel een verweer tot vrijspraak is gevoerd, maar dat dit ziet op de mentale toestand van de verdachte en niet op zijn feitelijk handelen. Daarom zal zij ook ten aanzien van dit feit volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. Op grond van het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1 hij, op of omstreeks 19 januari 2021 te Spijkenisse , gemeente Nissewaard ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen als bestuurder van een personenauto (type: personenauto, merk: Ford Focus, [kenteken 1] ) (met een aanzienlijke snelheid)op die voorgenoemde [slachtoffer] is ingereden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op de motorkap van die personenauto is geklapt/geknald en/of (vervolgens)ten val is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden op de snelweg (A15) ter hoogte van Spijkenisse , op of omstreeks 19 januari 2021 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht;
3 hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden op de Hartelbrug op/aan de N218 ter hoogte van Spijkenisse , op of omstreeks 19 januari 2021 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht;
4 hij, op of omstreeks 19 januari 2021 te Spijkenisse , gemeente Nissewaard als bestuurder van een voertuig (type: personenauto, merk: Ford Focus, [kenteken 1] ), daarmeerijdendeheeft gereden op de weg, de snelweg A15(ter hoogte van Spijkenisse ) en/of de N218 (ter hoogte van Spijkenisse ), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte,
-
op die voorgenoemde locatie(s), (vlak) voor een andere personenauto is gaan rijden, en/of (vervolgens)zonder noodzaak en/of reden in het verkeer,(plotseling en/of sterk) heeft geremd en/of anderszins snelheid heeft geminderd, tengevolge waarvan de bestuurder van de achter hem rijdende personenauto (hard)moest remmen en/of uitwijken, teneinde een aanrijding met de personenauto van hem, verdachte, te voorkomen en/of
-
met een hoge snelheid slingerend heeft gereden en/of -gezien zijn verdachtes rijrichting- naar links heeft gestuurd of is gezwenkt en/ofin botsing of aanrijding is gekomen met de devoorkant van de rechterzijde van een voor hem links rijdende personenauto (merk: Peugeot, [kenteken 2] ).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
5 Strafbaarheid feiten
De bewezen feiten leveren op:
Ten aan van feit 1:
Poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3:
Overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van feit 4:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.
6 Strafbaarheid verdachte
[psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt. Het rapport is gedateerd 6 juli 2021 en houdt – voor zover hier van belang – het volgende in.
De verdachte lijdt aan een autismespectrumstoornis. Hierdoor beschikt hij over rigide denkpatronen, kan hij inflexibel zijn, moeite hebben met prikkelverwerking en sneller uit zijn *‘window of tolerance’*raken. Op de dag van de ten laste gelegde feiten had de verdachte aanvankelijk een gespannen en geïrriteerde houding en deze lijkt te zijn veroorzaakt door zijn rigide denkpatronen, die ervoor zorgen dat hij moeilijk kan omgaan met situaties of gedragsuitingen die afwijken van hetgeen voor hem begrijpelijk is. Hij is hierdoor gefrustreerd en corrigerend op andere weggebruikers gaan reageren. De verdachte heeft een stuurbeweging naar links gemaakt en de auto links van hem geraakt, waarna hij nieuwe bijkomende prikkels niet meer goed leek te kunnen verwerken. Hij raakte uit zijn *‘window of tolerance’,*voelde zich bedreigd en angstig en was bang voor confrontatie. De situatie leek hem te overspoelen en zijn normale manier van denken werd overgenomen door het ‘snelle’ denken, wat een emotionele coping tot gevolg heeft gehad. Gelet op het voorgaande was de verdachte niet meer in staat rationele en weloverwogen keuzes te maken waardoor hij enkel nog op emotie en angst gebaseerde gedragsuitingen liet zien. Zijn verstoorde waarneming maakte dat hij vanuit een ‘overlevingsinstinct’ handelde, terwijl een levensbedreigende situatie zich niet voordeed. Met het aanwezig geachte verband tussen de beschreven problematiek van de verdachte en de ten laste gelegde feiten is het advies om de feiten in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Nu de conclusie van de psycholoog wordt gedragen door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusie over en maakt die tot de hare.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank zal daarmee bij de strafoplegging rekening houden.
7 Motivering straf
7.1. Algemene overweging De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2. Feiten waarop de straf is gebaseerd De verdachte heeft zich als bestuurder van een auto op de weg gevaarlijk gedragen en is tegen een andere auto aangereden. Vervolgens is de verdachte niet gestopt om de schade af te wikkelen met de bestuurder van de auto waar hij tegenaan was gereden (hierna: het slachtoffer). Het slachtoffer is achter de verdachte aangereden, heeft zijn auto tot stilstand gebracht voor de auto van de verdachte en is uit zijn auto gestapt en naar de verdachte toegelopen. De verdachte is toen ingereden op het slachtoffer waardoor die letsel heeft opgelopen. De verdachte heeft er toen weer voor gekozen om de plaats van het ongeval te verlaten. Door zo te handelen heeft de verdachte andere weggebruikers, en in het bijzonder het slachtoffer, in gevaar gebracht. Hij dacht alleen aan zichzelf en heeft geen oog gehad voor de veiligheid van andere verkeersdeelnemers. Dat rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3. Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1. Strafblad De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2. Rapportages [psycholoog] schat in zijn hiervoor al aangehaalde rapport de kans op herhaling als laag tot matig in. Hij geeft aan dat de verdachte baat kan hebben bij psycho-educatie en cognitieve gedragstherapie. Hierdoor kan hij meer inzicht krijgen in zijn eigen gedrag en spanningsopbouw en kan hij leren zijn emoties beter te reguleren. De verdachte is gemotiveerd om mee te werken aan een behandeling. [psycholoog] adviseert een behandeling bij een reguliere GGZ-instelling, gespecialiseerd in autisme.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 oktober 2021. Daarin adviseert zij om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden een meldplicht en ambulante behandeling.
7.3.3. Overige persoonlijke omstandigheden De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij sinds 19 januari 2021 alleen nog auto rijdt indien er geen alternatief beschikbaar is, omdat hij bang is dat hij een situatie op de weg verkeerd inschat. Daarnaast heeft hij zelf hulp gezocht, in de vorm van onder andere EMDR-therapie. Sinds 2023 ontvangt hij hulpverlening vanuit Antes. Bovendien ontvangt hij hulpverlenging in het kader van de Wmo op praktische vlakken. Tevens is hij afgelopen februari een traject gestart om in een periode van twaalf maanden te bekijken wat voor werk passend voor hem is en is het doel om aan van het einde van het traject passend werk te hebben gevonden. De verdachte zou samen met de reclassering willen kijken hoe hij beter kan functioneren, omdat hij moeite heeft met het ontdekken waar zijn zelfstandigheid ophoudt.
7.4. Conclusies van de rechtbank Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en met de forse schending van de redelijke termijn voor berechting. Zij vindt de door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke taakstraf mild maar gelet op alle benoemde omstandigheden passend. Met de officier van justitie en de verdediging ziet de rechtbank - ondanks de verstreken tijd en de door de verdachte zelf al gezochte hulp - nog meerwaarde in reclasseringstoezicht.
De rechtbank zal dus de geëiste voorwaardelijke taakstraf van 80 uren opleggen, met aftrek van voorarrest, en met een proeftijd van twee jaar en de daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde meldplicht en ambulante behandeling, waarbij de reclassering kan bepalen of een behandeling voor de verdachte nog aangewezen is.
De rechtbank zal geen afzonderlijke straf of maatregel opleggen voor het overtreden van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, maar op deze overtreding artikel 9a Sr toepassen.
8 Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade.
8.1. Standpunt officier van justitie De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.000,- en tot niet-ontvankelijkverkaring van de benadeelde partij in zijn vordering voor het overige. Hij heeft verzocht het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2. Standpunt verdediging De raadsman heeft bepleit dat het gevorderde bedrag dient te worden gematigd tot € 750,-.
8.3. Beoordeling Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden geschat op € 1.000.-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal in het resterende deel van zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 januari 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4. Conclusie De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.
9 Toepasselijke wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 7, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
10 Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
11 Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten tot een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf, voor het geval die later alsnog wordt uitgesproken, in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek78 (achtenzeventig) uren te verrichten taakstraf resteren; beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van39 (negenendertig) dagen;
bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
-
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
-
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
bepaalt dat ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 1.000,- (zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen € 1.000,-(hoofdsom, zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.000,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal
20 dagende toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter, en mrs. J.J. Bade en L. den Teuling, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Zaanen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1 hij, op of omstreeks 19 januari 2021 te Spijkenisse , gemeente Nissewaard ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen als bestuurder van een personenauto (type: personenauto, merk: Ford Focus, [kenteken 1] ) (met een aanzienlijke snelheid) op die voorgenoemde [slachtoffer] is ingereden, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op de motorkap van die personenauto is geklapt/geknald en/of (vervolgens) ten val is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden op de snelweg (A15) ter hoogte van Spijkenisse , op of omstreeks 19 januari 2021 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht;
3 hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden op de Hartelbrug op/aan de N218 ter hoogte van Spijkenisse , op of omstreeks 19 januari 2021 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht;
4 hij, op of omstreeks 19 januari 2021 te Spijkenisse , gemeente Nissewaard als bestuurder van een voertuig (type: personenauto, merk: Ford Focus, [kenteken 1] ), daarmee rijdende op de weg, de snelweg A15 (ter hoogte van Spijkenisse ) en/of de N218 (ter hoogte van Spijkenisse ), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte,
-
op die voorgenoemde locatie(s), (vlak) voor een andere personenauto is gaan rijden, en/of (vervolgens) zonder noodzaak en/of reden in het verkeer, (plotseling en/of sterk) heeft geremd en/of anderszins snelheid heeft geminderd, tengevolge waarvan de bestuurder van de achter hem rijdende personenauto (hard) moest remmen en/of uitwijken, teneinde een aanrijding met de personenauto van hem, verdachte, te voorkomen en/of
-
met een hoge snelheid slingerend heeft gereden en/of -gezien zijn verdachtes rijrichting- naar links heeft gestuurd of is gezwenkt en/of in botsing of aanrijding is gekomen met de de voorkant van de rechterzijde van een voor hem links rijdende personenauto (merk: Peugeot, [kenteken 2] ).