Uitspraak inhoud

Team straf 3

Parketnummer: 10-392202-24 Datum uitspraak: 12 augustus 2025 Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte], geboren op [geboortedatum 1] 1949 te [geboorteplaats], ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres],

raadsman mr. S. Visser, advocaat te Rotterdam.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 juli 2025.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Aandewiel heeft gevorderd:

4 Waardering van het bewijs

4.1. Bewijswaardering

4.1.1. Standpunt verdediging De verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. De verdachte ontkent dat hij ontuchtige handelingen heeft verricht. Er is door de ouders gesproken met de kinderen over de zaak en wat er met de kinderen zou zijn gebeurd. Dat heeft tot gevolg dat de verklaringen van de kinderen zijn beïnvloed en daardoor niet geloofwaardig zijn. Het dossier bevat overigens ook geen steunbewijs voor de verklaringen van de aangeefsters.

4.1.2. Beoordeling Ten laste is gelegd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zedenfeiten. De rechtbank stelt voorop dat in zedenzaken veelal sprake is van een dossier dat hoofdzakelijk bestaat uit meerdere verklaringen, namelijk die van het veronderstelde slachtoffer en die van de veronderstelde dader, die lijnrecht tegenover elkaar staan. Vaak zijn er ook geen getuigen die de tenlastegelegde gedragingen direct hebben waargenomen. Zo is het ook in deze zaak, waarin de verklaringen van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]), [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) en [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]) worden tegengesproken door de verdachte.

In artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is bepaald dat de rechter het bewijs dat de verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend kan baseren op één verklaring. Daar staat tegenover dat in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de betrouwbare verklaring van de aangever/aangeefster voldoende wettig bewijs kan opleveren. De rechtbank zal dan ook de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangever/aangeefster moeten beoordelen. Indien de rechtbank die betrouwbaar acht, moet worden beoordeeld of deze verklaringen voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen.

De rechtbank zal de ten laste gelegde feiten hierna gezamenlijk bespreken, gelet op de overeenkomstige aard en de samenhang in het feitencomplex, met name gelet op de betrokken personen.

Toedracht De verdachte was tot februari 2020 de partner van [naam], de biologische oma van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Zij beschouwden de verdachte als hun opa en kwamen regelmatig bij hen op bezoek, ook nadat de relatie tussen de verdachte en [naam] eindigde. [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2] 2005) kwam vaak alleen langs bij de verdachte, als haar oma er niet was. De zusjes [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 3] 2009) en [slachtoffer 3] (geboren [geboortedatum 4] 2013) kwamen vaak langs op dinsdag na school en bleven dan eten. Na het eten ging oma naar haar eigen huis en bleven [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bij de verdachte, tot zij door hun ouders werden opgehaald. Op 27 december 2023 vertelde [slachtoffer 1] aan haar ouders dat zij die dag door de verdachte seksueel was misbruikt, waarna zij de familie – waaronder de ouders van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] – daarover hebben geïnformeerd. In een daaropvolgende gesprek tussen [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en hun ouders, waarbij zij de meisjes vertelden dat de verdachte [slachtoffer 1] “kriebelde op plekjes die zij niet fijn vond”, vertelden de meisjes dat de verdachte dit ook bij hen deed.

Verklaring [slachtoffer 1] (feit 1 en feit 2) Op 3 april 2024 deed [slachtoffer 1] aangifte van seksueel misbruik door de verdachte. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat dit gebeurde in de periode 2021 tot en met 2023 in het huis van de verdachte. Zij vertelde dat de verdachte aan haar borsten zat (zowel boven als onder haar kleding) en dat hij haar kusjes gaf in haar nek. Dit gebeurde vaker, tijdens het knuffelen. Zij benoemt ook een aantal incidenten specifiek en gedetailleerd. Het eerste incident dat zij beschrijft, vond plaats rond oktober 2021. De verdachte wilde knuffelen, ging met zijn hand onder haar bh-bandje en via haar heup naar de band van haar onderbroek. Hij is vervolgens met zijn hand in haar onderbroek gegaan en heeft met zijn vingers hard tussen haar schaamlippen heen en weer bewogen. Ook verklaarde zij dat de verdachte twee keer (in de zomer van 2021 en in het najaar van 2022) haar hand stevig op zijn beklede geslachtsdeel heeft gelegd. Het laatste incident dat door [slachtoffer 1] is beschreven vond plaats op 27 december 2023. [slachtoffer 1] heeft toen met de verdachte bij hem thuis geblowd. De verdachte kon hier slecht tegen en raakte steeds buiten bewustzijn. Toen hij weer bij was, heeft hij haar borsten gestreeld, is hij met zijn handen onder haar kleding gegaan, via de zijkant in haar onderbroek gegaan en heeft hij in haar borsten geknepen. Ook wilde de verdachte ‘een echte kus’, waarbij hij opmerkte dat hij alleen maar iets zou doen als zij het echt wilde. [slachtoffer 1] is toen naar huis gegaan en heeft haar moeder verteld wat er die dag was gebeurd. Later heeft zij haar ouders meer verteld.

Verklaring [slachtoffer 2] (feit 3) Tijdens haar verhoor op 26 juli 2024 verklaarde [slachtoffer 2] het volgende. Zij was waarschijnlijk 6 of 8 jaar oud toen het begon, maar weet dit niet zeker. Het aanraken van de borsten begon toen zij 10 of 11 jaar oud was. Als [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] op dinsdagen bij de verdachte en oma op bezoek waren, ging oma na het avondeten naar haar eigen huis. Dan begon het aanraken. Vaak zat [slachtoffer 3] eerst op schoot bij de verdachte. Zolang oma er nog was, had de verdachte [slachtoffer 3] beet bij haar heupen. Zodra oma weg was, ging hij met zijn handen naar haar rug en haar buik. Hij ging dan met zijn hand onder haar kleding. Als [slachtoffer 3] van zijn schoot af was, vroeg verdachte of [slachtoffer 2] op zijn schoot kwam zitten. Dan ging hij haar rug masseren en met zijn handen onder haar kleding richting haar borsten, de rand van haar broek en haar billen. Zij deed dan haar armen gekruist over haar borst - strak over elkaar - om te voorkomen dat hij haar borsten kon vastpakken. Hij bewoog met zijn vingers onder de band van haar onderbroek, rondom. Hij pakte haar billen vast als hij met zijn handen in haar onderbroek zat en kneep daarin. Hij ging met zijn vingers in haar onderbroek aan de voorzijde en bewoog heen en weer net boven haar geslachtsdeel. Hij zei op die momenten: “als je iets niet fijn vindt, moet je het zeggen”. Zij durfde dit vaak niet te zeggen, maar deed zij dit wel dan deed hij het de volgende keer weer opnieuw. Ook deed de verdachte haar shirt omhoog en kuste haar op haar blote rug. Ook heeft de verdachte haar bh-bandje losgemaakt. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben een aantal keren overwogen om het te vertellen, maar dat niet gedaan omdat zij dachten dat de verdachte het niet expres deed.

Verklaring [slachtoffer 3] (feit 4) Op 13 juni 2024 vond het studioverhoor van [slachtoffer 3] plaats. Zij heeft toen het volgende verklaard. Als zij bij de verdachte op bezoek was, dan ging hij haar ‘friemelen en kriebelen’. Dat deed hij pas echt als oma weg was. Hij zat dan op zijn stoel en zij ging bij hem op schoot. Dan kriebelde hij onder haar kleding over haar rug en ging hij richting de zijkant naar haar borst. Zij deed dan haar armen over elkaar. Dan ging hij naar beneden over haar buik en met zijn vingers in haar broek. Met twee vingers ging hij dan heen en weer en gaf hij druk aan de voor- en achterkant. Hij zei dan: “als je het niet fijn vindt, moet je het zeggen”. Dat durfde ze nooit. Hij gaf haar haar ook kussen op haar rug. Als [slachtoffer 2] bij hem op schoot zat ging hij ook bij haar ‘friemelen’, bij haar borsten. Ze heeft een aantal keer met haar zus besproken of ze het gingen vertellen, maar deden dat niet.

Betrouwbaarheid verklaringen De rechtbank heeft geen aanwijzingen waaruit blijkt dat de slachtoffers elkaar hebben beïnvloed of door anderen zijn beïnvloed. Het enkele gegeven dat er gesprekken met familieleden hebben plaatsgevonden, maakt niet zonder meer dat aan de betrouwbaarheid van de verklaringen dient te worden getwijfeld.

De drie meisjes hebben consistent, gedetailleerd en onafhankelijk van elkaar verklaard. Zij hebben verteld waar het misbruik plaatsvond (bij de verdachte thuis), wanneer dit plaatsvond (als oma er niet bij was of toen oma er niet meer was) en hoe het plaatsvond (aanvankelijk onschuldige aanrakingen als de meisjes naast hem of bij de verdachte op schoot zaten) die overgingen in aanrakingen - kort gezegd - op of bij de billen, borsten en langs de rand van het ondergoed bij de onderbuik). Bij [slachtoffer 1] kwam hier bovendien bij dat hij haar hand richting zijn geslachtsdeel had bewogen en zij hem daar moest aanraken. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben ook van elkaar gezien dat de verdachte bepaalde handelingen bij de ander deed.

De verklaringen ondersteunen elkaar over en weer voor wat betreft de aard van de ontuchtige handelingen en de wijze waarop deze hebben plaatsgevonden en kunnen daardoor over en weer gebruikt worden als steunbewijs. De verklaringen zijn ingebed in een concrete context die wordt bevestigd door een andere bron, namelijk de andere verklaringen (vgl. HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1216). Dat de verdachte de meisjes heeft misbruikt vindt verder steun in het appbericht dat de verdachte aan de vader van [slachtoffer 1] heeft gestuurd nadat [slachtoffer 1] over het misbruik aan haar ouders heeft verteld en de verdachte daarmee (eerst telefonisch en vervolgens via tekstbericht) is geconfronteerd: “ik vind het zo erg dat gebeurt is wat [slachtoffer 1] liegt niet heel veel spijt wil je zeggen dat ik nog steeds van ze houd en ze (…) zal (…) missen.” Dat dit bericht slechts over het blowen met [slachtoffer 1] ging, vindt de rechtbank onaannemelijk.

Al het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de verklaringen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in voldoende mate worden ondersteund door hun verklaringen over en weer en door de overige bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank gaat daarom van hun verklaringen uit.

Ten aanzien van het tenlastegelegde onder feit 1 en feit 2 wordt het volgende overwogen. In haar aangifte heeft [slachtoffer 1] verklaard over een incident waarbij de verdachte met zijn vingers haar vagina aanraakte. [slachtoffer 1] wist niet exact wanneer dat was, maar het was een moment “rond oktober 2021”. Daar hebben de andere meisjes niet over verklaard, maar het is niet vereist dat het steunbewijs betrekking heeft op alle ten laste gelegde gedragingen. De rechtbank gaat ervan uit dat wat [slachtoffer 1] over deze handelingen heeft verklaard op enig moment heeft plaatsgevonden. Echter, onduidelijk is wanneer dit is geweest. Om die reden kan niet worden vastgesteld of dit heeft plaatsgevonden vóór 21 oktober 2021 (de dag dat [slachtoffer 1] 16 jaar oud werd en het einde van de tenlastegelegde periode in feit 1), waarmee dit deel van feit 1 bewezen zou kunnen worden verklaard of ná die datum (de start van de tenlastegelegde periode van feit 2), waarmee dit deel van feit 2 bewezen zou kunnen worden verklaard. Geen van beide feiten kan daarmee op dit onderdeel wettig en overtuigend worden bewezen. De verdachte zal daarom van deze handeling worden vrijgesproken. Het overige onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen. Dat geldt ook voor het onder feit 3 en feit 4 tenlastegelegde. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] volgt dat deze in de tenlastegelegde feiten genoemde handelingen hebben plaatsgevonden binnen de tenlastegelegde periode, zodat het verweer van de verdediging op dit vlak wordt verworpen.

Ontuchtige handelingen De bewezen verklaarde handelingen kunnen naar het oordeel van de rechtbank als ontuchtige handelingen worden gekwalificeerd. Zij zijn immers seksueel van aard en in strijd met de sociaal-ethische norm, nu deze seksueel getinte handelingen hebben plaatsgevonden tussen een (stief)opa en zijn (minderjarige) kleindochters. Hierbij merkt de rechtbank op dat de verhouding tussen de verdachte en de kinderen een psychisch en feitelijk overwicht met zich brengt, zodat sprake is van een ‘andere feitelijkheid’ in de zin van artikel 246 (oud). De leeftijd van de meisjes maakt dit niet anders. Een (stief)opa heeft ook overwicht ten opzichte van tieners.

4.1.3. Conclusie Bewezen is het onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde, zoals hiervoor besproken.

4.2. Bewezenverklaring In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 t/m 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 maart 2021 tot en met 20 oktober 2021 te Rotterdam, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2005), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, meermalen, althans eenmaal, (telkens) buiten echt een of meerontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, namelijk het

  • betasten van en/of wrijven over en/of voelen aan de (met kleding bedekte) borsten

en/of vagina van die [slachtoffer 1] en/of

  • pakken van de hand van die [slachtoffer 1] en op zijn, verdachtes, met kleding bedekte penis

leggen en/of (vervolgens) wrijven over zijn, verdachtes, met kleding bedekte penis en/of

  • in de nek kussen van die [slachtoffer 1],

terwijl hij het feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;

2. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeksde periode gelegen tussen 21 oktober 2021 tot en met 27 december 2023 te Rotterdam, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten:

  • ( psychisch) overwicht dat hij, verdachte, als zijnde stiefopa van die [slachtoffer 1] had en/of

  • het feit dat er sprake was van een afhankelijkheids- en/of machtsrelatie en/of

  • feit dat er sprake was van een lichamelijk en/of geestelijk en/of een uit feitelijke

verhoudingen voortvloeiendoverwicht op die [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2005) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het

  • betasten van en/of wrijven over en/of voelen aan de (met kleding bedekte) borsten

en/of vagina van die [slachtoffer 1] en/of

  • pakken van de hand van die [slachtoffer 1] en op zijn, verdachtes, met kleding bedekte penis

leggen en/of (vervolgens) wrijven over zijn, verdachtes, met kleding bedekte penis en/of

  • in de nek kussen van die [slachtoffer 1],

terwijl hij het feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;

3. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 maart 2021 tot en met 27 december 2023 te Rotterdam, met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2009), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, meermalen, althans eenmaal, (telkens) buiten echt een of meerontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, namelijk het

  • betasten van en/of wrijven over en/of voelen aan de (met kleding bedekte) borsten

en/of rug en/of billen en/of rand van de (onder)broek van die [slachtoffer 2] en/of

  • op de rug kussen van die [slachtoffer 2] en/of

  • losmaken van het bh-bandje van die [slachtoffer 2],

terwijl hij het feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;

4. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 maart 2021 tot en met 27 december 2023 te Rotterdam, met [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4] 2013), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, meermalen, althans eenmaal, (telkens) buiten echt een of meerontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, namelijk het

  • betasten van en/of wrijven over en/of voelen aan de (met kleding bedekte) borsten

en/of (bovenkant van de) billen van die [slachtoffer 3], terwijl hij het feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5 Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

feit 1: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermaals gepleegd;

feit 2: feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;

feit 3: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermaals gepleegd;

feit 4: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermaals gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6 Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7 Motivering straf

7.1. Algemene overweging De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

7.2. Feiten waarop de straf is gebaseerd De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige (stief)kleinkinderen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De ontucht heeft plaatsgevonden over een lange periode. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de feitelijke aanranding van (stief)kleindochter [slachtoffer 1], toen zij tussen de 16 en 18 jaar oud was. Door het plegen van deze feiten heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van de slachtoffers geschonden. De verdachte was als (stief)opa van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bovendien iemand die zij vertrouwden en aan wie zij loyaal waren. Uit de verklaringen blijkt dat de slachtoffers het alle drie moeilijk vonden om hun verhaal te delen vanwege de goede band met de verdachte. Met het plegen van de ontuchtige handelingen heeft de verdachte het vertrouwen dat de kinderen in hem als (stief)opa hadden, ernstig geschaad. Het is verder een feit van algemene bekendheid dat het ondergaan van ontuchtige handelingen langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid en de normale seksuele ontwikkeling van kinderen en jongeren kan doorkruisen. Dit wordt onderstreept door de verklaringen die [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ter terechtzitting hebben afgelegd. Hierbij hebben zij gesproken over de gevolgen die de handelingen voor hen hebben gehad; op krachtige wijze hebben zij verteld over het gebroken vertrouwen, de boosheid, de pijn en de mentale problemen die zij ook nu nog ondervinden van wat er is gebeurd.

7.3. Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

7.3.1. Strafblad De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.

7.3.2. Reclasseringsrapportage Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 juli 2025. Dit rapport houdt – voor zover relevant – het volgende in. Vanwege de ontkennende houding van de verdachte heeft de reclassering het recidiverisico niet kunnen inschatten. Zij hebben geen problemen in het leven van de verdachte gesignaleerd. Bij een veroordeling adviseert de reclassering onder andere een ambulante behandeling om te achterhalen waarom de verdachte seksueel grensoverschrijdend gedrag vertoonde. De verdachte wordt ondanks zijn leeftijd werkstrafgeschikt ingeschat.

7.4. Conclusies van de rechtbank Gelet op de ernst van het feit en het hiervoor overwogene zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf opleggen. Gelet op de persoonlijke omstandigheden en het feit dat de meest vergaande seksuele handeling niet bewezen kan worden, acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend en geboden.

Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank aan de voorwaardelijke gevangenisstraf bijzondere voorwaarden verbinden, die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte te verbieden contact op te nemen met de slachtoffers. De wens van de slachtoffers en hun ouders om geen contact meer te hebben, is tot op heden – en dus reeds gedurende een lange tijd – door de verdachte gerespecteerd. De verdachte heeft tijdens de mondelinge behandeling ook verklaard dat hij de telefoonnummers van de slachtoffers en hun ouders heeft verwijderd en geen enkele intentie heeft om hen te benaderen. De verklaring van de verdachte dat hij op Snapchat op een bericht dacht te klikken maar dat hij hiermee een van de slachtoffers toevoegde, ziet de rechtbank als een eenmalige vergissing.

Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 246 (oud), 247 (oud) en 248 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

9 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10 Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden; bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;

stelt als algemene voorwaarde:

  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;

stelt als bijzondere voorwaarden:

verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden

  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;

  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;

geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden; veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;

beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van2 (twee) maanden.

Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter, en mrs. J.C. Oord en J. van de Klashorst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.M. Turfboer, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

tekst gewijzigde tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 maart 2021 tot en met 20 oktober 2021 te Rotterdam, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2005), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, meermalen, althans eenmaal, (telkens) buiten echt een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, namelijk het

  • betasten van en/of wrijven over en/of voelen aan de (met kleding bedekte) borsten

en/of vagina van die [slachtoffer 1] en/of

  • pakken van de hand van die [slachtoffer 1] en op zijn, verdachtes, met kleding bedekte penis

leggen en/of (vervolgens) wrijven over zijn, verdachtes, met kleding bedekte penis en/of

  • in de nek kussen van die [slachtoffer 1],

terwijl hij het feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;

2. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode gelegen tussen 21 oktober 2021 tot en met 27 december 2023 te Rotterdam, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten:

  • ( psychisch) overwicht dat hij, verdachte, als zijnde stiefopa van die [slachtoffer 1] had en/of

  • het feit dat er sprake was van een afhankelijkheids- en/of machtsrelatie en/of

  • feit dat er sprake was van een lichamelijk en/of geestelijk en/of een uit feitelijke

verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2005) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het

  • betasten van en/of wrijven over en/of voelen aan de (met kleding bedekte) borsten

en/of vagina van die [slachtoffer 1] en/of

  • pakken van de hand van die [slachtoffer 1] en op zijn, verdachtes, met kleding bedekte penis

leggen en/of (vervolgens) wrijven over zijn, verdachtes, met kleding bedekte penis en/of

  • in de nek kussen van die [slachtoffer 1],

terwijl hij het feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;

3. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 maart 2021 tot en met 27 december 2023 te Rotterdam, met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2009), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, meermalen, althans eenmaal, (telkens) buiten echt een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, namelijk het

  • betasten van en/of wrijven over en/of voelen aan de (met kleding bedekte) borsten

en/of rug en/of billen en/of rand van de (onder)broek van die [slachtoffer 2] en/of

  • op de rug kussen van die [slachtoffer 2] en/of

  • losmaken van het bh-bandje van die [slachtoffer 2],

terwijl hij het feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;

4. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 maart 2021 tot en met 27 december 2023 te Rotterdam, met [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum 4] 2013), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, meermalen, althans eenmaal, (telkens) buiten echt een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, namelijk het

  • betasten van en/of wrijven over en/of voelen aan de (met kleding bedekte) borsten

en/of (bovenkant van de) billen van die [slachtoffer 3], terwijl hij het feit heeft begaan tegen een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.