ECLI:NL:GHDHA:2025:1583 - Gerechtshof Den Haag - 17 juli 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
Rolnummer: 22-001656-23
Parketnummers: 09-053479-22, 09-025958-23 en
09-827106-15 (TUL)
Datum uitspraak: 17 juli 2025
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 mei 2023 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993, thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-053479-22 en het in de zaak met parketnummer 09-025958-23 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: tbs met dwangverpleging) opgelegd. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij en omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-053479-22:
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2021 tot en met 28 juli 2021 te ’s-Gravenhage en/of Leiden en/of Delft en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een ander, genaamd [slachtoffer 1], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
-
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1) en/of
-
heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (sub 4) en/of
-
heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met of voor een derde tegen betaling (sub 9), en/of
-
( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 6)
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] meegenomen naar een hotelkamer en/of
– met die [slachtoffer 1] op een hotelkamer verbleven en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] gezegd: ‘Je gaat nu niet meer uit de hotelkamer’ en/of ‘Als jij naar de deur gaat sla ik je kop in elkaar met een kledinghanger’ althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
-
de tas en/of telefoon van die [slachtoffer 1] afgepakt en/of de simkaart uit die telefoon gehaald en/of de tas van die [slachtoffer 1] leeg gehaald en/of
-
die [slachtoffer 1] opgedragen zich uit te kleden en/of tegen haar gezegd dat ze werd geslagen als zij zich niet zou uitkleden en/of kleding van die [slachtoffer 1] uitgetrokken en/of - (vervolgens) (naakt)foto’s van die [slachtoffer 1] gemaakt en/of die [slachtoffer 1] gefilmd en/of
-
( een advertentie met) (naakt)foto’s van die [slachtoffer 1] op sekssites geplaatst en/of (naakt)foto’s verspreid via sociale media en/of
-
tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij sekswerk moest gaan doen en/of
-
die [slachtoffer 1] met potentiële klanten laten bellen en/of die [slachtoffer 1] laten zeggen dat zij zin had om te neuken en hierbij te kreunen en/of (aldus) die [slachtoffer 1] gedwongen contact te hebben met potentiële klanten en/of
-
( vervolgens) die [slachtoffer 1] geslagen (met een schoen) en/of gedreigd te slaan en/of aan haar haren getrokken en/of
-
een afspraak gemaakt met een klant omtrent de seksuele handelingen die [slachtoffer 1] diende te verrichten en/of een afspraak gemaakt over de bijbehorende prijs en/of
-
met die [slachtoffer 1] naar de klant gereisd en/of
-
het door die [slachtoffer 1] verdiende geld afgenomen en/of door haar laten afstaan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Zaak met parketnummer 09-025958-23 (gevoegd):
hij in of omstreeks de periode van 27 april 2022 tot en met 24 januari 2023 te Leiden en/of Hoorn en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een ander, genaamd [slachtoffer 2], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
-
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1),
-
heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4),
-
heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 2] met of voor een derde (sub 9), en/of
-
( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 6)
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
-
tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat zij moet doen wat hij, verdachte, zegt zoals een goede soldaat dat betaamt en/of dat zij een quotum heeft van 3 barkies per dag en/of dat zij blind naar hem, verdachte, moet luisteren en/of dat zij pas mag gaan slapen als zij 5 barkie heeft gemaakt en/of
-
die [slachtoffer 2] bedreigd en/of uitgescholden en/of
-
een advertentie met (naakt)foto’s van die [slachtoffer 2]) gemaakt en/of op sekssites geplaatst en/of
-
telefonisch contact onderhouden met prostitutieklanten en/of (een) afspra(a)k(en) met klanten gemaakt en/of
-
bepaald welke prijs die [slachtoffer 2] moest vragen voor seksuele handelingen en/of
-
tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat zij niet te veel geld in huis moet hebben en/of het door die [slachtoffer 2] verdiende geld afgenomen en/of in ontvangst genomen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met uitzondering van de aan de verdachte opgelegde straf en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest en tbs met dwangverpleging.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, reeds omdat het hof tot een iets andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-053479-22 en in de zaak met parketnummer 09-025958-23 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 09-053479-22:
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2021 tot en met 28 juli 2021 te ’s-Gravenhage en/of Leiden en/of Delft en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een ander, genaamd [slachtoffer 1], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht,of door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd,en overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1) en/of
die [slachtoffer 1]
-
heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid ofdiensten van seksuele aard dan wel enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (sub 4) en/of
-
heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met of voor een derde tegen betaling (sub 9), en/of
-
(telkens)opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 6)
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] meegenomen naar een hotelkamer en/of
– met die [slachtoffer 1] op een hotelkamer verbleven en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] gezegd: ‘Je gaat nu niet meer uit de hotelkamer’ en/of ‘Als jij naar de deur gaat sla ik je kop in elkaar met een kledinghanger’ althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
-
de tas en/of telefoon van die [slachtoffer 1] afgepakt en/of de simkaart uit die telefoon gehaald en/of de tas van die [slachtoffer 1] leeg gehaald en/of
-
die [slachtoffer 1] opgedragen zich uit te kleden en/of tegen haar gezegd dat ze werd geslagen als zij zich niet zou uitkleden en/of kleding van die [slachtoffer 1] uitgetrokken en/of - (vervolgens) (naakt)foto’s van die [slachtoffer 1] gemaakt en/of die [slachtoffer 1] gefilmd en/of
-
(een advertentie met) (naakt)foto’s van die [slachtoffer 1] op sekssites geplaatst en/of (naakt)foto’s verspreid via sociale media en/of
-
tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij sekswerk moest gaan doen en/of
-
die [slachtoffer 1] met potentiële klanten laten bellen en/of die [slachtoffer 1] laten zeggen dat zij zin had om te neuken en hierbij te kreunen en/of (aldus) die [slachtoffer 1] gedwongen contact te hebben met potentiële klanten en/of
-
(vervolgens) die [slachtoffer 1] geslagen (met een schoen) en/of gedreigd te slaan en/of aan haar haren getrokken en/of
-
een afspraak gemaakt met een klant omtrent de seksuele handelingen die [slachtoffer 1] diende te verrichten en/of een afspraak gemaakt over de bijbehorende prijs en/of
-
met die [slachtoffer 1] naar de klant gereisd en/of
-
het door die [slachtoffer 1] verdiende geld afgenomen en/of door haar laten afstaan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Zaak met parketnummer 09-025958-23 (gevoegd):
hij in of omstreeks de periode van 27 april 2022 tot en met 21 december 2022 te Leiden en/of Hoorn en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een ander, genaamd [slachtoffer 2], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) ofdoor dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan weldoor misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht,ofdoor misbruik van een kwetsbare positie,
-
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1),
-
heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4),
-
heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [slachtoffer 2] met of voor een derde (sub 9), en/of
-
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 6)
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
-
tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat zij moet doen wat hij, verdachte, zegt zoals een goede soldaat dat betaamt en/of dat zij een quotum heeft van 3 barkies per dag en/of dat zij blind naar hem, verdachte, moet luisteren en/of dat zij pas mag gaan slapen als zij 5 barkie heeft gemaakt en/of
-
die [slachtoffer 2] bedreigd en/of uitgescholden en/of
-
een advertentie met (naakt)foto’s van die [slachtoffer 2]) gemaakt en/of op sekssites geplaatst en/of
-
telefonisch contact onderhouden met prostitutieklanten en/of (een) afspra(a)k(en) met klanten gemaakt en/of
-
bepaald welke prijs die [slachtoffer 2] moest vragen voor seksuele handelingen en/of
-
tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat zij niet te veel geld in huis moet hebben en/of het door die [slachtoffer 2] verdiende geld afgenomen en/ofin ontvangst genomen.
Hetgeen meer of anders ten laste is gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ten aanzien van dagvaarding met parketnummer 09-053479-22
Feitencomplex
Het hof overweegt - grotendeels met de rechtbank - als volgt.
Het hof acht de verklaringen die [slachtoffer 1] heeft afgelegd voldoende betrouwbaar en geloofwaardig om voor het bewijs te gebruiken. Daartoe is van belang dat de verklaringen van [slachtoffer 1] gedetailleerd en op hoofdlijnen consistent zijn. Dat er op detailniveau verschillen zitten in de verklaringen van [slachtoffer 1] — zoals ook door de verdachte opgemerkt — doet aan de geloofwaardigheid van het geheel niet af. Daarbij weegt het hof ook mee dat de verklaringen van [slachtoffer 1] op belangrijke onderdelen worden ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Het hof gaat daarom op basis van de verklaringen van [slachtoffer 1] en de ondersteunende bewijsmiddelen uit van het navolgende feitencomplex.
De hotelkamer
Op 26 juli 2021 is [slachtoffer 1] samen met medeverdachte [medeverdachte] naar het [hotel 1] in Den Haag gegaan, waar zij samen met de verdachte, [medeverdachte 1], medeverdachte [medeverdachte 2] en twee andere personen in een hotelkamer heeft verbleven. In de hotelkamer is zij door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] mishandeld en bedreigd. Ook zijn haar telefoon en tas afgepakt door (onder andere) de verdachte. [slachtoffer 1] is hierna gedwongen om zich uit te kleden en er zijn naaktfoto's van haar gemaakt. Tegen haar werd gezegd dat zij sekswerk moest gaan doen en door de verdachte werden ook vragen aan haar gesteld over seks en over het werken als sekswerker. [slachtoffer 1] is daarna gedwongen om met mannen te (video)bellen, waarbij zij moest kreunen en zeggen dat zij zin had om te neuken. Deze handelingen, hoewel zij via de telefoon plaatsvonden, zijn naar het oordeel van het hof aan te merken als het verrichten van diensten van seksuele aard.
De verklaringen van [slachtoffer 1] met betrekking tot het voorgaande vinden steun in een tweetal geluidsfragmenten en het feit dat op de telefoon van de verdachte naaktfoto's van [slachtoffer 1] zijn aangetroffen die zijn gemaakt in de hotelkamer. Ook de verklaringen die [medeverdachte 1] bij de politie en de rechter-commissaris heeft afgelegd, bieden steun aan de verklaringen van [slachtoffer 1] met betrekking tot het voorgaande, waarbij het hof wel constateert dat zij haar eigen rol daarin lijkt te minimaliseren.
De seksafspraak met [klant]
Op 27 juli 2021 is [slachtoffer 1] eerst samen met de verdachte en [medeverdachte 2] naar Leiden gegaan en daarna naar het [hotel 2] in Den Haag. Met de telefoon van de verdachte is vervolgens namens [slachtoffer 1] een afspraak gemaakt met een klant, om seks te hebben zonder condoom. Tegen [slachtoffer 1] werd door de verdachte en [medeverdachte 2] gezegd dat zij alleen maar met de klant hoefde te chillen. [slachtoffer 1], de verdachte en [medeverdachte 2] zijn gezamenlijk met de trein naar Delft gegaan, alwaar [slachtoffer 1] werd opgehaald door de klant en zij samen met hem naar het [hotel 3] in Delft is gegaan. Onderweg naar dat hotel hoorde [slachtoffer 1] van de klant dat was afgesproken dat ze seks zouden hebben zonder condoom. Zij is toch met de klant meegegaan omdat haar spullen, waaronder haar telefoon, bij de verdachte waren. In het hotel heeft zij seksuele handelingen bij de klant verricht, waarvoor zij 300 euro heeft gekregen. Hierna — inmiddels 28 juli 2021 — is er door de verdachte en [medeverdachte 2] een taxi voor [slachtoffer 1] geregeld, die haar terug heeft gebracht naar het [hotel 2]. Daar heeft zij de 300 euro aan de verdachte afgestaan.
De klant — [klant] geheten — met wie [slachtoffer 1] de afspraak heeft gehad, is als getuige gehoord. Hij heeft onder andere verklaard dat het hem, op het moment dat [slachtoffer 1] bij hem in de auto stapte, duidelijk werd dat zij niet degene was met wie hij via WhatsApp contact had gehad. Zij leek niet op de hoogte te zijn van de afspraken die waren gemaakt met betrekking tot de seksuele handelingen. Ook is het contact via WhatsApp met de persoon met wie de afspraken waren gemaakt, doorgegaan op het moment dat [slachtoffer 1] met hem in het hotel was. Het hof stelt dan ook vast dat het in elk geval niet [slachtoffer 1] is geweest die de seksafspraak heeft gemaakt en dat zij kennelijk ook niet op de hoogte was van de voor haar relevante details daarvan.
Alhoewel het WhatsApp-contact heeft plaatsgevonden via de telefoon van de verdachte, heeft hij steeds elke betrokkenheid bij de totstandkoming van de seksafspraak ontkend. In eerste instantie heeft de verdachte verklaard dat zijn telefoon door iemand anders moet zijn gebruikt op het moment dat er muziek werd afgespeeld, omdat de telefoon op dat moment niet vergrendeld zou zijn. Uit nader onderzoek van de politie is echter gebleken dat de telefoon van de verdachte automatisch wordt vergrendeld op het moment dat er 30 seconden geen activiteit is, óók als er muziek wordt afgespeeld. Bovendien blijkt dat het contact met [klant] heeft plaatsgevonden over een langere periode op verschillende momenten van de dag, ook op momenten dat er geen muziek werd afgespeeld op de telefoon van de verdachte. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat zijn telefoon dan kennelijk is gebruikt door iemand die zijn toegangscode weet. Nadere informatie hierover heeft de verdachte niet kunnen of willen verschaffen, nog daargelaten dat de verdachte in een eerder verhoor bij de politie op 23 mei 2022 heeft verklaard dat niemand de code van zijn telefoon wist. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat [medeverdachte 2] zijn telefoon moet hebben gebruikt.
Het hof is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de verklaring van de verdachte dat iemand anders via zijn telefoon de seksafspraak heeft gemaakt volstrekt onaannemelijk is en dat, bij gebreke van een aannemelijke en verifieerbare verklaring voor het tegendeel, ervan moet worden uitgegaan dat het de verdachte is geweest die de WhatsApp-gesprekken met [klant] heeft gevoerd.
Partiële vrijspraak
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte of zijn mededaders een advertentie met (naakt)foto's van [slachtoffer 1] op sekssites heeft geplaatst. De verklaring van [slachtoffer 1] dat haar foto's op [website] zijn geplaatst is niet gebleken uit het onderzoek van de politie. De verdachte zal daarom van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Medeplegen
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij in de hotelkamer heeft meegekregen dat de twee vrouwen aangeefster klappen gaven, haar onder druk zetten en haar telefoon afpakten, maar dat hij daar zelf geen aandeel in heeft gehad.
Het hof is evenwel van oordeel dat uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte zich niet enkel niet heeft gedistantieerd van het handelen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], maar er ook actief aan heeft deelgenomen, onder andere door samen met de medeverdachten haar telefoon en tas af te pakken en vragen te stellen over seks en het werken als sekswerker. Naar het oordeel van het hof kan daarmee worden vastgesteld dat elk van de verdachten uitvoeringshandelingen heeft verricht en de bijdrage van zowel de verdachte als de medeverdachten van voldoende gewicht is geweest om van medeplegen te kunnen spreken. Het feit dat de verdachte zelf geen geweld heeft gebruikt of bedreigingen heeft geuit, doet hieraan niet af.
Na het wijzen van het vonnis in eerste aanleg heeft de verdachte op 3 april 2024 een verklaring afgelegd bij de politie, waarin hij – kort gezegd – aangeeft dat het doel van de bijeenkomst op de hotelkamer (in ieder geval wat hem betreft) uitsluitend was om fraude te plegen met de bankpas van het slachtoffer.
Het hof is evenwel van oordeel dat – voor zover hiermee een alternatief scenario wordt geschetst – dit wordt weerlegd door de verklaringen van [slachtoffer 1] en de handelingen van de verdachten, waaruit blijkt dat op zijn minst op enig moment in de hotelkamer een gezamenlijk plan is ontstaan om [slachtoffer 1] als sekswerker te laten werken. Dit plan is vervolgens ook daadwerkelijk tot uitvoering gebracht door de verdachte en [medeverdachte 2]. De verdachte heeft immers een seksafspraak voor [slachtoffer 1] geregeld, waarbij hij onder andere afspraken heeft gemaakt over de te verrichten handelingen en de prijs. Hierna is hij samen met [slachtoffer 1] en [medeverdachte 2] naar Delft gereisd, waar [slachtoffer 1] uiteindelijk door [klant] is opgehaald. In de periode dat [slachtoffer 1] bij [klant] was, heeft de verdachte nog meermalen contact gehad met hem, onder andere om te vragen of alles naar wens was. De verdachte en [medeverdachte 2] verbleven op dat moment samen in het [hotel 2], waar de verdachte uiteindelijk ook het door [slachtoffer 1] met de seksafspraak verdiende geld van haar in ontvangst heeft genomen.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de bijdrage die de verdachte aan het tenlastegelegde heeft geleverd van een zodanig gewicht is geweest, dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten en dat het ten laste gelegde medeplegen derhalve wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Dwangmiddelen
Dat door de verdachte en zijn mededaders gebruik is gemaakt van dwang, geweld of andere feitelijkheden, dreiging met geweld en misleiding blijkt genoegzaam uit het vastgestelde feitencomplex. Ten aanzien van de dwangmiddelen ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ en ‘misbruik van een kwetsbare positie’ overweegt het hof het volgende.
Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht kan worden verondersteld indien de tewerkgestelde in een situatie verkeert of komt te verkeren, die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin de gemiddelde mondige prostituee in Nederland verkeert, die zelf bepaalt voor wie, waar, wanneer, met wie en onder welke omstandigheden zij werkt. De enkele omstandigheid dat [slachtoffer 1] in de hotelkamer door dwang, geweld en dreiging met geweld diensten van seksuele aard heeft moeten verrichten, maakt naar het oordeel van het hof al dat haar situatie niet gelijk is geweest aan die van de gemiddelde mondige prostituee in Nederland. Dit geldt ook voor de seksafspraak met [klant], omdat het de verdachte is geweest die namens en buiten [slachtoffer 1] om, afspraken heeft gemaakt over de te verrichten seksuele handelingen en de bijbehorende prijs, zonder dat [slachtoffer 1] hier enige zeggenschap over heeft gehad. Dit dwangmiddel kan dan ook bewezen worden verklaard.
Misbruik van een kwetsbare positie kan worden verondersteld als er sprake is van een situatie waarin de betrokkene geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan.
Naar het oordeel van het hof maakt het feitelijk overwicht van de verdachte en zijn mededaders op [slachtoffer 1] en de omstandigheid dat zij niet vrijelijk over haar persoonlijke eigendommen kon beschikken, dat zij in een kwetsbare positie verkeerde. Bovendien blijkt uit haar verklaring dat zij zelf geen geld had en daardoor afhankelijk was van de verdachte en zijn mededaders. Zij waren van deze kwetsbare positie op de hoogte en hebben daar misbruik van gemaakt, door [slachtoffer 1] diensten van seksuele aard te laten verrichten. Ook het gebruik van dit dwangmiddel kan daarom bewezen worden verklaard.
Van de toepassing van de overige in de tenlastelegging opgenomen dwangmiddelen is onvoldoende gebleken, zodat de verdachte van die onderdelen wordt vrijgesproken.
Oogmerk van uitbuiting
Vast staat dat [slachtoffer 1] door de hiervoor genoemde dwangmiddelen is gedwongen en bewogen om diensten van seksuele aard te verrichten. Het was voor de verdachte en zijn mededaders evident dat [slachtoffer 1] dit niet wilde. De verdachte heeft daarnaast het geld dat [slachtoffer 1] had verdiend met de seksafspraak aan hem laten afstaan. Hieruit volgt dat niet alleen sprake was van uitbuiting, maar ook dat de verdachte het oogmerk van uitbuiting heeft gehad.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in de zaak met parketnummer 09-053479-22 tenlastegelegde.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-053479-22 bewezenverklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl het in artikel 273f, eerste lid onder 1, 4, 6 en 9 van het Wetboek van Strafrecht omschreven feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met parketnummer 09-025958-23 bewezenverklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl het in artikel 273f, eerste lid onder 1, 4, 6 en 9 van het Wetboek van Strafrecht omschreven feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Het hof verwijst hier wel naar de overwegingen die hieronder nog zullen worden gewijd aan de mate van toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in de eerste plaats - samen met anderen - schuldig gemaakt aan seksuele uitbuiting van een jonge, kwetsbare vrouw, gedurende een periode van drie dagen. Het slachtoffer werd in een hotelkamer bedreigd en mishandeld en haar persoonlijke eigendommen werden afgepakt. In de hotelkamer werden er naaktfoto’s van het slachtoffer gemaakt en via sociale media verspreid. Het slachtoffer werd bovendien gedwongen om te (video)bellen met mannen, waarbij zij moest kreunen en moest zeggen dat zij zin had om te neuken. Dit moet voor het slachtoffer bijzonder vernederend zijn geweest. Alhoewel de rol van de verdachte bij dit alles — in vergelijking tot de medeverdachten — beperkt is geweest, is het de verdachte geweest die vervolgens daadwerkelijk een seksafspraak heeft gemaakt namens het slachtoffer en nadat de seksafspraak had plaatsgevonden, het door het slachtoffer verdiende geld in ontvangst heeft genomen.
De verdachte heeft zich vervolgens na zijn aanhouding, vanuit de penitentiaire inrichting, wederom schuldig gemaakt aan seksuele uitbuiting, ditmaal van zijn vriendin en gedurende een periode van ongeveer acht maanden. De verdachte heeft het slachtoffer op een ogenschijnlijk gewetenloze wijze gemanipuleerd om prostitutiewerkzaamheden te verrichten en om de verdiensten uit die werkzaamheden aan hem af te staan. Aan dit (in de zaak met parketnummer 09-025958-23 bewezen) feit is een einde gemaakt doordat men er in de penitentiaire inrichting achter kwam en maatregelen zijn getroffen ter voorkoming van dit gedrag.
De strafbaarstelling van mensenhandel is gericht op het tegengaan van de uitbuiting van personen en bij deze strafbaarstelling staat het belang van het individu voorop. Dat belang behelst het behoud van de menselijke waardigheid, de geestelijke en lichamelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van dat individu. Seksuele uitbuiting levert naar zijn aard een inbreuk op al deze beschermde onderdelen op. Een verdachte die zich schuldig maakt aan de seksuele uitbuiting van een persoon maakt zich derhalve schuldig aan een zeer ernstig misdrijf.
Met zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers en op hun persoonlijke vrijheid. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten doorgaans nog lange tijd de psychische gevolgen hiervan kunnen ondervinden. De verdachte heeft zich echter niet bekommerd om de belangen en het welzijn van de slachtoffers, maar enkel om zijn zucht naar financieel gewin. De verdachte heeft er ook op geen enkel moment blijk van gegeven enige empathie te hebben voor de slachtoffers, of het kwalijke van zijn handelen te hebben ingezien.
Persoon van de verdachte
Justitiële documentatie
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte sinds zijn jeugd veelvuldig is veroordeeld voor vermogens-, gewelds- en zedendelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Actuele rapportages (stoornis; toerekeningsvatbaarheid; interventieadvies (op hoofdlijnen))
Het hof heeft acht geslagen op de omtrent de verdachte opgemaakte rapportages, waarvan hieronder – kort en zakelijk – de bevindingen, overwegingen en conclusies zijn weergegeven waarop het hof met name heeft gelet.
Uit de Pro Justitia-rapportage van 12 september 2024, opgemaakt door dr. J. van der Meer, psychiater, volgt dat bij de verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis die matig van ernst is, welke stoornissen aanwezig zullen zijn geweest ten tijde van het tenlastegelegde. De psychiater adviseert om het tenlastegelegde aan de verdachte toe te rekenen, aangezien er uit het dossier veel aanwijzingen naar voren komen dat het gedrag gepland was en de verdachte op veel momenten bewust criminele keuzes heeft gemaakt, terwijl hij had kunnen beslissen om anders te handelen. Aangezien het handelen door de psychiater wordt gezien als een bewuste keuze van de verdachte, kan er geen klinische inschatting worden gegeven van het risico op recidive. Een statistische inschatting van het risico op recidive laat zien dat er een zeer hoog risico op recidive is. De psychiater ziet geen reden om een interventieadvies te geven. Het is aan de verdachte om te kiezen of hij doorgaat met het criminele gedrag, of dat hij kiest voor een prosociaal leven, waarbij psychopathologie slechts een beperkte rol speelt in het maken van deze keuze.
Het hof heeft verder acht geslagen op de door drs. A.C.J. Schrama, GZ-psycholoog/orthopedagoog, omtrent de persoon van de verdachte opgemaakte Pro Justitia-rapportage van 12 september 2024. De psycholoog concludeert dat er bij de verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en een matige stoornis in het gebruik van cannabis in vroege remissie, welke stoornissen (afgezien van de remissie) ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde aanwezig waren. Hij adviseert het tenlastegelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen, omdat de verdachte weliswaar steeds geweten heeft wat hij deed en dat wat hij deed in strijd is met normen en waarden, maar juist door de aanwezigheid van de stoornis toch niet tot andere keuzes kwam. Ten aanzien van het risico op recidive merkt de rapporteur op dat, alle risicofactoren wegend, de inschatting op herhaling van een geweldsdelict uitkomt op matig tot hoog, terwijl er weinig beschermende factoren tegenover staan. Zonder interventies blijft het risico op herhaling van strafbare feiten aanwezig. De psycholoog is van mening dat de kans op recidive zo klein mogelijk gemaakt kan worden door verdachte in een kader te plaatsen waarin hij voldoende gecontroleerd en gemonitord kan worden en waarin de minste misstap opgemerkt wordt. Zo’n misstap zou dan alsnog kunnen leiden tot een tbs-maatregel met dwangverpleging. De psycholoog geeft het hof voorshands evenwel in overweging om een voorwaardelijke tbs-maatregel op te leggen als laatste kans voor de verdachte en de reclassering opdracht te geven een haalbaarheidsonderzoek uit te voeren.
Het hof heeft voorts acht geslagen op het maatregelenrapport van Reclassering Nederland van 26 februari 2025. Op dit rapport zal hieronder nader worden ingegaan.
De mate van toerekeningsvatbaarheid van de verdachte
Het hof stelt op grond van de hierboven genoemde rapportages vast dat bij de verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en een stoornis in het gebruik van cannabis en dat deze stoornissen ook aanwezig waren ten tijde van de bewezen verklaarde feiten. Derhalve stelt het hof vast dat ten tijde van de bewezen verklaarde feiten bij de verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens (de antisociale persoonlijkheidsstoornis
Het hof verenigt zich met de overwegingen en conclusies van de psycholoog ten aanzien van de aard van de beide gediagnostiseerde stoornissen en de invloed daarvan op het handelen van de verdachte en neemt deze over. Het hof komt derhalve tot een verminderde toerekenbaarheid.
Is behandeling van de verdachte wenselijk en mogelijk?
Hierover rapporteert de psycholoog onder meer het volgende (p. 37):
Zonder interventies blijft het risico op herhaling van strafbare feiten aanwezig. Er zijn veel factoren uit het verleden die op grond van de stand van de wetenschap gezien worden als risicofactoren, zoals geweld en antisociaal gedrag in het verleden (veroordelingen, maar ook rijden zonder rijbewijs), gepest zijn in het verleden, het ontbreken van een positief sociaal netwerk, verbroken relaties en gewelddadige opvattingen. De respons op behandeling en toezicht heeft ontbroken en hij heeft niet willen/kunnen profiteren van wat hem aangeboden is. Het patroon dat past in een persoonlijkheidsstoornis doet betrokkene wel beseffen wat hij doet, maar het ontbreekt hem aan inzicht in het waarom van zijn handelen, behalve dat het hem voordeel biedt. Inmiddels lijkt hij meer inzicht te krijgen in wat hem bezighoudt. Stress en coping spelen hierin ook een rol. Voor de toekomst geldt dat de leefomstandigheden van invloed kunnen zijn op het voortbestaan van zijn gedrag. Behalve interventies is het van belang dat aan de omstandigheden gewerkt wordt die het mogelijk maken positieve ervaringen op te doen maar die ook zorgen voor stabiliteit in zijn leven als ondergrond om met behandelingen aan de slag te gaan.
Hoewel een persoonlijkheidsstoornis gezien wordt als een patroon dat in de loop der jaren ontwikkeld is en zich heeft vastgezet en daardoor moeilijk te ‘genezen’, is het wel mogelijk gebleken dat met behulp van de juiste interventies in de juiste omstandigheden het ingesleten patroon te doorbreken. In de eerste plaats is hiervoor veel motivatie nodig die soms aanvankelijk extern wordt aangestuurd, maar uiteindelijk een interne drive moet worden.
Er zijn verschillende vormen van behandeling mogelijk die vooral gericht worden op agressieregulatie, vergroten van vaardigheden en terugvalpreventie. Behalve gedragstherapieën zijn ook vaktherapieën geschikte interventies. Deze kunnen ambulant en klinisch aangeboden worden.
Uit het rapport van de reclassering van 26 februari 2025 komt het volgende naar voren.
Er is sprake van een zeer uitgebreide en diverse criminele carrière. Deze is hij begonnen op veertienjarige leeftijd en heeft hij vervolgd tijdens zijn huidige detentie (mits bewezen). Met een veroordeling voor het tenlastegelegde neemt het delictpatroon toe in ernst. Er is sprake van zowel heimelijke als openlijke delicten in confrontatie met andere(n), grotendeels gericht op zelfverrijking ten koste van anderen. Zo is betrokkene onder andere veroordeeld voor verkeersmisdrijven, vermogensdelicten met en zonder geweldpleging, drugs- en wapenbezit en handel, relationeel geweld én een hands-on zedendelict. Betrokkene ontkent de delicten grotendeels te hebben gepleegd, bagatelliseert zijn aandeel en problemen, en externaliseert eerder delictgedrag in hoge mate. Ook bij een bewezenverklaring stelt betrokkene van plan te zijn tegenover iedere verkeerde aanname in het dossier zijn visie te stellen.
Het risico op recidive wordt door de reclassering als hoog ingeschat en de reclassering acht een klinische behandeling noodzakelijk.
Op grond van het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, is het hof van oordeel dat behandeling van de verdachte noodzakelijk is om het recidiverisico tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen, mede gelet op het gebrek aan respect en empathie voor zijn slachtoffers in de onderhavige zaak. Het hof acht het derhalve niet verantwoord om de verdachte (zo goed als) onbehandeld te laten terugkeren in de maatschappij. Het daarbij behorende alternatief, neerkomend op een gevangenisstraf, al dan niet gevolgd door een maatregel op te leggen op de voet van het bepaalde in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr)) is voor het hof dan ook niet aanvaardbaar.
De psycholoog heeft aangegeven daadwerkelijk mogelijkheden te zien om tot een passende behandeling te komen. Op basis daarvan komt het hof tot het oordeel dat een behandeling niet alleen wenselijk (immers noodzakelijk) is, maar ook mogelijk.
Is aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van tbs voldaan?
Gelet op de concrete omstandigheden van het geval van de verdachte, komt de zojuist door het hof getrokken conclusie met betrekking tot de noodzakelijkheid van een behandeling van de verdachte erop neer dat voor die behandeling het kader van een tbs onvermijdelijk is. Op de vraag of dit een tbs met voorwaarden of een tbs met dwangverpleging dient te zijn zal het hof hierna ingaan. Eerst zal het hof bezien of in het geval van de verdachte is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een tbs.
De verdachte is in de afgelopen jaren veroordeeld voor het plegen van verschillende geweldsdelicten, vermogensdelicten en een zedendelict. Zelfs detentie is voor verdachte kennelijk geen reden geweest om te stoppen met crimineel gedrag, aangezien een van de bewezenverklaarde feiten is gepleegd terwijl de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevond. Ook leidt de verdachte aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis, die maakt dat het risico op nieuwe strafbare feiten, waaronder ook geweldsfeiten, moet worden ingeschat als hoog. Bij de verdachte is geen sprake van enig ziekte-inzicht. Uit de Pro Justitia-rapportage van 12 september 2024 blijkt dat uit hantering van het risicotaxatie-instrument volgt dat er een zeer hoog risico op recidive is. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het gevaar van recidive, ook van geweldsdelicten, bij de verdachte als hoog moet worden ingeschat en dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen serieus in het geding is. Aldus is voldaan aan het vereiste uit de aanhef van het eerste lid van artikel 37a Sr.
Hierboven heeft het hof reeds (impliciet) vastgesteld dat is voldaan aan het vereiste (het zogenoemde gelijktijdigheidsvereiste) dat er tijdens het begaan van het feit bij de verdachte een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond (zie p. 16-17). Daarmee is voldaan aan het vereiste uit onderdeel 1° van het eerste lid van artikel 37a Sr.
Ten slotte stelt het hof vast dat op de door de verdachte begane feiten naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaar is gesteld, hetgeen betekent dat is voldaan aan het vereiste uit onderdeel 2° van het eerste lid van artikel 37a Sr.
Keus tussen tbs met voorwaarden en tbs met dwangverpleging
Ten slotte staat het hof voor de keus of aan de op te leggen tbs al dan niet een bevel tot dwangverpleging dient te worden verbonden. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De psycholoog komt tot de volgende conclusie (p.38):
In eerste aanleg is betrokkene veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar, een maatregel tbs met dwangverpleging en een schadevergoeding. De veroordeling is op deze wijze vorm gegeven vanwege de vastgestelde antisociale persoonlijkheidsstoornis, het delictpatroon en het feit dat de verdachte van eerdere behandelingen en toezichten niet of onvoldoende geprofiteerd heeft. Zijn vertrouwen in de hulpverlening lijkt niet groot te zijn en terugval is meer keren voorgekomen. Inmiddels lijkt betrokkene meer open te staan voor hulpverlening en begeleiding, mogelijk deels ingegeven door de motivatie op een mindere straf en/of maatregel. Hoewel betrokkene in verleden weinig waargemaakt heeft van de intenties, kan zijn geloofwaardigheid alleen maar toenemen als hij de kans krijgt te laten zien dat hij daadwerkelijk wil veranderen. De besloten omgeving van een FPC of FPK zorgt ervoor dat betrokkene binnen die structuur zijn goede wil kan tonen waar weinig tot geen prikkels zijn die hij moet leren te negeren. In de samenleving kan hij dit wel, moet hij dit zelfs, waarbij het risico is dat er bij terugval nieuwe slachtoffers gemaakt worden. De kans op recidive kan zo klein mogelijk gemaakt worden door betrokkene in een kader te plaatsen waarin hij voldoende gecontroleerd en gemonitord kan worden en waarin de minste misstap opgemerkt wordt hetgeen kan leiden tot alsnog een maatregel met dwangverpleging. Om betrokkene deze laatste kans te geven wordt het Hof in overweging gegeven betrokkene als maatregel een voorwaardelijke tbs-maatregel op te leggen en de reclassering opdracht te geven een haalbaarheidsonderzoek uit te voeren. Op deze manier kan hij binnen de kaders regie over zijn leven terugkrijgen; dit wil hij graag, waarbij hij in eerste instantie moet laten zien dat hij de ondersteuning zal accepteren.
De reclassering heeft vervolgens op 26 februari 2025 het eerdergenoemde maatregelenrapport opgemaakt, waarin onder meer het volgende wordt gesteld.
Advies reclassering
Wij vinden een klinische behandeling noodzakelijk, maar adviseren negatief ten aanzien van een tbs met voorwaarden. De redenen hiervoor zijn:
- Geen intrinsieke motivatie voor behandeling
[verdachte] is ervan overtuigd dat hij geen behandeling nodig heeft en simpelweg in de maatschappij moet laten zien dat hij een prosociaal leven kan leiden. Hij ervaart geen lijdensdruk en heeft geen eigen hulpvraag. Daarnaast heeft hij zich tijdens eerdere behandelingen nooit gecommitteerd, volgt hij geen behandelingen of therapie tijdens detentie en stelt hij dit ook niet nodig te hebben. Hij benoemt dan ook als zijn voorkeur om geen enkele voorwaarde opgelegd te krijgen. Het ontbreekt hem aan probleembesef en ziekte-inzicht. Dat hij bij de Pro Justitia-psycholoog heeft benoemd nu wel behandeling te willen ondergaan en te willen veranderen, lijkt om te voorkomen dat hij opnieuw een tbs-maatregel met dwangverpleging opgelegd krijgt en om ervoor te zorgen dat hij zo snel mogelijk kan resocialiseren. Hierdoor is het niet mogelijk om binnen een voorwaardelijk behandeling gedragsverandering te realiseren en blijft het recidiverisico onverminderd hoog.
- Ontkenning, bagatellisering en externalisering van delicten
Betrokkene ontkent de delicten grotendeels te hebben gepleegd, bagatelliseert zijn aandeel en problemen, en externaliseert eerder delictgedrag in hoge mate. Ook bij een bewezenverklaring stelt betrokkene van plan te zijn tegenover iedere verkeerde aanname in het dossier zijn visie te stellen. Hierdoor wordt het opstellen van een delictanalyse bemoeilijkt, die de basis vormt voor een behandeling.
- Te hoog risico op onttrekking
Betrokkene kent een geschiedenis van schenden van voorwaarden en het plegen van delicten tijdens lopende toezichten en proeftijden. De reclassering heeft ondanks de uitgesproken intenties van betrokkene vooralsnog geen enkele aanleiding om te vermoeden dat betrokkene zich nu wél aan voorwaarden kan houden. De reclassering zal daarom niet in staat zijn om het risicomanagement vorm te geven.
Tijdens de behandeling ter zitting in hoger beroep heeft de verdachte desgevraagd aangegeven te zullen meewerken aan voorwaarden, indien het hof die zal opleggen. Tegelijkertijd heeft hij ook aangegeven geen behandeling nodig te hebben en sociaal wenselijk te zullen gaan antwoorden, indien sprake zou zijn van behandeling met dwang. Volgens hem is de tbs voor zieken en de gevangenis voor criminelen (waaronder hij zichzelf schaart).
Het hof is zich ervan bewust dat oplegging van tbs met dwangverpleging zeer ingrijpend is. Het hof heeft derhalve – ook gelet op de bevindingen van de psycholoog – bezien in hoeverre tbs met voorwaarden een reële optie zou kunnen zijn.
Het hof is van oordeel dat de kans op overtreding van de voorwaarden - gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen – groot is. Naar het oordeel van het hof is tbs met voorwaarden echter alleen dan een reële mogelijkheid wanneer ervan mag worden uitgegaan dat die maatregel adequaat wordt omgezet naar een tbs met dwangverpleging op het moment dat de voorwaarden niet worden nageleefd. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2024
Bij die stand van zaken ziet het hof te grote risico’s voor degenen die de kans lopen het slachtoffer te worden van verdachtes recidive. Gelet op de noodzaak om juist hen te beschermen en gelet op de afwezigheid van een reëel alternatief in de vorm van tbs met voorwaarden, komt het hof derhalve tot het oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist dat zal worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
Alles afwegende is het hof derhalve – met de advocaat-generaal – van oordeel dat aan de verdachte de maatregel van tbs met dwangverpleging dient te worden opgelegd.
Het hof stelt vast dat de strafbare feiten ter zake waarvan de tbs met dwangverpleging zal worden opgelegd, misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De totale duur van de tbs met dwangverpleging kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan en is dus – op de voet van het bepaalde in het eerste lid van artikel 38e Sr – ongemaximeerd.
Op te leggen straf
Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten is het hof van oordeel dat aan de verdachte, naast voornoemde maatregel, ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur in combinatie met de voornoemde maatregel, een passende en geboden reactie vormt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 1]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-053479-22 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 7.500,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van 3.500,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Artikel 6:106, eerste lid, onder b, van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat een benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, indien hij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in de persoon is aangetast.
Het hof overweegt dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Zij is immers voor enige duur op grove wijze aangetast in haar lichamelijke en geestelijke integriteit. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juli 2021, tot aan de dag der algehele voldoening. Voor wat de betreft de hoogte van de schadevergoeding heeft het hof alle omstandigheden van het geval, waaronder de relatief beperkte duur van de bewezen verklaarde periode, de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de verdachte te maken verwijt, alsmede de onderbouwing van de vordering in acht genomen. Voorts heeft het hof gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1]
Nu vast staat dat de verdachte tot een bedrag van € 2.500,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1].
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 december 2015 onder parketnummer 09-827106-15 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan, terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
Echter, naar het oordeel van het hof zijn er – gelet op de oplegging van tbs met dwangverpleging - geen termen aanwezig voor toewijzing van die vordering.
De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-053479-22 en in de zaak met parketnummer 09-025958-23 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-053479-22 en in de zaak met parketnummer 09-025958-23 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-053479-22 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-053479-22 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 35 (vijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 28 juli 2021.
Wijst af de vordering van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Den Haag van 2 augustus 2022, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 december 2015, parketnummer 09-827106-15, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit arrest is gewezen door mr. G.C. Haverkate, als voorzitter, en mr. O.E.M. Leinarts en mr. R. Brand, leden, in bijzijn van de griffier mr. I.M. van Hoevelaken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 juli 2025.
Mr. R. Brand en mr. I.M. van Hoevelaken zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Zie de verklaring van psychiater Van der Meer, proces-verbaal van de terechtzitting van 6 februari 2025, p. 11).
ECLI:NL:HR:2024:1729.