Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Strafvordering in eersten aanleg
Titel VI. Behandeling van de zaak door de rechtbank
Derde afdeeling. Bewijs
Artikel 344

Artikel 344 (Schriftelijke bescheiden als bewijsmiddel)

Laatste versie

1. Onder schriftelijke bescheiden worden verstaan:

1°. beslissingen in den wettelijken vorm opgemaakt door colleges of personen met rechtspraak belast, alsmede in de wettelijke vorm opgemaakte strafbeschikkingen; 2°. processen-verbaal en andere geschriften, in den wettelijken vorm opgemaakt door colleges en personen, die daartoe bevoegd zijn, en behelzende hunne mededeeling van feiten of omstandigheden, door hen zelf waargenomen of ondervonden; 3°. geschriften opgemaakt door openbare colleges of ambtenaren, betreffende onderwerpen behoorende tot den onder hun beheer gestelden dienst, alsmede geschriften, opgemaakt door een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat of van een volkenrechtelijke organisatie; 4°. verslagen van deskundigen met het antwoord op de opdracht die aan hen is verleend tot het verstrekken van informatie of het doen van onderzoek, gebaseerd op wat hun wetenschap en kennis hen leren omtrent datgene wat aan hun oordeel onderworpen is. 5°. alle andere geschriften; doch deze kunnen alleen gelden in verband met den inhoud van andere bewijsmiddelen.

2. Het bewijs dat de verdachte het telastegelegde feit heeft gepleegd, kan door den rechter worden aangenomen op het proces-verbaal van een opsporingsambtenaar.

Uitleg in duidelijke taal

1. Onder schriftelijke bescheiden worden verstaan:

Dit lid introduceert de definitie van schriftelijke bescheiden, oftewel documenten die als schriftelijk bewijs kunnen dienen.

1°. beslissingen in den wettelijken vorm opgemaakt door colleges of personen met rechtspraak belast, alsmede in de wettelijke vorm opgemaakte strafbeschikkingen;

Dit specificeert dat onder schriftelijke bescheiden vallen: beslissingen die in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door colleges (zoals rechtbanken) of personen die met rechtspraak zijn belast (zoals rechters), alsook strafbeschikkingen die in de wettelijke vorm zijn opgemaakt.

2°. processen-verbaal en andere geschriften, in den wettelijken vorm opgemaakt door colleges en personen, die daartoe bevoegd zijn, en behelzende hunne mededeeling van feiten of omstandigheden, door hen zelf waargenomen of ondervonden;

Dit omvat processen-verbaal en andere geschriften die in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door colleges of personen die daartoe bevoegd zijn. Deze geschriften moeten hun mededeling bevatten van feiten of omstandigheden die zij zelf hebben waargenomen of ondervonden.

3°. geschriften opgemaakt door openbare colleges of ambtenaren, betreffende onderwerpen behoorende tot den onder hun beheer gestelden dienst, alsmede geschriften, opgemaakt door een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat of van een volkenrechtelijke organisatie;

Hieronder vallen geschriften die zijn opgemaakt door openbare colleges of ambtenaren en die betrekking hebben op onderwerpen die behoren tot de dienst die onder hun beheer is gesteld. Ook geschriften die zijn opgemaakt door een persoon in de openbare dienst van een vreemde staat of van een volkenrechtelijke organisatie vallen hieronder.

4°. verslagen van deskundigen met het antwoord op de opdracht die aan hen is verleend tot het verstrekken van informatie of het doen van onderzoek, gebaseerd op wat hun wetenschap en kennis hen leren omtrent datgene wat aan hun oordeel onderworpen is.

Dit betreft verslagen van deskundigen die het antwoord bevatten op de opdracht die aan hen is gegeven om informatie te verstrekken of onderzoek te doen. Deze verslagen moeten gebaseerd zijn op wat hun wetenschap en kennis hen leren over datgene wat aan hun oordeel is onderworpen.

5°. alle andere geschriften; doch deze kunnen alleen gelden in verband met den inhoud van andere bewijsmiddelen.

Dit omvat alle andere geschriften. Deze kunnen echter alleen als bewijs gelden in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen.

2. Het bewijs dat de verdachte het telastegelegde feit heeft gepleegd, kan door den rechter worden aangenomen op het proces-verbaal van een opsporingsambtenaar.

Dit lid bepaalt dat de rechter het bewijs dat de verdachte het hem of haar telastegelegde feit heeft gepleegd, kan aannemen op basis van het proces-verbaal van een opsporingsambtenaar.