Uitspraak inhoud

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummer: 84-182975-23 (P) Datum vonnis: 25 augustus 2025

Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] , wonende aan het [adres] in [woonplaats 1] .

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 augustus 2025.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie. De verdachte is niet verschenen.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat de verdachte: feit 1: als bestuurder van de stichting ‘ [Stichting] ’ voor intreding van het faillissement geldbedragen aan de boedel heeft onttrokken, wetende dat daardoor schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld; feit 2: als bestuurder van de stichting ‘ [Stichting] ’ niet de bewaarde administratie aan de curator heeft verstrekt en/of geen administratie heeft gevoerd en/of bewaard; feit 3: subsidiebedragen inzake de NOW-regeling en de zorgbonus heeft aangewend voor andere doeleinden; feit 4: als feitelijke leidinggevende van de ‘ [Stichting] ’ valse facturen heeft opgemaakt dan wel valse facturen heeft gebruikt.

Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:

hij, als bestuurder of commissaris van de rechtspersoon [Stichting] , welke rechtspersoon bij vonnis van de rechtbank Almelo op [datum] in staat van faillissement is verklaard, voor of tijdens het faillissement, te weten in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met [datum] , te [plaats] en/of [woonplaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

een of meer geldbedrag(en) tot een (totaal)bedrag van €452.523,70 althans enig geldbedrag/goed, aan de boedel heeft onttrokken, immers heeft hij, verdachte,

  • Zonder geldige titel een of meerdere geldbedrag(en) overgemaakt en/of laten overmaken van de zakelijke bankrekening van [Stichting] naar zijn privérekening tot een totaal bedrag van €86.099,25 (AMB-006-01, DOC-110), althans enig geldbedrag, en/of

  • Zonder geldige titel een of meerdere bedragen tot een totaal bedrag van € 307.570 (AMB-006-01, DOC-109), althans enig geldbedrag, contant opgenomen vanaf de zakelijke bankrekening van [Stichting] , en/of

  • Zonder geldige titel een of meerdere branchevreemde en/of privé-uitgaven gedaan vanaf de zakelijk bankrekening van [Stichting] waaronder de aankoop van elektronica tot een totaalbedrag van €37.451,90 (AMB-006-01, DOC-111), althans enig geldbedrag, en/of de aankoop van meubels tot een totaalbedrag van €9.000 (AMB-006-01, DOC-113), althans enig geldbedrag en/of de aankoop van bouwmaterialen tot een totaalbedrag van €12.402,55 (AMB-006-01, DOC-112),

althans enig geldbedrag, althans enig goed aan de boedel onttrokken terwijl hij, verdachte, wist dat hierdoor een of meer schuldeisers van voornoemde rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld;

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van [datum] tot en met 30 juli 2024, te [plaats] en/of [woonplaats 1] , althans in Nederland,

als bestuurder van de rechtspersoon [Stichting] , die op [datum] door de rechtbank Overijssel in staat van faillissement is verklaard,

tijdens het faillissement van genoemde rechtspersoon, (desgevraagd) opzettelijk,

  • niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en bewaarde administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator van die rechtspersoon heeft verstrekt,

en/of

voor en/of tijdens het faillissement van genoemde rechtspersoon, terwijl dit faillissement is gevolgd, opzettelijk niet heeft voldaan aan en/of heeft bewerkstelligt

dat werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en/of het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling van bedoeld faillissement is/wordt bemoeilijkt;

hij, in of omstreeks de periode van 13 april 2020 tot en met 31 december 2021, te [plaats] en/of [woonplaats 1] , althans elders in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk middelen, te weten:

  • een subsidiebedrag van €21.600 (AMB-006-01, DOC-114) inzake de zorgbonus voor zorg professionals en/of

  • een subsidiebedrag van €102.444 (AMB-006-01, DOC-114) inzake de (tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid)

in elk geval subsidiegelden die met een bepaald doel door en/of vanwege de overheid zijn verstrekt, te weten: het de werkgever ( [Stichting] ) tegemoet komen in de betaling van de loonkosten (tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid) en een zorgbonus voor personeel in de zorg als blijk van waardering (geheel of gedeeltelijk) heeft/hebben aangewend en/of heeft/hebben doen aanwenden voor (een) ander(e) doeleind(en) dan voor loonkosten en/of loonbetalingen aan werknemer(s) van [Stichting] althans voor (een) ander(e) doeleind(en) aangewend en/of doen aanwenden dan waarvoor zij zijn/is verstrekt;

[Stichting] , in of omstreeks de periode van 31 januari 2019 tot en met 30 mei 2022, te [plaats] en/of [woonplaats 1] , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,

(telkens) een geschrift dat bestemd is om als bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, dan wel (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van het valse of vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst danwel opzettelijk zodanig geschrift heeft afgeleverd of voorhanden heeft gehad,

terwijl [Stichting] wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/deze geschrift(en) bestemd was/waren voor zodanig gebruik als ware het/deze echt en onvervalst, te weten:

a. negen facturen van [bedrijf 1] met de volgende factuurnummers: [factuur 1] (DOC-036-01), [factuur 2] (DOC-037-01), [factuur 3] (DOC-041-01), [factuur 4] (DOC-040-01), [factuur 5] (DOC-043-01), [factuur 6] (DOC-045-01), [factuur 7] (DOC-046-01), [factuur 8] (DOC-047-01), [factuur 9] (DOC-035-01), en/of

b. acht facturen van [bedrijf 2] met de volgende factuurnummers: [factuur 10] (DOC-031), [factuur 11] (over januari 2019) (DOC-033), [factuur 11] (over december 2019) (DOC-033), [factuur 11] (DOC-034), [factuur 12] (DOC-038), [factuur 21] (DOC-039), [factuur 14] (DOC-042), [factuur 15] (DOC-44), en/of

c. twee facturen van [bedrijf 3] met de volgende factuurnummers: [factuur 24] (DOC-32-01), [factuur 17] (DOC-032-02),

bestaande die valsheid en/of vervalsing hierin dat in/op voornoemde document(en)/geschrift(en) (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid staat vermeld dat werkzaamheden door [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] voor [Stichting] waren verricht die niet werkelijk hebben plaatsgevonden,

en

bestaande dat opmaken en/of gebruikmaken (telkens) hierin dat zij, [Stichting] , die/dit geschrift(en), in de administratie heeft opgenomen en/of ter beschikking heeft gesteld aan de curator,

tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.

3 De bewijsmotivering

3.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het ‘in vereniging’ plegen van feit 1 en het vervalsen van de onder artikel 4 tenlastegelegde facturen.

3.2 Het oordeel van de rechtbank [1]

Op 8 november 2018 is de verdachte als voorzitter toegetreden tot het bestuur van de stichting ‘ [Stichting] ’ (hierna: de stichting).[2] Daarvoor werkte hij ongeveer tien jaar voor zorgbureau ‘ [bedrijf 2] V.O.F.’[3]: de eerste vier jaar als administratieve kracht en daarna als directeur’.[4] Begin 2019 is de stichting gestart met het aanbieden van thuiszorgactiviteiten. De verdachte deed naar eigen zeggen de administratie en het klopt dat hij ‘degene was die aan alle touwtjes trok’.[5] De verdachte was de enige die toegang had tot de zakelijke bankrekening en had als enige een bankpas.[6] Op [datum] is de stichting bij vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie [plaats] failliet verklaard.[7]

Feit 1

Uit het onderzoek van de FIOD komt naar voren dat in de periode van 7 mei 2019 tot en met 30 januari 2022 geldbedragen (na aftrek van het cumulatieve nettoloon van de verdachte) van in totaal € 86.099,25 zijn overgemaakt van de zakelijke bankrekening van de stichting naar de privérekening van de verdachte.[8]

In de periode van 14 januari 2019 tot en met 4 oktober 2021 is in totaal € 307.570,-- contant opgenomen vanaf de zakelijke bankrekening van de stichting.[9] Van deze opnames is een bedrag van € 164.791,82 niet verantwoord met facturen en kwitanties.[10] Een bedrag van € 142.778,18 is wel verantwoord door inkoopfacturen, maar deze zijn vals (zie feit 4).

Op 10 januari 2019 zijn de eerste zorgdeclaraties uitbetaald door [bedrijf 4] , een bedrag van in totaal € 14.708,--.[11]

Uit het overzicht van de contante opnames[12] blijkt onder meer dat de verdachte op 14 januari 2019 om 07:59 uur € 2.600,-- heeft opgenomen, op 14 januari 2019 om 08:00 uur € 2.000,--, op 14 januari 2019 om 08:02 uur € 400,-- en op 15 januari 2019 om 13:36 uur € 3.000,--.

Verder blijkt uit het onderzoek van de FIOD dat vanaf de zakelijke bankrekening van de stichting in de periode van 25 januari 2019 tot en met 30 april 2021 in totaal € 34.451,90 is betaald voor elektronica, op 29 oktober 2019 € 9.000,-- is betaald voor meubels en in de periode van 19 augustus 2019 tot en met 12 december 2020 in totaal € 12.402,55 is betaald voor bouwmaterialen.[13] Door de curator zijn echter geen meubels en elektronica aangetroffen.[14] Van de uitgevoerde bouwwerkzaamheden was niets zichtbaar en er was ook geen omzet binnengekomen die kon verwijzen naar uitgevoerde bouwwerkzaamheden.[15]

De omzet van de stichting was voor 90% afkomstig van [bedrijf 4] .[16] Op 6 november 2020 kondigde [bedrijf 4] aan dat zij een onderzoek zouden gaan instellen naar de gedeclareerde zorg door de stichting. Op 1 april 2021 is de laatste betaling van [bedrijf 4] ontvangen door de stichting. Op 12 oktober 2021 heeft [bedrijf 4] per brief hun beslissing naar aanleiding van het onderzoek naar de stichting verstuurd. Daaruit volgde onder andere dat de stichting niet had voldaan aan de administratieve verplichtingen en niet-gekwalificeerd personeel had ingezet.[17] De stichting moest daarom € 863.695,80 terug betalen aan [bedrijf 4] . Naar aanleiding hiervan werd het faillissement van de stichting aangevraagd. De crediteurenlijst laat een schuldpositie zien van € 1.335.417,47.[18]

De verdachte heeft verklaard dat hij personeel van MBO niveau 2 heeft ingezet, terwijl hij wist dat hij personeel van MBO niveau 3 moest inzetten.[19]

Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat er zonder geldige titel grote bedragen aan de boedel zijn onttrokken. Zo heeft de verdachte vanaf de start van de thuiszorgactiviteiten van de stichting – kort nadat op 10 januari 2019 de eerste zorgdeclaraties door [bedrijf 4] werden betaald – kort na elkaar al forse contante geldbedragen opgenomen vanaf de zakelijke rekening van de stichting: op 14 januari 2019 in totaal € 5.000,- en op 15 januari 2019 € 3.000,--.

De verdachte heeft geprobeerd een deel van de contante geldopnames te verantwoorden door facturen in de administratie op te nemen en (vervolgens) te overleggen aan de curator. Hierna, bij feit 4, komt de rechtbank tot het oordeel dat deze facturen vals zijn. Tijdens of na zijn verhoor door de FIOD heeft de verdachte, naast de genoemde facturen, geen andere reden gegeven voor de contante opnames. Ook voor het overmaken van de geldbedragen naar zijn eigen bankrekening en het doen van de branchevreemde en privé-uitgaven voor elektronica, meubels en bouwmaterialen heeft de verdachte geen goede reden gegeven. De rechtbank is daarom van oordeel dat deze betalingen zonder geldige titel zijn gedaan.

De rechtbank stelt verder vast dat de stichting voor de inkomsten vrijwel geheel afhankelijk was van [bedrijf 4] . Daarnaast is de verdachte lange tijd werkzaam geweest in de thuiszorg voor hij bestuurder werd bij de stichting. Eerst vier jaar als administratieve kracht bij [bedrijf 2] V.O.F. en daarna zes jaar als directeur. Daardoor wist hij welke administratieve verplichtingen er gelden voor het verlenen van thuiszorg. Daar heeft hij echter willens en wetens niet aan voldaan. Ook heeft hij bewust niet-gekwalificeerd personeel ingezet, waarmee de stichting niet voldeed aan de verzekeringsvoorwaarden voor het leveren van zorg. Hij wist dus dat de stichting de betaalde zorgdeclaraties op enig moment zou moeten terugbetalen aan [bedrijf 4] . Desondanks is hij grote geldbedragen aan de boedel blijven onttrekken voor privégebruik, in totaal een geldbedrag van € 452.523,70. Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte vanaf begin januari 2019 wist dat een faillissement van de stichting onafwendbaar zou zijn.

Feit 1 acht de rechtbank daarom wettig en overtuigend bewezen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat de verdachte dit feit in vereniging heeft gepleegd. Daarom wordt de verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijgesproken.

Feit 2

De verdachte heeft te kennen gegeven dat hij alle administratie die hij van de stichting had, heeft ingeleverd bij de curator.[20] De curator heeft verklaard dat hij geen loonstroken en correspondentie over de loonadministratie heeft ontvangen van de verdachte.[21] Hij heeft daar wel om gevraagd.[22] Naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek heeft de [naam 1] , die de administratie heeft verzorgd voor de stichting, gegevens van de loonadministratie van 2019, 2020 en 2021 aan de FIOD verstrekt.[23] De curator heeft verklaard dat de verdachte hem niet heeft meegedeeld dat deze salarisadministratie beschikbaar was.[24]

De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen. Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat de salarisadministratie die niet door de verdachte aan de curator is verstrekt, wel beschikbaar was. De verdachte had hiertoe toegang en na het verzoek van de curator daartoe had hij deze administratie dienen op te vragen bij het administratiekantoor van de [naam 1] en vervolgens aan de curator te verstrekken. Daarmee heeft hij niet voldaan aan de verplichting die volgt uit artikel 105a, tweede lid, van de Faillissementswet, om – kort gezegd – terstond alle administratie volledig aan de curator over te dragen.

Daarnaast wordt de verdachte onder feit 2 – kort gezegd – verweten dat hij in de periode van [datum] tot en met 30 juli 2024 opzettelijk niet heeft voldaan aan zijn administratieve verplichtingen (als bedoeld in artikel 344a, eerste lid onder 2 Sr.). Dit betreft de periode nádat de stichting in staat van faillissement is verklaard. Hoewel het dossier naar het oordeel van de rechtbank bewijs bevat dat de verdachte vóórdat de stichting in staat van faillissement was gesteld niet heeft voldaan aan zijn administratieve verplichtingen, kan de rechtbank gezien de tenlastegelegde periode voor dit onderdeel van het ten laste gelegde feit niet tot een bewezenverklaring komen. Daarom zal de rechtbank de verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.

Feit 3

Vanwege de impact van de maatregelen die verband houden met COVID-19 (ook wel: corona) werd onder andere de tijdelijke Noodmaatregel voor behoud van Werkgelegenheid (ook wel: NOW-regeling) ingesteld. De verdachte heeft voor de stichting NOW-subsidie aangevraagd: op 13 april 2020 (‘1e tranche’)[25], op 22 juni 2021 (’5e tranche’)[26] en op 29 juli 2021 (‘6e tranche’)[27]. Deze subsidiegelden zijn in de periode van 16 april 2020 tot en met 4 oktober 2021 uitbetaald, in totaal een bedrag van € 102.444,--.[28] Het doel van deze subsidiegelden was om ondernemers te compenseren die door de coronamaatregelen minimaal 20% van hun omzet verloren, zodat personeel in dienst kon blijven en betaald kon worden.[29]

Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat met de ontvangen NOW-steun van de eerste aanvraag (‘1e tranche’) geen loon is betaald. Van dit deel van de tenlastelegging (een deel van het ontvangen subsidiebedrag) zal de rechtbank de verdachte daarom vrijspreken.

In de aangiften loonheffing over 2021 wordt echter vanaf juni 2021 geen personeel aangegeven.[30] Uit het onderzoek van de FIOD blijkt dat de stichting wel inkomstenverlies had, maar dat het stoppen met betalingen door [bedrijf 4] (zie feit 1) daarvan de oorzaak was, en niet de corona-maatregelen.[31]

De verdachte heeft hierover verklaard: ‘Periode 5 [en] 6 (..) heb ik aangevraagd omdat [bedrijf 4] niet meer uitbetaald en ik geen inkomen meer had’.[32]

De rechtbank acht derhalve het onder feit 3 ten laste gelegde bewezen tot een bedrag van € 72.228,-- (5e en 6e tranche).

Naast de NOW-subsidie werd op 19 oktober 2020 ook een zorgbonus voor zorgprofessionals aangevraagd. Deze was bedoeld voor werkenden in de sector Zorg en Welzijn, die uitzonderlijke prestaties leverden in de strijd tegen corona.[33] De verdachte heeft hierover verklaard: ‘ik heb deze bonus aangevraagd’.[34]

De zorgbonus werd voor twaalf medewerkers aangevraagd en – evenals de verschuldigde loonheffingen (in totaal € 9.600,--) – toegekend (12x € 1.000,--).[35] Op 4 december 2020 is in totaal € 21.600,-- uitbetaald.[36]

In de bankmutaties is niet te zien dat deze bonus is uitbetaald aan het personeel.[37] Ook uit de verklaring van de getuigen [naam 1] en [naam 2] , die onder andere de salarisadministratie voor de stichting uitvoerden, blijkt dat er geen bonus is verstrekt aan het personeel.[38]

De curator heeft verklaard dat de verdachte na ontvangst van de NOW-subsidiegelden op de zakelijke rekening van de stichting een deel naar zijn privérekening heeft overgemaakt[39] en dat de zorgbonus geheel naar de verdachte lijkt te zijn gegaan.[40]

Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk subsidiebedragen inzake de NOW-regeling en de zorgbonus heeft aangewend voor andere doeleinden dan voor loonkosten en loonbetaling aan werknemers van de stichting. De rechtbank acht dit feit daarom wettig en overtuigend bewezen.

Feit 4

Hiervoor (bij feit 1) bleek al dat de verdachte grote contante geldbedragen heeft opgenomen vanaf de zakelijke rekening van de stichting. In de administratie van de stichting die de verdachte voorafgaand aan het gesprek met de curator op 30 mei 2023[41] aan de curator heeft afgegeven waren declaratieformulieren opgenomen.[42] Daarop was zichtbaar welke bedragen die maand contant waren opgenomen en waaraan die bedragen waren uitgegeven. Achter die declaratieformulieren zaten facturen waarop de betalingen betrekking hadden. Dit betreft:

  • facturen van [bedrijf 1] , met factuurnummers: [factuur 1][43], [factuur 2][44], [factuur 3][45], [factuur 4][46], [factuur 5][47], [factuur 6][48], [factuur 7][49], [factuur 8][50], [factuur 9][51];

  • facturen van [bedrijf 2] V.O.F. met factuurnummers: [factuur 10][52], [factuur 11] (over januari 2020)[53], [factuur 11] (over december 2019)[54], [factuur 20][55], [factuur 21][56], [factuur 22][57] en [factuur 23][58];

  • facturen van [bedrijf 3] met factuurnummers: [factuur 24][59] en [factuur 25][60].

Volgens deze facturen zou er in totaal voor € 136.152,42 personeel zijn ingehuurd door de stichting.

[naam 3] , de eigenaresse van eenmanszaak [bedrijf 1] , heeft verklaard[61] dat die tenlastegelegde facturen niet van haar zijn, dat zij nooit per kas betaald heeft gekregen, nooit personeel heeft uitgeleend en de stichting niet kent.

Volgens de inschrijving bij de kamer van koophandel werd [bedrijf 1] met ingang van 14 maart 2019 opgeheven.[62] De oudste factuur die in de administratie van de stichting is opgenomen ( [factuur 1] ) heeft 6 januari 2020 als factuurdatum.[63]

[naam 4] , een firmant van [bedrijf 2] V.O.F., heeft verklaard[64] dat zij die facturen niet kent, dat [bedrijf 2] V.O.F. die bedragen niet heeft ontvangen en dat het absoluut niet gebruikelijk was dat [bedrijf 2] V.O.F. zich contant liet uitbetalen. Ook kunnen de gefactureerde werkzaamheden volgens Var-Köse niet kloppen omdat [bedrijf 2] V.O.F. in de gefactureerde periode niet meer op dergelijk grote schaal zorg verleende.

[naam 5] , de eigenaar van [bedrijf 3] , heeft verklaard dat de stichting nooit personeel heeft ingehuurd van [bedrijf 3] en dat het niet standaard is dat facturen per kas worden betaald.[65] Uit gegevens van de Belastingdienst komt naar voren dat [bedrijf 3] in de gefactureerde periode geen personeel had om uit te lenen.[66]

Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de tenlastegelegde facturen vals zijn, omdat daarin werkzaamheden worden gefactureerd die in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden. Het kan gezien zijn rol bij de stichting – als degene ‘die aan alle touwtjes trok’ – en als degene die de contante geldbedragen heeft opgenomen niet anders zijn dan dat de verdachte wist dat die facturen vals zijn. Er is gebruik gemaakt van die valse facturen, door ze op te nemen in de administratie, die de verdachte vervolgens ter beschikking heeft gesteld aan de curator.

Op grond van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kunnen strafbare feiten worden begaan door een rechtspersoon. Hiertoe is van belang of de verboden gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Het antwoord op deze vraag hangt af van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn wanneer zich een of meer van de hierna volgende omstandigheden voordoen, zo bepaalde de Hoge Raad in het Drijfmest-arrest (HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938): het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit andere hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;

Het opnemen van facturen in de administratie heeft plaatsgevonden in de sfeer van de stichting, valt binnen de normale bedrijfsvoering van de stichting en is de stichting dienstig geweest. Daarnaast vermocht de stichting erover te beschikken of die gedragingen al dan niet plaatsvonden. De strafbare gedragingen die de verdachte heeft verricht kunnen dan ook redelijkerwijs aan de stichting worden toegerekend. Dit betekent dat de stichting kan worden aangemerkt als dader van het (meermalen) opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift.

Het opzet van de verdachte kan dan ook worden toegerekend aan de stichting.

Uit de inhoud van de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte in de ten laste gelegde periode bestuurder was van de stichting, de administratie deed en ‘degene was die aan alle touwtjes trok’. Dat de verdachte als feitelijke leidinggevende aan het opzettelijk gebruik van valse geschriften door de stichting kan worden aangemerkt acht de rechtbank daarom wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank is van oordeel dat het vals opmaken van facturen van een toeleverancier niet als gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan worden aangemerkt. Daarom zal de rechtbank de verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.

Daarnaast zijn drie valse facturen van [bedrijf 2] V.O.F. ten laste gelegd met alle drie het factuurnummer [factuur 11] . Omdat de rechtbank er maar twee heeft aangetroffen in het dossier (DOC-033 en DOC-034) acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat zeven facturen van [bedrijf 2] V.O.F. vals zijn opgemaakt.

3.3 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat

hij, als bestuurder van de rechtspersoon [Stichting] , welke rechtspersoon bij vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie [plaats] op [datum] in staat van faillissement is verklaard, voor het faillissement, te weten in de periode van 1 januari 2019 tot en met [datum] , in Nederland,

geldbedragen tot een totaalbedrag van € 452.523,70, aan de boedel heeft onttrokken, immers heeft hij, verdachte,

  • zonder geldige titel meerdere geldbedragen overgemaakt van de zakelijke bankrekening van [Stichting] naar zijn privérekening tot een totaal bedrag van € 86.099,25, en

  • zonder geldige titel meerdere bedragen tot een totaal bedrag van €307.570,-- contant opgenomen vanaf de zakelijke bankrekening van [Stichting] , en

  • zonder geldige titel meerdere branchevreemde en privé-uitgaven gedaan vanaf de zakelijk bankrekening van [Stichting] , waaronder de aankoop van elektronica tot een totaalbedrag van € 37.451,90, de aankoop van meubels tot een totaalbedrag van € 9.000,-- en de aankoop van bouwmaterialen tot een totaalbedrag van € 12.402,55,

terwijl hij, verdachte, wist dat hierdoor een of meer schuldeisers van voornoemde rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld;

hij in de periode van [datum] tot en met 30 juli 2024, in Nederland,

als bestuurder van de rechtspersoon [Stichting] , die op [datum] door de rechtbank Overijssel, locatie [plaats] in staat van faillissement is verklaard,

tijdens het faillissement van genoemde rechtspersoon, desgevraagd opzettelijk,

  • niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en bewaarde administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator van die rechtspersoon heeft verstrekt;

hij in de periode van 2 juli 2021 tot en met 31 december 2021 in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk middelen, te weten:

  • een subsidiebedrag van € 21.600,-- inzake de zorgbonus voor zorg professionals en/of

  • een subsidiebedrag van € 72.228,-- inzake de tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid,

zijnde subsidiegelden die met een bepaald doel door de overheid zijn verstrekt, te weten: het de werkgever ( [Stichting] ) tegemoet komen in de betaling van de loonkosten (tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid) en een zorgbonus voor personeel in de zorg als blijk van waardering heeft aangewend voor een ander doel dan voor loonkosten en loonbetalingen aan werknemers van [Stichting] ;

[Stichting] , in de periode van 31 januari 2019 tot en met 30 mei 2022 in Nederland,

opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften als ware deze echt en onvervalst,

terwijl [Stichting] wist dat deze geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik als ware het echt en onvervalst, te weten:

a. negen facturen van [bedrijf 1] met de volgende factuurnummers: [factuur 1] , [factuur 2] , [factuur 3] , [factuur 4] , [factuur 5] , [factuur 6] , [factuur 7] , [factuur 8] , [factuur 9] , en

b. zeven facturen van [bedrijf 2] V.O.F. met de volgende factuurnummers: [factuur 10] , [factuur 11] (over januari 2020), [factuur 11] (over december 2019) , [factuur 20] , [factuur 21] , [factuur 23] , [factuur 23] , en

c. twee facturen van [bedrijf 3] met de volgende factuurnummers: [factuur 24] , [factuur 25] ,

bestaande die valsheid hierin dat in voornoemde geschriften telkens valselijk en in strijd met de waarheid staat vermeld dat werkzaamheden door [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en [bedrijf 3] voor [Stichting] waren verricht die niet werkelijk hebben plaatsgevonden,

en

bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, [Stichting] , die geschriften, in de administratie heeft opgenomen en ter beschikking heeft gesteld aan de curator,

aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 51, 225, 323a, 343 en 344a Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:

feit 1 het misdrijf: als bestuurder van een rechtspersoon, wetende dat hierdoor één of meer schuldeisers van de rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld, voor de intreding van het faillissement, terwijl dit is gevolgd, enig goed aan de boedel hebben onttrokken, meermalen gepleegd;

feit 2 het misdrijf: als bestuurder van een rechtspersoon die in staat van faillissement is verklaard, desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en bewaarde administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator verstrekken.

feit 3 het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk middelen die met een bepaald doel zijn verstrekt, aanwenden voor andere doeleinden dan waarvoor zij zijn verstrekt, meermalen gepleegd;

feit 4 het misdrijf: opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.

5 De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat de verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6 De op te leggen straf of maatregel

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden.

6.2 De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier strafbare feiten. Zo heeft hij vanaf het moment dat hij als bestuurder bij de [Stichting] betrokken was € 452.523,70 voor privégebruik onttrokken aan die stichting. Toen de stichting failliet was verklaard waren schuldeisers, waaronder de Belastingdienst, daardoor fors in hun verhaalsmogelijkheden benadeeld. Voor dit gevolg zal de maatschappij uiteindelijk moeten opdraaien. Daarnaast waren – kennelijk om een deel van de privéuitgaven vanaf de zakelijke rekening van de stichting te maskeren – achttien valse facturen in de administratie opgenomen, die vervolgens aan de curator is verstrekt. Ook heeft de verdachte na het faillissement niet terstond alle administratie volledig aan de curator overgedragen. Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan subsidiefraude. Hij heeft ontvangen gelden bestemd als blijk van waardering voor de inzet van zorgprofessionals in strijd tegen corona (de ‘zorgbonus’) en om het salaris van het personeel vanwege de impact van de corona-maatregelen te kunnen blijven betalen (de ‘NOW-regeling’) voor zichzelf gebruikt. Daarmee heeft de verdachte op grove wijze – en kennelijk schaamteloos – misbruik gemaakt van publieke middelen. Al vanwege de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Daarin wordt voor fraude met een benadelingsbedrag van € 500.000,-- tot € 1.000.000,-- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18-24 maanden als oriëntatiepunt gegeven. In de onderhavige zaak is op grond van de bewezenverklaring sprake van een benadelingsbedrag van (€ 452.523,70 bij feit 1 + € 93.828,-- bij feit 3 =) € 546.351,70. Met name het misbruik maken van publieke middelen voor de zorgbonus en de NOW-regeling rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Daarnaast heeft de verdachte – kort gezegd – niet terstond alle administratie volledig aan de curator overgedragen en feitelijke leiding gegeven aan het gebruik maken van valse facturen door de stichting. Voor die feiten zijn in het LOVS geen oriëntatiepunten afgesproken. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.

De rechtbank heeft verder acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende de verdachte van 10 juni 2025. Hieruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Wel is hem op 17 juni 2020 een strafbeschikking voor een verkeersovertreding opgelegd. De rechtbank houdt daarom rekening met het in artikel 63 Sr bepaalde.

Alles afwegende acht de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden. Tenuitvoerlegging daarvan zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

6.3 De in beslag genomen voorwerpen

De officier van justitie heeft tijdens de zitting naar voren gebracht dat er nog beslag rust op administratie die onder de verdachte in beslag is genomen. De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de valse documenten (in de tenlastelegging opgenomen bij feit 4) verbeurd moeten worden verklaard. De overige administratie kan retour worden gegeven aan de verdachte.

De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen administratie voor zover opgenomen onder feit 4 op de tenlastelegging vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de feiten zijn begaan en – nu de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld dat dit valse facturen zijn – zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de overige onder hem inbeslaggenomen administratie, aangezien deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

7 De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36b, 36c en 57 Sr.

8 De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring

  • verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feiten

  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

  • verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1 het misdrijf: als bestuurder van een rechtspersoon, wetende dat hierdoor één of meer schuldeisers van de rechtspersoon in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld, voor de intreding van het faillissement, terwijl dit is gevolgd, enig goed aan de boedel hebben onttrokken, meermalen gepleegd;

feit 2 het misdrijf: als bestuurder van een rechtspersoon die in staat van faillissement is verklaard, desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en bewaarde administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator verstrekken.

feit 3 het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk middelen die met een bepaald doel zijn verstrekt, aanwenden voor andere doeleinden dan waarvoor zij zijn verstrekt, meermalen gepleegd;

feit 4 het misdrijf: opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;

strafbaarheid verdachte

  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;

straf

  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;

de in beslag genomen voorwerpen

  • verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen (facturen) genoemd onder feit 4 op de tenlastelegging;

  • gelast de teruggave aan de verdachte van de overige onder hem in beslag genomen administratie.

Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. J.T. Pouw en mr. R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2025.

Mr. H. Stam is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de Belastingdienst/FIOD, met dossiernummer 72721/6072721 (onderzoek ‘Innerleithen’). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

DOC-001, pagina 12. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-001, pagina 2. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

Proces-verbaal van verhoor verdachte (V-001-01), pagina 100 van het digitale dossier, eerste alinea, zesde, zevende en achtste zin.

Proces-verbaal van verhoor verdachte (V-001-01), pagina 101 van het digitale dossier, vijfde alinea, vierde zin, en de achtste alinea, eerste en derde zin.

Proces-verbaal van verhoor verdachte (V-001-01), pagina 105 van het digitale dossier, vierde alinea, vierde zin.

DOC-001, pagina 9. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

AMB-006-01, pagina 3, en DOC-110. Deze zijn beide los aan het digitale dossier toegevoegd. Dit zijn beide een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

AMB-006-01, pagina 2, en DOC-109. Deze zijn beide los aan het digitale dossier toegevoegd. Dit zijn beide een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

Pagina 52 van het digitale dossier.

DOC-108. Deze is los aan het digitale dossier toegevoegd. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-109. Deze is los aan het digitale dossier toegevoegd. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

AMB-006-01, pagina 2, en DOC-109. Deze zijn beide los aan het digitale dossier toegevoegd. Dit zijn beide een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

Pagina 52 van het digitale dossier.

Pagina 52 van het digitale dossier.

Pagina 48 van het digitale dossier.

DOC-029, pagina 1 en 2. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-025. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 2, Sv.

Proces-verbaal van verhoor verdachte (V-001-01), pagina 104 van het digitale dossier, laatste alinea, zevende en achtste zin.

DOC-001, pagina 3. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 2, Sv.

DOC-001, pagina 3. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 2, Sv.

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] (G-001-01), pagina 124 van het digitale dossier.

AMB-004-01, pagina 1.

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] (G-001-01), pagina 124 van het digitale dossier.

DOC-077, pagina 655. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 3, Sv.

DOC-078, pagina 615. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 3, Sv.

DOC-079, pagina 617. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 3, Sv.

DOC-114. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

Pagina 87.

Pagina 87.

Pagina 87.

Proces-verbaal van verhoor verdachte (V-001-01), pagina 100 van het digitale dossier, vierde alinea, laatste zin.

Pagina 88.

Proces-verbaal van verhoor verdachte (V-001-01), pagina 100 van het digitale dossier, vierde alinea, eerste zin.

DOC-026. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 3, Sv.

DOC-114. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

AMB-001-1, pagina 3.

Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , waarbij [naam 2] aanwezig was, (G-004-01), pagina 141 van het digitale dossier.

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] (G-001-01), pagina 121 van het digitale dossier.

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] (G-001-01), pagina 128 van het digitale dossier.

DOC-001, pagina 3. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 2, Sv.

Pagina 72.

DOC-036-01. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-037-01. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-041-01. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-040-01. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-043-01. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-045-01. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-046-01. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-047-01. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-035-01. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-031. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-033. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-034. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-038. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-039. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-042. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-044. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-032-01. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-032-02. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] (G-002-01), pagina 131 van het digitale dossier.

DOC-005. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-036-01. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] (G-006-01), pagina 149 van het digitale dossier..

Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 5] (G-005-01), pagina 144 van het digitale dossier..

AMB-005-01, pagina 7.


Voetnoten

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de Belastingdienst/FIOD, met dossiernummer 72721/6072721 (onderzoek ‘Innerleithen’). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

DOC-001, pagina 12. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-001, pagina 2. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

Proces-verbaal van verhoor verdachte (V-001-01), pagina 100 van het digitale dossier, eerste alinea, zesde, zevende en achtste zin.

Proces-verbaal van verhoor verdachte (V-001-01), pagina 101 van het digitale dossier, vijfde alinea, vierde zin, en de achtste alinea, eerste en derde zin.

Proces-verbaal van verhoor verdachte (V-001-01), pagina 105 van het digitale dossier, vierde alinea, vierde zin.

DOC-001, pagina 9. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

AMB-006-01, pagina 3, en DOC-110. Deze zijn beide los aan het digitale dossier toegevoegd. Dit zijn beide een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

AMB-006-01, pagina 2, en DOC-109. Deze zijn beide los aan het digitale dossier toegevoegd. Dit zijn beide een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

Pagina 52 van het digitale dossier.

DOC-108. Deze is los aan het digitale dossier toegevoegd. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-109. Deze is los aan het digitale dossier toegevoegd. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

AMB-006-01, pagina 2, en DOC-109. Deze zijn beide los aan het digitale dossier toegevoegd. Dit zijn beide een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

Pagina 52 van het digitale dossier.

Pagina 52 van het digitale dossier.

Pagina 48 van het digitale dossier.

DOC-029, pagina 1 en 2. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-025. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 2, Sv.

Proces-verbaal van verhoor verdachte (V-001-01), pagina 104 van het digitale dossier, laatste alinea, zevende en achtste zin.

DOC-001, pagina 3. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 2, Sv.

DOC-001, pagina 3. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 2, Sv.

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] (G-001-01), pagina 124 van het digitale dossier.

AMB-004-01, pagina 1.

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] (G-001-01), pagina 124 van het digitale dossier.

DOC-077, pagina 655. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 3, Sv.

DOC-078, pagina 615. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 3, Sv.

DOC-079, pagina 617. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 3, Sv.

DOC-114. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

Pagina 87.

Pagina 87.

Pagina 87.

Proces-verbaal van verhoor verdachte (V-001-01), pagina 100 van het digitale dossier, vierde alinea, laatste zin.

Pagina 88.

Proces-verbaal van verhoor verdachte (V-001-01), pagina 100 van het digitale dossier, vierde alinea, eerste zin.

DOC-026. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 3, Sv.

DOC-114. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

AMB-001-1, pagina 3.

Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , waarbij [naam 2] aanwezig was, (G-004-01), pagina 141 van het digitale dossier.

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] (G-001-01), pagina 121 van het digitale dossier.

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] (G-001-01), pagina 128 van het digitale dossier.

DOC-001, pagina 3. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 2, Sv.

Pagina 72.

DOC-036-01. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-037-01. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-041-01. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-040-01. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-043-01. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-045-01. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-046-01. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-047-01. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-035-01. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-031. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-033. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-034. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-038. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-039. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-042. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-044. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-032-01. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-032-02. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] (G-002-01), pagina 131 van het digitale dossier.

DOC-005. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

DOC-036-01. Dit is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv.

Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] (G-006-01), pagina 149 van het digitale dossier..

Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 5] (G-005-01), pagina 144 van het digitale dossier..

AMB-005-01, pagina 7.