ECLI:NL:RBMNE:2025:5059 - Openlijke geweldpleging door theehuis-eigenaar met succesvol beroep op noodweer - 25 september 2025
Uitspraak
Essentie
De rechtbank verklaart openlijke geweldpleging bewezen, maar honoreert het beroep op noodweer. De verdachte handelde proportioneel en subsidiair door zijn zoon te verdedigen tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door drie mannen in zijn theehuis. Dit leidt tot ontslag van alle rechtsvervolging.
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Strafrecht
Zittingsplaats: Utrecht
Parketnummer: 16.211511.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudig kamer van 25 september 2025 in de strafzaak van:
[verdachte] , geboren in 1961 in [geboorteplaats] (Marokko), ingeschreven op het adres [adres] in [woonplaats] , hierna: de verdachte.
1 Zitting
De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 4 september 2025. Het onderzoek is gesloten op 25 september 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
2 Tenlastelegging
De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
openlijk geweld heeft gepleegd tegen personen op 21 augustus 2023 in een theehuis aan de [adres] te [plaats] , door met een breekijzer en houten stok tegen het hoofd en lichaam van [slachtoffer 3] te slaan, met een breekijzer en houten stok in de richting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te slaan en wild te zwaaien, met een mes in de nek en/of rug van die [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te steken en/of te snijden en tegen het hoofd en lichaam van die [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te trappen en/of te slaan, terwijl zij op de grond lagen.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage 1 bij dit vonnis.
3 Bewijs
3.1 Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte het feit heeft gepleegd.
De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 3.3.
3.2 Standpunt van de verdediging De advocaat van de verdachte voert verschillende verweren over het bewijs. Deze worden - voor zover van belang voor de beoordeling - hierna besproken onder paragraaf 3.3.
De verdachte stelt zich op het standpunt dat hij niemand iets heeft aangedaan.
3.3 Oordeel van de rechtbank
3.3.1 Bewijsmiddelen
De rechtbank oordeelt dat het feit is bewezen. De rechtbank baseert dit oordeel op de volgende bewijsmiddelen:
De verklaring van de verdachte, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Het klopt dat ik een houten stok heb gepakt.
Mijn zoon [medeverdachte 1] werkt in een shishalounge en komt rond 00:00 uur altijd naar het theehuis.
Het proces-verbaal van bevindingen, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Op 22 augustus 2023, omstreeks 00:18 uur, kwam er bij de politie een melding binnen van een steekincident op de [adres] in [plaats] waar theehuis [theehuis] is gevestigd.
De aangifte van [slachtoffer 3] , voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
V: Met je oom en neef kom je het cafe binnen. Wat gebeurde er toen?
A: [verdachte] begon direct te zwaaien met de koevoet en een houten ding. Hij kwam achter de balie vandaan. Hij had hem ergens achter de balie.
Het verhoor van [slachtoffer 3] van 2 september 2023, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
V: Je hebt ook aangegeven dat verdachte 1 (zoon [medeverdachte 1] ) de zoon van de eigenaar, genaamd [medeverdachte 1] is en het een kleine jongen zou zijn, klopt dat?
A: Ja het zijn twee broers waardoor ik hem de kleine van de twee noem. Die andere broer [medeverdachte 2] is een stuk langer.
De aangifte van [slachtoffer 2] , voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
A: Ik zag binnen het cafe een man waarvan ik later hoorde dat dit de zoon van de eigenaar zou moeten zijn. Hij was mager/dun. Deze man stond bij de WC’s.
O: Dan noemen we deze persoon voor de duidelijkheid persoon 4.
A: Ik zag bij de wc’s dat persoon 4 en 1 aan het vechten waren met elkaar. Ik ben toen naar binnen gegaan.
A: Ik liep naar die mannen toe. Ik zag toen dat een oude man, de eigenaar of in ieder geval iemand die vaker achter de toonbank staat, vanachter die toonbank naar persoon 2 en 3 toeliep. Ik hoorde de oude man, in het Arabisch, zeggen dat hij die jongen los moest laten. Ik zag dat de oude man een stok in zijn handen vasthield. Dit was een houten stok.
Met die jongen bedoelde de oude man, persoon 4 die bij de wc’s aan het vechten was.
Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] van 26 oktober 2023, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
A: Wij lopen naar binnen en hij ziet een jongen in de wc en gaat daar gelijk op af. Ik zag toen de eigenaar met een speerachtige stok. Hij maakte een slaande beweging naar me toe. Ondertussen pakte iemand de stok uit de handen van de theehuis eigenaar. Die heet [verdachte] . Er waren op dat moment 4 of 5 mensen binnen. Nadat iemand de stok uit de handen van [verdachte] had gehaald rende hij naar de balie. [verdachte] pakte een kleine koevoet en maakte een slaande beweging naar mij en mijn neefje. Hij sloeg ook naar [slachtoffer 2] de jongen die in zijn nek is gestoken.
Ondertussen voordat ik het wist kreeg ik een mes onder in mijn nek aan mijn rugzijde. Toen ik gestoken werd in mijn nek viel ik achterover op de grond. Vanaf dat moment voelde ik mijn benen niet meer. Tijdens dat ik achteroverviel wilde hij me nog een keer in mijn nek steken. Op dat moment heb ik me afgeweerd en voelde ik nog een twee keer werd gestoken, ik heb hier twee steekwonden van. In iedere hand een.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Wij liepen naar het theehuis en kwamen daar op 22 augustus 2023 omstreeks 00:05 uur aan. Toen zag ik dat een persoon (2) die links achter de kassa stond naar bij neef [slachtoffer 3] toeliep.
Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
V: Wie verblijft er nog meer op de [adres] ?
A: Verder verblijft de zoon van de eigenaar daar, die heet [medeverdachte 1] . Hij werkt hier in Nederland in een Shishabar.
V: Hoe heet deze andere zoon?
A: [medeverdachte 2] . Hij is iets langer dan [medeverdachte 1] .
Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] te [plaats] ), voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Op 22 augustus 2023 om 01:44 uur kwamen wij, naar aanleiding van een steekincident, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] te [plaats] .
Overzicht veiliggestelde sporen en sporendragers
Goednummer: PL0900-2023253678-3210189
SIN: AAQT4557NL
Object: Biljartartikel
Bijzonderheden: Bordje 56 biljartkeu met schroef op uiteinde
Forensisch DNA-onderzoek, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende: AAQT4557NL biljartkeu (onderste deel)
AAQT4557NL#09 (onderste helft van de biljartkeu aan de kant zonder de schroef (met bloed) DNA-mengprofiel AAQT4557NL#09 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneerhypothese 1 waar is (dus dat de bemonstering DNA bevat van [verdachte] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] ), dan wanneer één van de andere hypothesen waar is (en de bemonstering dus DNA bevat van hoogstens één of twee van deze personen).
AAQT4557NL#08 (bovenste helft van de biljartkeu inclusief de tissue (met bloed)
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van drie personen.DNA-mengprofiel AAQT4557NL#08 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van [slachtoffer 1] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA afkomstig is van drie willekeurige onbekende personen.DNA-mengprofiel AAQT4557NL#08 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA afkomstig is van drie willekeurige onbekende personen.
Uit de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek en de uitgevoerde berekeningen is geconcludeerd dat het DNA-mengprofiel het beste wordt verklaard wanneer de bemonstering DNA bevat van [verdachte] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] (en ten minste één onbekende persoon):
DNA-mengprofiel AAQT4557NL#09 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is (dus dat de bemonstering DNA bevat van [verdachte] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] ), dan wanneer één van de andere hypothesen waar is (en de bemonstering dus DNA bevat van hoogstens één of twee van deze personen).
De letselrapportage van [slachtoffer 2] , voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Naam: [slachtoffer 2]
Geboortedatum: [1984]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Datum letselonderzoek: 23-08-2023
Letsel(s)
Lichaamsdeel: hals
Beschrijving: laag in de rechter hals op de overgang naar de rechterborst scherprandige huidonderbreking ter grootte van 2,5 cm.
Soort: snijwond
Gemelde toedracht bij letsel: messteek.
Past gemelde toedracht bij letsel: goed.
De letselrapportage van [slachtoffer 3] , voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Naam: [slachtoffer 3]
Geboortedatum: [1992]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Datum letselonderzoek: 28-08-2023
Letsels:
- Lichaamsdeel: rug
Beschrijving:
Op de rechter rug ter hoogte van het schouderblad scherprandige verticale huidonderbreking van 3 cm lengte.
Op de rechter rug bij de rechter oksel dwars verlopende huidonderbreking, ter grootte van 2 cm, de laatste 0,5 centimeter afbuigend naar omlaag.
Soort: snijwond
Past gemelde toedracht bij letsel: goed.
- Lichaamsdeel: rechterarm
Beschrijving: hoog op achterzijde rechter arm bij de oksel roserode wondkorst, dwars verlopend, ter grootte van ca 3 cm. Enkele cms daarnaast naar de voorzijde onderhuidse niet scherp afgegrensde bruinverkleuringen zichtbaar. Soort: huidsbeschadiging
- Lichaamsdeel: rechterbeen
Beschrijving: hoog op de rechter kuit schuin verlopend patroon van onderhuidse rode puntjes, van boven binnenzijde kuit naar onderbuitenzijde, ter grootte van ca 7 cm. Enige roseverkleuring onderhuids ter plekke
Soort: bloeduitstorting
Past gemelde toedracht bij letsel: goed
Algemene ontstaanswijze: letsel heeft enige gelijkenis van letsel bij tramlinebruising, zoals kan ontstaan na slaan met stok/staaf.
Proces-verbaal van bevindingen, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende:
Het slachtoffer waarover ik mij ontfermde bleek later te zijn genaamd:
[slachtoffer 1]
Geboren op [1984]
Ik zag dat [slachtoffer 1] achterin het theehuis op de grond lag. Ik zag dat [slachtoffer 1] in een grote plas bloed lag. Ik zag dat [slachtoffer 1] meerdere steekwonden had op zijn lichaam. Ik zag dat [slachtoffer 1] een steekwond op zijn rug had. De steekwond zat ter hoogte van de schouderbladen bij de ruggenwervel. Ik zag dat de steekwond ongeveer 1,5 tot 2,0 centimeter lang was. Ik zag dat er veel bloed uit deze wond kwam. Bij verder onderzoek van het lichaam zag ik nog een diepe steekwond op beide handen van [slachtoffer 1] . Ik zag dat de steekwond op de linkerhand behoorlijk diep was omdat ik het onderliggend weefsel met spieren kon zien. Ik zag dat deze wond ongeveer 1,5 tot 2,0 centimeter lang was. De wond aan de rechterkant was ongeveer 1,0 tot 1,5 centimeter lang en zat ter hoogte van de duim. Ik zag dat [slachtoffer 1] steeds minder goed aanspreekbaar werd en slechter reageerde op de vragen die ik stelde. Ik voelde de hartslag aan de pols van [slachtoffer 1] en ik voelde dat deze tussen de 40 en 50 slagen per minuut was.
3.3.2 Bewijsoverwegingen
Vaststelling van de feiten en omstandigheden (voorafgaand) aan het incident
De rechtbank stelt het volgende vast.
De verdachte heeft voorafgaand aan het incident, tegen sluitingstijd, in zijn theehuis een woordenwisseling gehad met [slachtoffer 3] over een rekening. Daarbij was ook de zoon van de verdachte, [medeverdachte 2] , betrokken. [slachtoffer 3] zegt in zijn aangifte dat hij daarbij een stomp tegen zijn slaap heeft gekregen van [medeverdachte 2] . [slachtoffer 3] is daarop vertrokken en heeft zijn neef [getuige 1] en oom [slachtoffer 1] erbij gehaald omdat hij ‘verhaal wilde halen’, met de kennelijke bedoeling dat zijn oom en neef eventuele omstanders op afstand konden houden.
Bewezenverklaring “in vereniging”
De rechtbank stelt voorop dat van het “in vereniging” plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die “in vereniging” geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Door de verdediging is betoogd dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat de verdachte geen opzet heeft gehad op de door de groep gepleegde geweldshandeling(en), maar slechts in die groep aanwezig is geweest en zich niet aan de gepleegde geweldshandeling(en) heeft kunnen onttrekken.
De rechtbank gaat uit van de feiten zoals hiervoor is weergegeven en stelt dus vast dat de verdachte zich met het gevecht heeft bemoeid door een houten stok en een breekijzer ter hand te nemen. Met de houten stok en het breekijzer heeft hij [slachtoffer 3] tegen het lichaam geslagen en met de houten stok en het breekijzer heeft hij gezwaaid en geslagen in de richting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat de verdachte door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante bijdrage heeft geleverd. De rechtbank komt daarom tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.4 Bewezenverklaring De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
omstreeks 21 augustus 2023 te [plaats]openlijk, te weten in het theehuis aan de [adres] ,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ,bestaande dat in vereniging gepleegde geweld uit meermalen, althans eenmaal- met een breekijzer en houten stok tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] slaan,- met een breekijzer en (houten) stok in de richting van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] slaan en (wild) zwaaien,- met een mes in de nek en/of rug, althans in het (boven)lichaam van die [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] steken en/of snijden. De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.
4 Kwalificatie en strafbaarheid
4.1 Kwalificatie Het bewezen feit levert het volgende strafbare feit op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
4.2 Strafbaarheid feit en verdachte De verdediging heeft aangevoerd dat het feit niet strafbaar is. De verdediging doet daarbij primair een beroep op noodweer en subsidiair op noodweerexces.
4.2.1 Beroep op rechtvaardigingsgrond De advocaat van de verdachte heeft aangevoerd dat sprake is geweest van een noodweersituatie, waarin verdediging door de verdachte tegen aangevers noodzakelijk was. Subsidiair is een beroep op noodweerexces gedaan. De verdachte moet volgens de verdediging worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
4.2.2 Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op noodweer moet worden verworpen. Er is volgens hem geen sprake geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding en bovendien staat het toegepaste geweld in geen verhouding tot het binnentreden van de aangevers in het theehuis.
4.2.3 Oordeel van de rechtbank De rechtbank oordeelt dat het beroep op noodweer slaagt. Het feit is niet strafbaar. De rechtbank zal dit hierna toelichten.
Noodweer Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed. Wil een beroep op noodweer slagen, dan moet ook zijn voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit: de noodzakelijke verdediging moet in redelijke verhouding tot de aanranding staan en er moeten geen andere (vlucht)mogelijkheden hebben bestaan**.**
Aannemelijkheid van de noodweersituatie De rechtbank gaat uit van de feiten zoals deze onder paragraaf 3.3.2 (onder “Vaststelling van de feiten en omstandigheden (voorafgaand) aan het incident”) zijn omschreven. Gelet op die feiten is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van [medeverdachte 2] , de zoon van de verdachte. De verdachte bevond zich samen met zijn zoon in het theehuis en zag hoe die te lijf werd gegaan door [slachtoffer 3] , terwijl twee andere mensen, [slachtoffer 1] en [getuige 1] , verdachte ervan wilde weerhouden zijn zoon te hulp te schieten. De rechtbank merkt die situatie aan als een noodweersituatie waartegen verdachte zijn zoon mocht verdedigen. Subsidiariteit Aan de subsidiariteitseis is niet voldaan als de verdachte zich niet hoefde te verdedigen en er dus geen noodzaak tot verdediging bestond. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als de verdachte zich niet alleen aan de aanranding had kunnen, maar zich daaraan ook had moeten onttrekken. Daartoe moet voor de verdachte wel een reële en redelijke mogelijkheid hebben bestaan. De rechtbank oordeelt dat er een noodzaak tot verdediging bestond en de verdachte zich niet had hoeven te onttrekken aan de situatie. Er zijn immers na sluitingstijd drie (grote) mannen het theehuis van de verdachte (rennend) binnengekomen, waarbij vrijwel direct de zoon van de verdachte werd geslagen. Er was op dat moment niemand anders in het theehuis aanwezig. De aangevers stonden daarbij gepositioneerd tussen de zoon van de verdachte en de uitgang van het theehuis. Die situatie was zo bedreigend dat zich onttrekken niet van de verdachte gevergd hoefde te worden
Proportionaliteit Voor de beoordeling van de proportionaliteit geldt de – tot terughoudendheid nopende – maatstaf of de gedraging als verdedigingsmiddel niet in onredelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding. De keuze van het verdedigingsmiddel en de wijze waarop het is gebruikt, staan bij de beoordeling van de proportionaliteit centraal. De rechtbank is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden de wijze van verdediging door de verdachte niet in onredelijke verhouding stond tot de op zijn zoon uitgeoefende aanranding. De zoon van de verdachte werd namelijk door aangever [slachtoffer 3] , een grote en zware man, aangevallen en de zoon kon geen kant op. Op het moment dat dit gebeurde, moest de verdachte in zeer korte tijd beslissen wat hij ging doen. De verdachte is een man op leeftijd en het was dan ook niet onredelijk om een verdedigingsmiddel te pakken om zijn zoon te beschermen. De verdachte kon en mocht in deze omstandigheden eerst met een stok en daarna een breekijzer slaan tegen of in de richting van aangevers om het geweld tegen zijn zoon te stoppen.
De rechtbank concludeert dat de verdachte de hem verweten gedraging heeft verricht in een situatie waarin voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van het lijf van zijn zoon tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanval van aangevers. Het beroep op noodweer slaagt daarom en de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan de bespreking van het subsidiaire beroep op noodweerexces.
5 In beslag genomen voorwerpen
5.1 Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd alle onder de verdachte in beslag genomen goederen aan de verdachte terug te geven. Het onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag is reeds aan de verdachte teruggegeven.
5.2 Standpunt van de verdediging De advocaat heeft daarnaast verzocht het onder de verdachte bij zijn aanhouding in beslag genomen bedrag van € 3.106,65 aan de verdachte terug te geven. Het geldbedrag zat ten tijde van zijn aanhouding in zijn broekzak en is nog niet aan de verdachte teruggegeven. De raadsman heeft ten bewijze hiervan een ontvangstbewijs overgelegd van de PI [locatie] .
5.3 Oordeel van de rechtbank De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
-
1 STK Telefoontoestel (omschrijving: PL0900-2023253678-G3295640, iPhone);
-
1 STK Overhemd (omschrijving: PL0900-2023253678-G3209438;
-
2 STK Sok (omschrijving: PL0900-2023253678-G3209436, zwart);
-
1 STK Broek (omschrijving: PL0900-2023253678-G3209435, zwart);
-
1 STK Jas (omschrijving: PL0900-2023253678-G3209434, blauw);
-
2 STK Schoenen (omschrijving: PL0900-2023253678-G3209431).
Ten aanzien van het geldbedrag van € 3.106,65 is de rechtbank van oordeel dat uit het overgelegde ontvangstbewijs niet volgt dat er beslag is gelegd op dit geldbedrag. Verdachte zal zich tot de PI moeten wenden voor teruggave van dat geldbedrag. De rechtbank zal dan ook geen beslissing nemen over dit geldbedrag.
6 Vordering benadeelde partijen
[slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vorderen bedragen van respectievelijk € 6.170,00, € 142.350,55 en € 7.904,45 aan materiële en immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
De rechtbank verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in hun vordering nu de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en hem daardoor geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering, zal de rechtbank hen veroordelen in de kosten door de verdachte gemaakt. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
7 De beslissing
De rechtbank:
bewezenverklaring
-
verklaart bewezen dat de verdachte het feit heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4 is omschreven;
-
verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging;
beslag
- gelast de teruggave aan de verdachte van de volgende voorwerpen:
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 1]
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 2]
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 3]
voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.J.B. Corbeij, voorzitter, mr. J.F. Haeck en mr. G.K.L. de Wijkerslooth de Weerdestein, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Opsteyn, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 september 2025.
De voorzitter is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 21 augustus 2023 te [plaats]openlijk, te weten, in het theehuis aan de [adres] ,in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ,bestaande dat in vereniging gepleegde geweld uit meermalen, althans eenmaal
- met een breekijzer en/of (houten) stok, althans een hard voorwerp, tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 3] slaan,- met een breekijzer en/of (houten) stok, althans een hard voorwerp in de richting van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] slaan en/of (wild) zwaaien,- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de nek en/of rug, althans in het (boven)lichaam van die [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] steken en/of snijden, en/of- tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] trappen en/of slaan, terwijl die [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] op de grond lag(en).
(Artikel art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer 2023253678 van 28 april 2024, digitale pagina 1 tot en met 672 (de doornummering bovenaan de pagina’s is slecht leesbaar). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 september 2025.
Digitale pagina 6 van einddossier.
Digitale pagina 112 van einddossier.
Digitale pagina 113 van einddossier.
Digitale pagina 118 van einddossier.
Digitale pagina 119 van einddossier.
Digitale pagina 121 van einddossier.
Digitale pagina 77 van einddossier.
Digitale pagina 78 van einddossier.
Digitale pagina 101 van einddossier.
Digitale pagina 106 van einddossier.
Digitale pagina 107 van einddossier.
Digitale pagina 108 van einddossier.
Digitale pagina 128 van einddossier.
Digitale pagina 129 van einddossier.
Digitale pagina 344 van einddossier.
Digitale pagina 454 van einddossier.
Digitale pagina 455 van einddossier.
Digitale pagina 456 van einddossier.
Digitale pagina 460 van einddossier.
Digitale pagina 448 van einddossier.
Digitale pagina 449 van einddossier.
Een geschrift, te weten een letselrapportage, opgesteld door F. Woonink, forensisch arts KNMG op 23 augustus 2023, digitale pagina 207 van einddossier.
Idem, digitale pagina 210 van einddossier.
Een geschrift, te weten een letselrapportage, opgesteld door F. Woonink, forensisch arts KNMG op 23 augustus 2023, digitale pagina 213 van einddossier.
Idem, digitale pagina 214 van einddossier.
Idem, digitale pagina 217 van einddossier.
Idem, digitale pagina 220 van einddossier
Digitale pagina 204 van einddossier
Zie tapgesprekken vanaf digitale pagina 232 van einddossier.