Artikel 140 (Verstek en voortgang procedure meerdere gedaagden)
1. Zijn er meer gedaagden en is ten minste een van hen in het geding verschenen, dan wordt, indien ten aanzien van de overige gedaagden de voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen, tegen dezen verstek verleend en tussen de eiser en de verschenen gedaagden voortgeprocedeerd.
2. Onder verschenen gedaagde als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan de gedaagde die in het geding is verschenen en tijdig het griffierecht heeft voldaan.
3. Tussen alle partijen wordt één vonnis gewezen, dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
4. Het eerste en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing in geval van oproeping van derden als partij in het geding als bedoeld in artikel 118.
Uitleg in duidelijke taal
1. Zijn er meer gedaagden en is ten minste een van hen in het geding verschenen, dan wordt, indien ten aanzien van de overige gedaagden de voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen, tegen dezen verstek verleend en tussen de eiser en de verschenen gedaagden voortgeprocedeerd.
Dit lid bepaalt dat wanneer er meer gedaagden zijn en ten minste een van hen in het geding is verschenen, er een specifieke procedure geldt. Als ten aanzien van de overige gedaagden de voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen, wordt tegen dezen verstek verleend. Vervolgens wordt tussen de eiser en de verschenen gedaagden voortgeprocedeerd.
2. Onder verschenen gedaagde als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan de gedaagde die in het geding is verschenen en tijdig het griffierecht heeft voldaan.
Dit lid verduidelijkt wat onder een 'verschenen gedaagde' zoals genoemd in het eerste lid, wordt begrepen. Het is de gedaagde die daadwerkelijk in het geding is verschenen én die tijdig het griffierecht heeft voldaan.
3. Tussen alle partijen wordt één vonnis gewezen, dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
Dit lid stelt dat er tussen alle partijen één vonnis wordt gewezen. Dit vonnis wordt beschouwd als een vonnis op tegenspraak.
4. Het eerste en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing in geval van oproeping van derden als partij in het geding als bedoeld in artikel 118.
Dit lid geeft aan dat het eerste en derde lid van dit artikel ook van overeenkomstige toepassing zijn. Dit geldt in de situatie van een oproeping van derden als partij in het geding, zoals beschreven in artikel 118.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBOVE:2025:5605 - Rechtbank Overijssel - 10 september 2025
ECLI:NL:GHAMS:2025:1928 - Gerechtshof Amsterdam - 15 juli 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:5519 - Rechtbank Overijssel - 10 september 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:5418 - Rechtbank Overijssel - 1 september 2025
ECLI:NL:RBNHO:2025:9937 - Rechtbank Noord-Holland - 23 juli 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:11653 - Rechtbank Rotterdam - 3 oktober 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:11390 - Rechtbank Rotterdam - 24 september 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:5598 - Huurachterstand en herhaalde wanprestatie rechtvaardigen ontbinding van de huurovereenkomst - 16 september 2025
De kantonrechter ontbindt de huurovereenkomst wegens een huurachterstand van bijna drie maanden. De ontbinding wordt gerechtvaardigd door herhaalde wanprestatie, zoals het stelselmatig storneren van de huur, en bijkomende omstandigheden waaronder overlast en het niet meewerken aan geboden hulp door de huurder.
ECLI:NL:RBROT:2025:11006 - Onverschuldigde Betaling na Bankfraude: Beroep op Redelijkheid en Billijkheid Verworpen - 12 september 2025
De rechtbank oordeelt dat een ontvanger van frauduleus overgemaakt geld dit op grond van onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW) moet terugbetalen. Een beroep op de redelijkheid en billijkheid slaagt niet, omdat de rekeninghouder onzorgvuldig was door zijn pinpas en pincode onvoldoende te beschermen.
ECLI:NL:RBAMS:2025:6827 - Kantonrechter Amsterdam: Ontruiming sociale huurwoning wegens ontbreken hoofdverblijf en onderverhuur - 11 september 2025
De kantonrechter oordeelt in kort geding dat een huurder van een sociale woning deze moet ontruimen. Het is voldoende aannemelijk gemaakt dat de huurder er niet zijn hoofdverblijf heeft en de woning heeft onderverhuurd. Deze ernstige tekortkomingen rechtvaardigen de ontruiming en het opleggen van een contractuele boete.
ECLI:NL:RBDHA:2025:16440 - Rechtbank Den Haag - 5 september 2025
ECLI:NL:GHDHA:2025:1645 - Gerechtshof Den Haag - 2 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:16026 - Rechtbank Den Haag - 20 augustus 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:10427 - Rechtbank Rotterdam - 15 augustus 2025
ECLI:NL:RBOBR:2025:4992 - Rechtbank Oost-Brabant - 13 augustus 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:9759 - Rechtbank Rotterdam - 8 augustus 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:9760 - Rechtbank Rotterdam - 8 augustus 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:5741 - Rechtbank Amsterdam - 6 augustus 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:6976 - Rechtbank Amsterdam - 30 juli 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:5082 - Kantonrechter: loonbetaling door andere vennootschap doorbreekt arbeidsovereenkomst niet automatisch - 25 juli 2025
De kantonrechter oordeelt in kort geding dat een werknemer geen loon kan vorderen van zijn oorspronkelijke werkgever, omdat aannemelijk is dat de arbeidsovereenkomst is overgegaan naar een zusterbedrijf. Ook een beroep op onrechtmatig handelen via misbruik van identiteitsverschil of vereenzelviging wordt afgewezen.