ECLI:NL:RBAMS:2025:6976 - Rechtbank Amsterdam - 30 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
vonnis
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/733431 / HA ZA 23-446
Vonnis van 20 augustus 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VANDUTCH HOLDING B.V., gevestigd te Amsterdam, eiseres, advocaat mr. P.L. Tjiam te Amsterdam, verder te noemen: VDH,
tegen
- de vennootschap naar buitenlands recht
RHINO OVERSEAS INC., gevestigd te Panama City, Panama, gedaagde, advocaat mr. P.G.M. Brouwer te Amsterdam, verder te noemen: Rhino,
- [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] , gedaagde, niet verschenen, verder te noemen: [gedaagde 2] ,
-
[ niet langer partij in deze procedure]
-
de vennootschap naar buitenlands recht
VANDUTCH INC., gevestigd te Fort Lauderdale, Florida, Verenigde Staten van Amerika, gedaagde, advocaat mr. P.G.M. Brouwer te Amsterdam, verder te noemen: VDI.
De zaak in het kort In dit vonnis gaat het om de vraag of VDH rechthebbende is op twee geregistreerde Uniemerken. VDH en Rhino claimen allebei het recht op die merken voor de handel in luxe jachten. Na een jarenlange samenwerking tussen de personen achter VDH ( [bedrijf] ) en Rhino (onder anderen [gedaagde 2] in het verleden) verschillen ze thans van mening over de vraag aan wie de merkrechten toekomen.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.2. Bij de akte houdende vermindering van eis heeft VDH haar vorderingen in de hoofdzaak op gedaagde sub 3 verminderd tot nihil. Daarbij heeft VDH geen onderscheid gemaakt tussen de hoofdvorderingen en de vordering tot veroordeling in de proceskosten. De vorderingen van VDH op gedaagde sub 3 worden daarom als volledig ingetrokken beschouwd en omdat gedaagde sub 3 daartegen niet heeft geprotesteerd, dus ook de procedure van VDH jegens gedaagde sub 3.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1. [gedaagde 2] (de niet verschenen gedaagde sub 2) en [naam 1] (niet betrokken in deze procedure) hebben in 2007 een ontwerp gemaakt van de bovenbouw voor een luxe jacht en hebben vervolgens contact gekregen met [naam 2] en [naam 3] van [bedrijf] B.V. (verder: [bedrijf] ), voor het ontwerp van de onderbouw voor dat luxe jacht.
2.2. Rhino is een investeringsmaatschappij, opgericht op 2 oktober 2007, die zich bezig houdt met de financiering van de ontwikkeling van deze VanDutch jachten.
2.3. Op 10 oktober 2007 is VanDutch Marine Limited, gevestigd te Verenigd Koninkrijk (verder: VDML), opgericht door [gedaagde 2] en [naam 1] met als doel om in samenwerking met [bedrijf] op grotere schaal VanDutch jachten op de markt te brengen.
2.4. Op 15 oktober 2007 hebben Rhino (als ‘Principal’) en VDML (als ‘Agent’) een Agency Agreement (onder het recht van Panama) gesloten. VDML is daardoor een ‘nominee company’, een in Engels recht gebruikte term voor een rechtspersoon die optreedt als agent/vertegenwoordiger van een ander bedrijf. Op 1 april 2013 is de rechtsverhouding tussen Rhino en VDML nader ingevuld in een Nominee Agreement.
2.5. VDI is op 19 april 2013 opgericht voor de verkoop van de VanDutch jachten in de Verenigde Staten van Amerika en Canada. [naam 4] is toen als bestuurder van VDI benoemd.
2.6. SCI Eko Invest te Monaco (een onderneming van [gedaagde 2] en [naam 1] ) heeft op 13 maart 2014 het teken VANDUTCH bij het EUIPO
2.7. Op 12 september 2014 zijn de VANDUTCH Uniemerken
2.8. VDML heeft op 15 september 2014 het teken VANDUTCH als internationaal woordmerk en beeldmerk ingeschreven bij het WIPO
2.9. Op 4 november 2014 heeft VDML [Borrower, rb] een lening verkregen van TCA Global Credit Master Fund (TCA) [Lender, rb]. In die leningsovereenkomst heeft VDML verklaard dat zij:
“(…)
19.20 LEGAL AND BENEFICIAL OWNERSHIP It and each other member of the Group [the Borrower and each of its Subsidiaries for the time being, art. 1.1 under ‘Group’] is the sole legal and beneficial owner of the respective assets over which it purports to grant Security. (…)
19.22 INTELLECTUAL PROPERTY (…)It and each other member of the Group a. is the sole legal and beneficial owner of (…) all the Intellectual Property which is material in the context of its business and which is required by it in order to carry on its business as it is being conducted; (…)”
2.10. Die zekerheid voor deze lening is gesteld in een Debenture-overeenkomst van dezelfde datum, waarbij VDML zakelijke zekerheden heeft gesteld op haar activa ten gunste van TCA.
2.11. Volgens een “Trademark Purchase and Transfer Agreement” (TPTA), gedateerd op 13 maart 2015 zijn de merkrechten op VANDUTCH (bij EUIPO geregistreerd onder [nummer 1] en [nummer 2] , en bij WIPO geregistreerd onder [nummer 3] en [nummer 4] ) door VDML verkocht aan Rhino voor een koopsom van € 100,-. De registraties bij WIPO en EUIPO van de merkrechten zijn toen niet aangepast. In dit geding heeft VDH de rechtsgeldigheid van deze overeenkomt betwist en bestrijdt zij dat deze overeenkomst op de daarin vermelde datum zou zijn gesloten.
2.12. In mei 2015 zijn alle aandelen in Rhino overgedragen aan [naam 5] , in zijn hoedanigheid als UBO van New Beginnings Technologies, een rechtspersoon gevestigd te Delaware, Verenigde Staten van Amerika.
2.13. [gedaagde 2] is op 13 augustus 2015 benoemd tot bestuurder van VDML volgens het Engelse handelsregister.
2.14. In 2016 hebben [naam 2] en/of [naam 3] en [naam 4] (VDI) afspraken gemaakt over een joint-venture met het doel het ontwerp, de productie en verkoop van VanDutch jachten te gaan verzorgen. Zij hebben daartoe op 7 oktober 2016 VDH opgericht. De bestuurders van VDH zijn entiteiten gelieerd aan [naam 4] en [bedrijf] .
2.15. VDML is in de problemen gekomen met terugbetaling van de door TCA verstrekte geldlening. TCA heeft haar zekerheidsrechten op de activa van VDML willen uitwinnen en heeft daartoe de op naam van VDML geregistreerde merkrechten aan VDI willen verkopen. Op 30 januari 2017 hebben TCA en VDI daartoe twee overeenkomsten gesloten, een onder de titel ‘Security Agreement’, en een ander getiteld “Deed relating to certain assets of VAN DUTCH MARINE LIMITED”. In beide overeenkomsten is een bijlage opgenomen waarin de over te dragen intellectuele eigendomsrechten van VANDUTCH zijn opgesomd. De merkrechten zoals geregistreerd bij het EUIPO zijn daarbij niet expliciet vermeld.
2.16. Op 23 maart 2017 hebben VDI en VDH (onder verwijzing naar de Deed relating to certain assets of VAN DUTCH MARINE LIMITED) een overeenkomst gesloten tot overdracht van merkenrechten van VDI aan VDH. Daarin staat: ‘when any or all of the trademarks are obtained, the ownership will immediately be transferred to VDH’. De overeenkomst wordt verder ook wel aangeduid als: de VDH-VDI overeenkomst.
2.17. TCA heeft twee zogenaamde Receivers aangesteld die namens haar de zekerheidsrechten op activa – waaronder de intellectuele eigendomsrechten – van VDML zouden verkopen. Op 13 april 2017 hebben die Receivers, ook namens VDML, met VDI een overeenkomst gesloten met als titel “SALE AND PURCHASE AGREEMENT FOR THE SALE OF CERTAIN ASSETS BY RECEIVERS” (verder: de SPA). In die overeenkomst is als Schedule 2 opgenomen een ongedateerde en niet ondertekende versie van een “DEED OF ASSIGNMENT OF INTELLECTUAL PROPERY RIGHTS” opgenomen voor dezelfde partijen (Receivers, namens VDML, en VDI). De over te dragen intellectuele eigendomsrechten zijn in de overeenkomst van 13 april 2017 gedefinieerd als:
“(…) International Trade Mark Registration Number [nummer 4] and all trade mark and applications designated under the International registrar (including the application for basic EU Trade Mark [nummer 2] . Intellectual Trade Mark Registration Number [nummer 3] and all trade mark and applications designated under the International registrar (including the application for the basic EU Trade Mark [nummer 1] . (…)”
2.18. Volgens een uitdraai van 2 februari 2023 van het Engelse handelsregister is sinds 13 april 2017 geen bestuurder van VDML meer geregistreerd. [gedaagde 2] is op die datum uitgeschreven.
2.19. De registratie van de internationale merken VANDUTCH bij WIPO zijn eerst op naam van VDI en vervolgens op naam van VDH geplaatst. Een dergelijk verzoek tot overschrijving van de registratie van de Uniemerken VANDUTCH is toen niet gedaan bij het EUIPO.
2.20. VDML heeft – op grond de TPTA van 2015 – op 6 september 2017 EUIPO gevraagd de registratie van de VANDUTCH Uniemerken over te zetten op naam van Rhino. EUIPO heeft aan dat verzoek voldaan.
2.21. Volgens een op 18 januari 2019 gedateerde akte getiteld “EU TRADEMARK ASSIGNMENT AGREEMENT” is overeengekomen dat VDI de bij het EUIPO geregistreerde VANDUTCH Uniemerken volledig overdraagt aan VDH.
2.22. EUIPO heeft aan het verzoek namens VDI om de Uniemerken VANDUTCH op naam van VDI te registreren niet willen voldoen zonder dat een rechter zich daarover heeft uitgelaten, gelet op de discussie tussen partijen over wie rechthebbende is.
2.23. EUIPO heeft na een verzoek dat zou zijn gedaan door Rhino in 2019 (hetgeen Rhino weerspreekt) de registratie van de Uniemerken doorgehaald.
2.24. Op 13 juni 2020 heeft VDH al haar activa verkocht aan de Italiaanse scheepsbouwer Cantiere del Pardo S.p.A (hierna: Pardo) en zich verplicht om – kort gezegd – de productie en marketing van de bij die overeenkomst verkochte modellen jachten met onmiddellijke ingang te staken. Op het overzicht van overgedragen merkrechten staan de Uniemerken niet vermeld.
2.25. Pardo heeft de VANDUTCH merkenportefeuille verder uitgebreid met Beneluxmerken.
2.26. Nadien heeft het EUIPO op verzoek van Rhino de registratie van de Uniemerken laten herleven (opnieuw geregistreerd).
2.27. Rhino heeft nietigheidsacties gestart bij het BBIE tegen twee VANDUTCH Beneluxmerken die Pardo aldaar heeft geregistreerd. Om doorhaling van die merken te voorkomen, heeft Pardo een termijn gekregen om een gerechtelijk oordeel te verkrijgen over wie eigenaar is van de Uniemerken. VDH heeft toegezegd zich hiervoor in te zullen spannen.
3 Het geschil
3.1. VDH vordert – na vermindering van eis – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Voorwaardelijk, indien de rechtbank meent dat VDI eigenaar is van de VANDUTCH Uniemerken:
dat VDI wordt bevolen, op straffe van een dwangsom, binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de VANDUTCH Uniemerken alsnog aan VDH over te dragen, met bepaling dat het vonnis (zo nodig) in de plaats treedt van de akte van overdracht van VDI aan VDH;
3.2. VDH stelt daartoe dat tussen VDML en TCA een rechtsgeldige zekerheidstelling op de vermogensobjecten van VDMl heeft plaatsgevonden. Na onderhandelingen met TCA is het de bedoeling geweest dat de VANDUTCH Uniemerken op naam van VDH zouden worden geregistreerd bij het EUIPO en dat VDH de eigenaar van die merkrechten wordt. VDI is als tussenpersoon betrokken geraakt omdat TCA de merkrechten wilde verkopen aan een onderneming gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika. Rhino en [gedaagde 2] , die volgens VDH nog altijd betrokken is bij Rhino, hebben de overdracht van de merkrechten aan VDH ten onrechte willen doorkruisen.
3.3. Rhino voert aan dat de transactie van de VANDUTCH Uniemerken uit het vermogen van VDML aan VDI niet rechtsgeldig is geweest, omdat Rhino altijd de eigenaar van die merkrechten is geweest en gebleven. VDML is niet beschikkingsbevoegd geweest om die Uniemerken te bezwaren met zekerheden of mee te werken aan de transactie aan VDI (en VDH). TCA en VDH waren er bovendien van op de hoogte dat Rhino de daadwerkelijke en volle eigenaar was van alle vermogensobjecten die VDML hield voor haar. TCA en VDH zijn daarom niet te goeder trouw geweest bij de gestelde transactie van de VANDUTCH Uniemerken via VDI, aldus steeds Rhino.
3.4. VDI voert – samengevat – een zelfde verweer als Rhino en verder dat achteraf is gebleken dat VDH een andere agenda had bij de transactie dan zij aan VDI heeft laten blijken. VDI heeft de Uniemerken nimmer rechtsgeldig verkregen en kan die dus niet hebben overgedragen aan VDH. VDI kan ook de registratie bij het EUIPO niet wijzigen of doen wijzigen, aldus steeds VDI.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1. Rhino is in deze procedure verschenen en heeft verweer gevoerd zonder de bevoegdheid van deze rechtbank aan de orde te stellen. Op grond van artikel 9 onder a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) komt deze rechtbank rechtsmacht toe voor de vorderingen van VDH op Rhino.
4.2. In de processtukken van partijen wordt (vrij onwillekeurig) gesproken van en over intellectuele eigendomsrechten. Deze procedure gaat over merkrechten, specifiek de VANDUTCH Uniemerken die op 13 maart 2014 zijn geregistreerd bij het EUIPO door SCI Eko Invest. Die registratie bij het EUIPO is op 12 september 2014 op naam van VDML gezet en op 6 september 2017 op naam van Rhino.
4.3. Op al die momenten van registratie van de VANDUTCH merken als Uniemerk is de Gemeenschapsmerkverordening
4.4. In artikel 6 van die verordening is bepaald dat een merkrecht ontstaat op het moment dat dit merk is geregistreerd bij een daartoe ingesteld registratiebureau. Voor Uniemerken is dat het EUIPO. Na registratie heeft de rechthebbende de mogelijkheid in rechte een beroep te doen op de bescherming van dat merk (artikel 9 lid 3 van die verordening). In dit alles verschilt het merkenrecht van andere intellectuele eigendomsrechten zoals auteursrecht (dat – simpel gezegd – ontstaat op moment van openbaring van het werk en direct in rechte kan worden afgedwongen) of handelsnaam (dat – simpel gezegd – ontstaat op het moment dat de handelsnaam wordt gebruikt in het handelsverkeer en direct in rechte kan worden afgedwongen).
4.5. In dit geschil is aan de orde de door VDH gestelde overdracht van de VANDUTCH Uniemerken als activa van VDML (in de vorm van uitwinning van zekerheden door TCA) aan VDI in april 2017 en aan VDH op 18 januari 2019.
4.6. De wijze waarop een Uniemerk kan worden overgedragen is bepaald in artikel 17 lid 3 Gemeenschapsmerkverordening: een overdracht vindt plaats in een door partijen ondertekende akte (tenzij de overgang het gevolg is van een rechterlijke uitspraak, wat hier niet aan de orde is). Uit artikel 17 lid 6 van de Gemeenschapsmerkverordening volgt dat de rechtverkrijgende partij zich niet op de uit de inschrijving van het Uniemerk voortvloeiende rechten mag beroepen zolang de overgang niet in het register is ingeschreven. Deze verordening is van toepassing op de rechtsverhouding tussen Rhino en VCML op basis van de Agent en Nominee Agreement en op de gestelde overdracht van de VANDUTCH Uniemerken van VDML (vertegenwoordigd door TCA) aan VDI in april 2017. Op de akte van 18 januari 2019 tussen VDI en VDH is de Uniemerkenverordening van toepassing. In die verordening is de overdracht van Uniemerken geregeld in artikel 20 lid 3 en de gevolgen van de registratie in artikel 20 lid 6. Die zijn gelijkluidend aan artikel 17 lid 3 en lid 6 van de oudere verordening. De eerder genoemde artikelen 6 en 9 Gemeenschapsmerkverordening zijn in de Uniemerkenverordening ook artikelen 6 en 9.
4.7. Uit dit alles volgt dat het EUIPO-register leidend is voor een derde die bijvoorbeeld wil weten op wiens naam het Uniemerk is geregistreerd en dus als naar de buitenwereld toe kan worden beschouwd als degene die het Uniemerk mag bezwaren met een zekerheidsrecht (zoals een pandrecht) of mag verhandelen.
4.8. Volgens Rhino, en ook VDI, zijn die overdrachten van het VANDUTCH Uniemerk van VDML (vertegenwoordigd door TCA) aan VDI in de eerste plaats niet rechtsgeldig omdat VDML nooit rechthebbende is geweest op de VANDUTCH Uniemerken (op grond van de nominee – principal rechtsverhouding tussen VDML en Rhino).
De onderlinge rechtsverhouding VDML en Rhino
4.9. Tussen VDML en Rhino is met de Agency Agreement en Nominee Agreement overeengekomen dat VDML in het openbaar actief zal zijn als handelaar in de VanDutch jachten – zowel als opdrachtgever tot de bouw van die jachten als de verkoper aan klanten van die jachten – en zorg draagt voor een goede financiële administratie. Verder is overeengekomen dat VDML alle ‘assets of the Business’ houdt als agent en ‘nominee’ van Rhino (artikel 3 onder f van de Agency Agreement), en in de ‘Nominee agreement’ is opgenomen:
“
- The Principal [Rhino, rb] by this Agreement instructs the Nominee [VDML, rb] to retain one time exclusive right to exercise in the name of the Nominee but in trust and on behalf of the Principal and at the latter's risk the following assets (hereinafter referred to as the "Assets"):
The Beneficial ownership of the Assets held by the Nominee or registered under its name in its capacity as nominee of the Principal shall at all times belong to the Principal. (…)”
4.10. Rhino stelt dat zij als ‘beneficial owner’ vol eigenaar is van de vermogensobjecten en dat VDML als houder geen beschikkingsbevoegdheid heeft over die vermogensobjecten. Volgens VDH is dit in het Engels recht anders.
4.11. De stelling van Rhino dat VDML nooit rechthebbende is geweest op de VANDUTCH Uniemerken (op grond van de nominee – principal rechtsverhouding tussen VDML en Rhino) wordt verworpen, omdat deze strijdig is met de in de Gemeenschapsmerkenverordening bepaalde wijze van verkrijging en overdracht van Uniemerkenrechten zoals hiervoor besproken onder 4.4 en 4.6. Immers de Uniemerken zijn ontstaan door de registratie daarvan door SCI Eko Invest en vervolgens overgedragen aan VDML, welke overdracht is ingeschreven in het register. De nominee – principal rechtsverhouding tussen VDML en Rhino kan niet worden beschouwd als een overdrachtsakte, waarbij de Uniemerken door VDML aan Rhino zijn overgedragen.
De kernbepaling van de Agency agreement luidt als volgt:
Deze overeenkomst voorziet niet in de overdracht van merkrechten.
De kernbepaling van de Nominee agreement luidt:
“The Principal by this Agreement instructs the Nominee to retain one time exclusive right to exercise in the name of the Nominee but in trust and on behalf of the Principal and at the latter's risk the following assets (hereinafter referred to as the "Assets"): The Beneficial ownership of the Assets held by the Nominee or registered under its name in its capacity as nominee of the Principal shall at all times belong to the Principal.”
Ook deze overeenkomst is niet een akte waarin is bepaald dat Uniemerkrechten worden overgedragen van VDML aan Rhino.
Dus moet er vanuit worden gegaan dat VDML rechthebbende was van de Uniemerken zolang deze niet door haar aan een andere partij bij akte waren overgedragen.
4.12. Tussen partijen is uitvoerig gediscussieerd over de vraag of VDML naar Engels recht in haar rol als ‘nominee’ het ‘apparent ownership’ heeft van zaken en daarom gerechtigd is het merkrecht dat zij houdt voor Rhino (als ‘undisclosed principal’) te bezwaren met een zekerheidsrecht en ook te verhandelen, althans dat de principaal gebonden is aan dergelijke rechtshandelingen van de ‘nominee’. Die discussie gaat echter uit van de onjuiste veronderstelling dat Rhino de rechthebbende was van de Uniemerken ten tijde van de gestelde overdracht daarvan aan VDI. Daarbij is van belang dat weliswaar Engels recht van toepassing is op de Agent en Nominee Agreements, maar dat dit niet het rechtsstelsel van eigendomsverkrijging van Uniemerkrechten zoals blijkt uit de Gemeenschapsmerkenverordening kan doorkruisen. De rechtbank zal dan ook niet verder in gaan op de consequenties naar Engels recht van deze beide Agreements.
4.13. Vastgesteld wordt dat VDML als rechthebbende beschikkingsbevoegd is geweest om zekerheid ten gunste van TCA te vestigen op de op haar naam geregistreerde VANDUTCH merken. Uitgangspunt is daarom dat de receivers namens VDML beschikkingsbevoegd waren de Uniemerken te verkopen en over te dragen aan VDI en dat VDI vervolgens beschikkingsbevoegd was om die Uniemerken over te dragen aan VDH.
De beweerde overdracht merkenrecht in de TPTA
4.14. Rhino en VDI hebben betoogd dat de VANDUTCH Uniemerken, hoewel deze al zouden toekomen aan Rhino, bovendien door VDML aan Rhino zijn overgedragen in de TPTA, gesloten op 13 maart 2015. VDH heeft uitvoerig betoogd dat de TPTA niet rechtsgeldig is overeengekomen en zij heeft twijfels geuit over de inhoud, de datum en de echtheid van de handtekeningen op die overeenkomst.
4.15. Rhino (en ook VDI) betogen dat de TPTA authentiek is en rechtsgeldig is gesloten door Rhino en VDML. Rhino heeft ter zitting aangeboden de oorspronkelijke getekende overeenkomst in het geding te brengen.
4.16. De rechtbank zal daartoe geen gelegenheid geven, gelet op het volgende. De TPTA is namens VDML ondertekend door [gedaagde 2] , zoals VDH in haar dagvaarding ook heeft gesteld en niet is betwist door Rhino (en VDI). In welke hoedanigheid [gedaagde 2] die TPTA namens VDML heeft ondertekend is niet geduid in de overeenkomst en ook niet in het verweer van Rhino en VDI in deze procedure. Als bestuurder van VDML kan [gedaagde 2] niet zijn opgetreden omdat hij pas op 13 augustus 2015 tot bestuurder van die rechtspersoon is benoemd en ten tijde van de ondertekening van de TPTA (op 13 april 2015) stond als bestuurder van VDML ingeschreven [naam 6] . Dat [gedaagde 2] bijvoorbeeld als gevolmachtigde van het bestuur van VDML de TPTA rechtsgeldig kon ondertekenen namens VDML is niet gesteld of gebleken.
4.17. Uit het bovenstaande volgt dat de TPTA VDML dus niet bindt. Het is geen geldige overdracht en is dus ten onrechte aan het EUIPO ter inschrijving aangeboden.De TPTA kan dus ook niet in de weg staan aan een rechtsgeldige overdracht van de VANDUTCH merken van VDML (vertegenwoordigd door TCA) aan VDI in april 2017.
4.18. Bovendien heeft VDML al op 4 november 2014, dus ruim voordat de TPTA door Rhino en VDML zou zijn ondertekend, zekerheden ten gunste van TCA gesteld op alle door VDML gehouden vermogensobjecten uit de handel in VanDutch luxe jachten. Zelfs als de TPTA rechtsgeldig is gesloten door VDML, tast die niet die zekerheidstelling aan. Dat kleeft dan nog steeds aan die vermogensobjecten waarop die zekerheden zijn gevestigd.
De rechtsverhouding TCA en VDML
4.19. Tussen partijen is niet in geschil dat VDML een geldleningsovereenkomst met TCA heeft gesloten en dat VDML daarin zekerheden heeft gesteld ten gunste van TCA op de vermogensobjecten uit de handel in VanDutch luxe jachten. Anders dan Rhino en VDI hebben betoogd, was VDML wat betreft de Uniemerken daartoe bevoegd omdat zij daarvan de rechthebbende was.
4.20. Op het moment van het verstrekken van de geldlening hebben VDML en TCA nagelaten concreet te maken op welke vermogensobjecten de zekerheden ten gunste van TCA zijn gevestigd. In de Debenture, de schuldbrief bij de geldleningsovereenkomst waarmee de zekerheden worden gevestigd, is vermeld dat de zekerheden bestaan, onder andere uit all the Intellectual Property(art. 3.2 jo. 3.2.8 van de Debenture) en Intellectual Property is als volgt gedefinieerd:
“1. DEFINITIONS AND INTERPRETATION
1.1 Definitions (…) ‘Intellectual Property’ means the Chargor’s [VDML, rb] present and future patents, trade marks, service marks, trade names, designs, copyrights, inventions, topographical or similar rights, confidential information and know-how and any interest in any of these rights, whether or not registered, including all applications and rights to apply for registration and all fees, royalties and other rights derived from, or incidental to, these rights; (…) PART 1 REGISTERED PROPERTY INTENTIONALLY BLANK
Part 2 UNREGISTERED PROPERTY INTENTIONALLY BLANK“
4.21. Rhino heeft betoogd dat de zekerheidstelling ten gunste van TCA niet de VANDUTCH Uniemerken omvat. Dit betoog wordt verworpen. Artikel 3.2.8 van de Debenture spreekt over ‘*all Intellectual Property’*en de definitie van ‘Intellectual Property’ in de Debenture omvat alle merkrechten. De VANDUTCH Uniemerken zijn op 15 september 2014 op naam van VDML geregistreerd bij het EUIPO, de Debenture tussen VDML en TCA is gesloten op 4 november 2014. De VANDUTCH Uniemerken vallen dus onder de definitie van ‘Intellectual Property’ uit artikel 1 van de Debenture.
4.22. Daarnaast is een zekerheidstelling op alle vermogensobjecten ten gunste van een kredietverstrekker (of uitlener) gebruikelijk bij geldleningen in het handelsverkeer. Dit omvat ook intellectuele eigendomsrechten die de lener heeft. Dat niet specifiek benoemd is welke rechten (zoals die op de Uniemerken) daar onder vallen rechtvaardigt niet de conclusie dat de Uniemerken daar buiten zouden vallen.
4.23. Verder is het betoog van Rhino gebaseerd op haar visie dat zij de volledige en enige eigenaar is van de activa van VDML. Dit verweer is hiervoor al verworpen.
De gestelde overdracht Uniemerken uit het vermogen van VDML
4.24. Tussen partijen is niet in geschil dat:
Dit alles staat niet ter discussie in dit geschil, zodat van die gang van zaken wordt uitgegaan.
4.25. VDI heeft aangevoerd dat de VANDUTCH Uniemerken niet aan haar zijn overgedragen omdat die merkregistraties bij het EUIPO niet zijn opgesomd in de overeenkomsten van 30 januari 2017 tussen TCA en VDI (een ‘Security Agreement’ en een ‘Deed relating to certain assets of VAN DUTCH MARINE LIMITED’) voor de overdracht van vermogensobjecten (‘assets’) van VDML aan VDI. Dit verweer van VDI treft geen doel. Die overeenkomsten vormden slechts de aanloop naar de SPA van 13 april 2017 waarin de VANDUTCH Uniemerken wel expliciet zijn opgesomd als vermogensobjecten van VDML die worden verkocht aan VDI.
4.26. De opmerkingen van VDI (en ook Rhino) dat [naam 4] de SPA niet op 13 april 2017 heeft ondertekend worden verworpen. Dat [naam 4] de overeenkomst heeft ondertekend wordt niet betwist. Uit het procesdossier blijkt duidelijk dat die SPA in die week is ge-e-maild aan alle betrokkenen. Bovendien heeft TCA uitvoering gegeven aan de SPA en is TCA kennelijk uitgegaan van de rechtsgeldigheid van haar verkoopovereenkomst met VDI. Ook is de koopsom betaald. Op welke datum [naam 4] precies zijn handtekening heeft gezet onder de op 13 april 2017 gedateerde SPA is gezien deze omstandigheden niet van belang.
4.27. VDI heeft aangevoerd dat zij, althans haar bestuurder [naam 4] , indertijd niet goed wist wat er speelde bij of tussen VDML, Rhino en VDH. Waarom dit de rechtsgeldigheid van de SPA tussen VDI en TCA zou aantasten, heeft VDI niet concreet gemaakt. Dat VDI aan de transactie heeft meegewerkt op basis van toezeggingen van [bedrijf] – zoals VDI heeft betoogd – komt voor haar eigen rekening en risico en kan ook niet in de weg staan van de rechtsgeldigheid van de overdracht van de VANDUTCH merkrechten van VDML (vertegenwoordigd door de Receivers van TCA) aan VDI.
4.28. Over de rechtsgeldigheid van die transactie heeft Rhino betoogd dat TCA in 2017 wist dat Rhino de daadwerkelijke eigenaar is van de intellectuele eigendomsrechten die TCA (namens VDML) wilde verkopen aan VDI. Rhino heeft daarbij betoogd dat op het moment van die transactie een procedure in Engeland aanhangig was tussen een andere geldverstrekker van VDML enerzijds en anderzijds VDML (en anderen). Rhino heeft gewezen op een schriftelijke bericht van een derde aan TCA, dat luidt:
"Evidence placed recently before the High Court in London suggests that Rhino Overseas Inc. (a Panamanian company) has since 2007 been the beneficial owner of all assets of the worldwide Van Dutch business (including the Molds) held on its behalf by Van Dutch Marine Limited."
4.29. Dit betoog baat Rhino niet, omdat voor de Uniemerken - zoals hiervoor overwogen - gold dat VDML ten tijde van de verkoop daarvan aan VDI geen houder was voor Rhino, maar zelf de rechthebbende.
4.30. De op 13 april 2017 door TCA (mede namens VDML) en VDI gesloten SPA is – voor zover het de VANDUTCH Uniemerken betreft – een schriftelijke akte als bedoeld in artikel 17 lid 3 Gemeenschapsmerkenverordening. De SPA is dus een rechtsgeldige overeenkomst tot overdracht van de VANDUTCH Uniemerken aan VDI.
4.31. Op grond van de SPA van 13 april 2017 zijn (onder andere) de VANDUTCH Uniemerken rechtsgeldig overgedragen aan VDI uit het vermogen van VDML, tegen betaling aan TCA van ruim 1 miljoen euro.
4.32. Artikel 17 lid 6 van de Gemeenschapsverordening bepaalt dat de rechtverkrijgende partij zich niet mag beroepen op de uit de inschrijving van het Uniemerk voortvloeiende rechten zolang de overgang niet in het register is ingeschreven. Dit betekent echter niet dat het (nog) niet aanpassen van de registratie van VDML naar VDI afdoet aan de rechtsgeldigheid van de overdracht. Het verweer van VDI in deze procedure dat zij de VANDUTCH Uniemerken nooit heeft verkregen wordt dan ook verworpen.
De gestelde overdracht VDI aan VDH
4.33. In het kader van de verkoop van de VANDUTCH Uniemerken (en andere VANDUTCH merken) die op naam van VDML zijn geregistreerd door TCA hebben VDH en VDI op 23 maart 2017 de ‘VDH-VDI overeenkomst’ gesloten, waarin zij zijn overeengekomen:
“(…) WHEREAS VDI is a party in a written Agreement dated January 30th, 2017, between VDI and TCA (…). The purpose of this agreement is that VDI will obtain ownership of the VanDutch trade mark(s) and moulds of the VanDutch 30, 40, 40WA, 55 and 75.
WHEREAS VDI agrees when any or all of the moulds and trade mark(s) are obtained, the ownership will immediately be transferred to VDH.
This Agreement shall be governed by and construed in accordance with Dutch law. (…)”
4.34. Volgens VDI verwijst deze overeenkomst specifiek naar de overeenkomst(en) van 30 januari 2017 en in die overeenkomst(en) zijn de VANDUTCH Uniemerken niet expliciet genoemd. Daarom zijn die VANDUTCH Uniemerken geen onderdeel van de VDH-VDI overeenkomst, aldus steeds VDI. Ook Rhino heeft aangevoerd dat de VANDUTCH Uniemerken geen onderdeel zouden zijn van de overeenkomst van 23 maart 2017
4.35. VDH heeft ter zitting gesteld dat de overdracht van de VANDUTCH Uniemerken van VDI aan haar blijkt uit de akte van 18 januari 2019, getiteld *“EU TRADEMARK ASSIGNMENT AGREEMENT”*waarmee uitvoering is gegeven aan hetgeen zij en VDI zijn overeengekomen in de overeenkomst van 23 maart 2017 (verder: de VDH-VDI overeenkomst). Volgens VDH is in de VDH-VDI overeenkomst afgesproken dat alle mallen en merkrechten van (of op naam van) VDML die VDI verkrijgt als gevolg van de verkoop door TCA, aan haar zullen worden overgedragen door VDI.
4.36. Door de stelling van VDH dat de overdracht plaatsvond in 2019 is het debat van partijen over of op 23 maart 2017 een levering bij voorbaat heeft plaatsgevonden verder niet meer relevant. Dit geldt ook voor het verweer van VDI dat sprake is van verjaring van de vordering op grond van de VDH-VDI overeenkomst. De overdracht geeft slechts uitvoering aan de overeenkomst.
4.37. VDH heeft de akte van 18 januari 2019 (verder: de overdrachtsakte) in het geding gebracht bij haar conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident ingesteld door VDI. In hun (aparte) conclusies van antwoord zijn Rhino en VDI ingegaan op de VDH-VDI overeenkomst en de overdrachtsakte. Daarom zullen de standpunten van partijen over beide overeenkomsten nader worden behandeld.
4.38. In het kader van de verkoop van de VANDUTCH Uniemerken (en andere VANDUTCH merken) die op naam van VDML zijn geregistreerd door TCA hebben VDH en VDI de VDH-VDI overeenkomst gesloten, waarin zij zijn overeengekomen:
“(…) WHEREAS VDI is a party in a written Agreement dated January 30th, 2017, between VDI and TCA (…). The purpose of this agreement is that VDI will obtain ownership of the VanDutch trade mark(s) and moulds of the VanDutch 30, 40, 40WA, 55 and 75.
WHEREAS VDI agrees when any or all of the moulds and trade mark(s) are obtained, the ownership will immediately be transferred to VDH.
This Agreement shall be governed by and construed in accordance with Dutch law. (…)”
4.38.1. Volgens VDH is in deze overeenkomst overeengekomen dat alle mallen en merkrechten van (of op naam van) VDML die VDI verkrijgt als gevolg van de verkoop door TCA, aan haar zullen worden overgedragen door VDI.
4.38.2. Volgens VDI verwijst deze overeenkomst specifiek naar de overeenkomst(en) van 30 januari 2017 en in die overeenkomst(en) zijn de VANDUTCH Uniemerken niet genoemd. Daarom zijn die VANDUTCH Uniemerken geen onderdeel van de VDH-VDI overeenkomst, aldus steeds VDI.
4.38.3. Rhino heeft aangevoerd dat de VANDUTCH Uniemerken geen onderdeel zouden zijn van de overeenkomst van 23 maart 2017
4.39. Partijen verschillen van mening over de betekenis van de VDH-VDI overeenkomst. Op die overeenkomst is Nederlands recht van toepassing zodat die overeenkomst moet worden uitgelegd aan de hand van het Haviltex criterium.
4.40. Uit de VDH-VDI overeenkomst kan de bedoeling van partijen over en weer redelijkerwijs niet anders worden uitgelegd dan dat in het geval VDI de merkrechten geregistreerd op naam van VDML verkrijgt, zij deze merkrechten zal overgedragen aan VDH.
4.41. Van belang hierbij is dat VDI en [bedrijf] in 2016 een samenwerking zijn begonnen voor de bouw en de verkoop van de VanDutch luxe jachten en dat zij daartoe onder meer VDH hebben opgericht, die een positie zou innemen vergelijkbaar met VDML in de jaren daarvoor (de holding en de ontwikkelaar van wereldwijde markt voor de VanDutch luxe jachten) en ook die van [bedrijf] wat betreft het ontwerpen en het produceren van die luxe jachten.
4.41.1. In het “MEMORANDUM OF UNDERSTANDING” die door de betrokken partijen op 16 september 2016 is ondertekend is opgenomen:
“(…) VanDutch Holding would own all Trademarks, Intellectual Property (except as provided in Section 1.3) and building rights to the VanDutch brand and to VanDutch Yachts, including the designs for VanDutch Yachts developed by [bedrijf] . (…)” In artikel 1.3 zijn de auteursrechten van [bedrijf] buiten het eigendom van VDH gehouden.
4.41.2. Uit de stellingen van VDH en VDI volgt ook dat VDI in die nieuwe organisatiestructuur dezelfde rol zou houden: verkoopkantoor voor de Amerikaanse en Canadese markt.
4.42. Het ligt dan ook voor de hand dat de VANDUTCH merkrechten – en dan vooral ook de VANDUTCH Uniemerken – worden gehouden door de holding, de ontwerper en productiecoördinator (in de nieuwe organisatie VDH) en niet door het Amerikaanse verkoopkantoor (VDI dus), zoals VDH in haar pleitnota ter zitting heeft betoogd, waarop VDI (en Rhino) verder niet zijn ingegaan ter zitting. Zo waren de merkrechten ook verdeeld in de eerdere organisatiestructuur onder VDML – kennelijk tot tevredenheid van [bedrijf] en VDI.
4.43. Verder wordt in de VDH-VDI overeenkomst verwoord dat alle VANDUTCH merkrechten die VDI zal verkrijgen zullen worden overgedragen aan VDH. Daar is geen beperking opgenomen dat het slechts betreft de VANDUTCH merkrechten die genoemd zijn in de overeenkomsten van 30 januari 2017. De verwijzing naar die (verder niet uitgevoerde) overeenkomsten van die datum is daartoe onvoldoende. Uiteindelijk is (ter uitvoering van de in januari 2017 voorgenomen overdracht) de SPA op 13 april 2017 ondertekend door alle betrokken partijen (dus ook VDML, vertegenwoordigd door TCA) en daarin staan de Uniemerken expliciet genoemd.
4.44. Bij de uitleg van bedoelingen van partijen kunnen de gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst worden betrokken
-
de gerechtelijke procedure voor de Engelse rechter die VDI, TCA en VDML op 30 mei 2018 hebben ingesteld tegen Rhino, [gedaagde 2] en [naam 1] met het verzoek vast te stellen dat VDI de eigenaar is van de VANDUTCH Uniemerken
[6] ; en -
het bericht van 13 juni 2018 van VDI met verzoek aan het EUIPO de registratie van de VANDUTCH Uniemerken over te zetten naar haar.
Uit deze gedragingen volgt redelijkerwijs ook dat VDI in 2017 en 2018 ook de bedoeling heeft gehad de VANDUTCH Uniemerken te verkrijgen om over te dragen aan VDH, dan wel in te brengen in VDH zoals [naam 4] heeft verwoord in een whatsapp bericht van 19 juli 2018 aan [bedrijf] : “(…) de receiver heeft trademark en assets met rechten verkocht aan VDINC en VDINC ingebracht naar VDHBV (…)”.
4.45. VDI heeft betoogd dat zij de VANDUTCH internationale merken (geregistreerd bij het WIPO) heeft overgeschreven op naam van VDH, en de VANDUTCH Uniemerken niet. Daaruit volgt dat VDH en VDI nooit de bedoeling heeft gehad om de VANDUTCH Uniemerken over te dragen aan VDH, aldus VDI.
4.46. Dit verweer mist doel omdat (1) het voorbij gaat aan het feit dat TCA de registratie van de VANDUTCH Uniemerken bij het EUIPO niet heeft laten overschrijven naar VDI, zoals VDH ter zitting ook nog heeft betoogd, en (2) wijziging van de registratie bij het EUIPO van de houder van het Uniemerk geen vereiste is voor een rechtsgeldige overdracht van het Uniemerk.
4.47. Het verweer van VDI (en Rhino) dat de VDH-VDI overeenkomst niet betreft de VANDUTCH Uniemerken wordt onder deze omstandigheden verworpen.
4.48. De overdracht van de VANDUTCH Uniemerken van VDI aan VDH is vastgelegd in de overdrachtsakte van 18 januari 2019. Deze akte (als ook de VDH-VDI overeenkomst) voldoet aan het bepaalde in artikel 17 lid 3 Gemeenschapsmerkverordening, of aan het gelijkluidende artikel 20 lid 3 van de Uniemerkverordening die sinds 1 oktober 2017 van toepassing is op Uniemerken. Rhino en VDI hebben geen standpunten ingenomen waaruit anders kan worden afgeleid.
4.49. VDI en Rhino hebben (ieder) in deze procedure aangevoerd dat zij gegronde twijfels hebben bij de authenticiteit van de overdrachtsakte. Daarbij verwijst VDI naar een addendum aan de VDH-VDI overeenkomst van 27 maart 2017 die Mulder in 2022 heeft opgesteld, en dat pas in oktober 2023 de overdrachtsakte door VDH is genoemd in deze procedure. Dit alles mag inderdaad opmerkelijk zijn, maar is – zonder nadere onderbouwing die ontbreekt – onvoldoende om de authenticiteit van de overdrachtsakte te betwijfelen. Ook dit verweer van VDI en van Rhino wordt dus verworpen.
Verklaring voor recht en bevel tot registratie: toegewezen
4.50. Uit het vorenstaande volgt dat wordt vastgesteld dat VDH thans rechthebbende op de VANDUTCH Uniemerken is en als dusdanig in het EUIPO dient te worden geregistreerd.
4.51. Dit houdt het volgende in voor de vorderingen van VDH.
4.52. Vordering a (verklaring voor recht hierover) is toewijsbaar als gevorderd, vordering b is toewijsbaar voor zover het betreft het bevel aan Rhino om de registratie van de VANDUTCH Uniemerken bij het EUIPO over te zetten naar VDH.
4.53. Hierna wordt nader ingegaan op aan dat bevel te verbinden dwangmiddelen en de overige vorderingen van VDH.
Vonnis dezelfde kracht als vereiste rechtshandeling Rhino: toegewezen
4.54. VDH heeft onder b ook gevorderd dat dit vonnis in de plaats treedt van het schriftelijk verzoek van Rhino aan het EUIPO om de tenaamstelling van de VANDUTCH Uniemerken te wijzigen (als bedoeld in artikel 3:300 lid 1 BW). Dit wordt toegewezen voor het geval Rhino niet tijdig aan het hiervoor genoemde bevel voldoet, mede omdat Rhino deze vordering onbesproken heeft gelaten. Omdat wordt bepaald dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als het bedoelde schriftelijk verzoek van Rhino, heeft VDH geen belang bij toewijzing van de door haar gevorderde dwangsom op die vordering.
Overige vorderingen VDH op Rhino: afgewezen
4.55. De vordering van VDH onder c om Rhino te bevelen alle inbreuk- en nietigheidsacties gebaseerd op de VANDUTCH Uniemerken in te trekken en geen nieuwe inbreuk- en nietigheidsacties in te stellen (in dit vonnis opgenomen onder 3.1.c) wordt afgewezen.
4.55.1. VDH heeft gesteld dat Rhino een inbreuk- of nietigheidsactie heeft ingesteld tegen Pardo. Uit niets is gebleken dat VDH ook een procespartij is in die procedure of enige andere door Rhino ingestelde inbreuk- of nietigheidsactie. Verder heeft VDH niet gesteld, en daarvan is ook niet gebleken, dat Pardo haar heeft gevolmachtigd namens Pardo te bewerkstellingen dat Rhino wordt geboden die inbreuk- of nietigheidsactie in te trekken. VDH heeft gesteld dat zij zich tot deze vordering verplicht acht omdat zij alle VANDUTCH merkrechten, en alle overige vermogensobjecten en rechten van de productie en handel van de VanDutch luxe jachten aan Pardo heeft overgedragen. Dat is onvoldoende om deze vordering toe te wijzen.
4.55.2. Dit alles maakt dat de door VDH gevorderde intrekking van aanhangige inbreuk- of nietigheidsacties niet kan worden toegewezen omdat VDH daarbij onvoldoende belang heeft.
4.55.3. Toekomstige gerechtelijke procedures over de Uniemerken dienen op dan gestelde feiten en omstandigheden te worden beoordeeld. Dat Rhino dergelijke procedures niet zou mogen instellen is een ernstige en vergaande beperking van haar recht op een eerlijk proces (zoals vastgelegd in artikel 6 EVRM
4.56. VDH heeft verder gevorderd Rhino en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de schade die is veroorzaakt door het onrechtmatig handelen van deze partijen. In de dagvaarding heeft VDH gemeld dat zij tijdig haar schade – voornamelijk de door Pardo gemaakte proceskosten – nader zal onderbouwen. Die onderbouwing is niet in het geding gebracht. Het is daarom ook niet mogelijk voor de rechtbank om vast te stellen of schade is geleden door onrechtmatig handelen en ook niet om de hoogte van een schadevergoeding in redelijkheid te begroten. Evenmin heeft VDH gevorderd verwijzing naar de schadestaat voor de vaststelling van de door haar gestelde schade. Deze vordering (onder 3.1.d) wordt daarom als onvoldoende onderbouwd afgewezen. Omdat de vordering de rechtbank ongegrond voorkomt wordt deze ook jegens [gedaagde 2] (die niet in de procedure is verschenen) afgewezen. Dit vonnis geldt ook ten aanzien van [gedaagde 2] als vonnis op tegenspraak (artikel 140 lid 3 Rv).
Proceskostenveroordeling Rhino
4.57. Rhino wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, aan de zijde van VDH tot op heden begroot op:
Voorwaardelijke vorderingen VDH op VDI
4.58. Uit niets is gebleken dat VDI op dit moment eigenaar van de Uniemerken is of dat die Uniemerken op haar naam zijn geregistreerd bij het EUIPO. De voorwaarde waaronder de vorderingen op VDI zijn ingesteld zijn dus niet vervuld. De vorderingen van VDH op VDI worden daarom afgewezen, met veroordeling van VDH in de proceskosten van VDI, tot op heden begroot op:
De door VDI gevraagde vermeerdering met wettelijke rente zal worden toegewezen als in de beslissing vermeld, waarbij de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW wordt toegepast.
5 De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart voor recht dat VDH de rechthebbende is op de VANDUTCH Uniemerken met nummers [nummer 1] en [nummer 2] ,
5.2. beveelt Rhino alle noodzakelijke handelingen te verrichten om de VANDUTCH Uniemerken binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis op naam te doen stellen van VDH bij het EUIPO,
5.3. bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van het schriftelijk verzoek van Rhino aan EUIPO tot het wijzigen van de tenaamstelling van de Uniemerken naar VDH, indien Rhino niet of niet tijdig voldoet aan het bevel onder 5.2,
5.4. veroordeelt Rhino in de proceskosten van VDH, tot op heden begroot op € 2.186,02, te vermeerderen met € 92 aan salaris advocaat en de explootkosten indien Rhino niet binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis voldoet aan deze kostenveroordeling,
5.5. veroordeelt VDH in de proceskosten aan de zijde van VDI, tot op heden begroot op € 2.082, te vermeerderen met € 92 aan salaris advocaat en de explootkosten indien VDH niet binnen 14 dagen na aanschrijving van dit vonnis voldoet aan deze kostenveroordeling en dit vonnis dient te worden betekend,
5.6. veroordeelt VDH tot betaling aan VDI van de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) over de proceskosten van VDI vanaf 14 dagen na aanschrijving van dit vonnis tot de dag van voldoening,
5.7. verklaart hetgeen onder 5.2 tot en met 5.6 is beslist uitvoerbaar bij voorraad,
5.8. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, mr. C.M.E. de Koning en mr. R.C.J. Hamming, rechters, bijgestaan door mr. R.E.R. Verloo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2025.
Bureau voor Intellectuele Eigendom van de Europese Unie (voor registratie van merken in de EU).
Ten tijde van registratie bij het EUIPO waren de VANDUTCH merken ‘Gemeenschapsmerken’ omdat toen de Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk, PB L 78 van toepassing was. Van Uniemerken is pas sprake vanaf 1 oktober 2017 toen de Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk, PB L 154, van toepassing is geworden op merken geregistreerd in het EUIPO. Omdat partijen steeds de term ‘Uniemerken’ hebben gebruikt zal de rechtbank dat ook doen.
Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom (World Intellectual Property Organization), voor de registratie van internationale merken.
Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk, PB L 78, na 1 oktober 2017 niet meer van toepassing omdat vanaf die datum de Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk, PB L 154 van toepassing is op EU-merken. In dit vonnis wordt onder ‘Uniemerk’ tevens verstaan een merkrecht volgens de Gemeenschapsmerkverordening.
Hoge Raad 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2741.
Deze procedure is nadien ingetrokken door VDI.
Het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden