ECLI:NL:RBROT:2025:11390 - Rechtbank Rotterdam - 24 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/699486 / HA ZA 25-398
Vonnis van 24 september 2025
in de zaak van
[eiser], te Rotterdam, eisende partij, hierna te noemen: [eiser], advocaat: mr. D.A. Evertsz,
tegen
1 EUROPE METALS BV,
te Heeze, gedaagde partij, hierna te noemen: Europe Metals, advocaat: mr. J.C.M. van der Biezen,
2 E&M SOLUTIONS B.V.,
- E&M HOLDING B.V., te Rotterdam, niet verschenen, gedaagde partijen.
1 De zaak in het kort
[eiser] vordert herroeping van een vonnis van de rechtbank Rotterdam, omdat het volgens hem berust op door Europe Metals gepleegd bedrog als bedoeld in artikel 382 aanhef en onder a Rv. [eiser] stelt dat Europe Metals zich in een latere procedure op een standpunt heeft gesteld dat strijdig is met het standpunt dat zij in de eerdere procedure, die heeft geleid tot het hiervoor genoemde vonnis, heeft ingenomen over het bestaan van een vermeende vordering van E&M Solutions. De rechtbank wijst de vordering van [eiser] af, omdat Europe Metals naar het oordeel van de rechtbank geen strijdig standpunt heeft ingenomen en van bedrog geen sprake is.
2 De procedure
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
2.2. Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank een datum bepaald waarop er vonnis wordt gewezen. Dit vonnis wordt vandaag twee weken eerder uitgesproken.
3 De feiten
3.1. Bij vonnis van 2 oktober 2024 (zaak- en rolnummer C/10/671644 / HA ZA 24-40; hierna: het vonnis) heeft deze rechtbank de vordering van Europe Metals tegen E&M Solutions, tot betaling van facturen, toegewezen en de vordering van Europe Metals tegen E&M Holding en [eiser] afgewezen. [eiser] heeft in die procedure in reconventie veroordeling van Europe Metals gevorderd tot betaling van € 150.282,00. De rechtbank heeft deze tegenvordering van [eiser] ook afgewezen.
3.2. In het vonnis is met betrekking tot de tegenvordering van [eiser] het volgende overwogen:
“5.31. [eiser] legt aan zijn vordering – samengevat – het volgende ten grondslag. Europe Metals heeft 42.740 kg schroot ter waarde van € 150.282,00 van E&M Solutions in ontvangst genomen en deze bij SMS gestald. Europe Metals is tekortgeschoten, omdat zij heeft toegestaan dat schroot dat bij haar in beheer was, op onrechtmatige wijze door een derde is toegeëigend. Of het restant schroot nog aanwezig is, is niet bekend. Ook is de kwaliteit van het schroot mogelijk minder geworden. Gelet op de tekortkoming ontbindt [eiser] de overeenkomst met Europe Metals en vordert hij op grond van artikel 6:277 BW schadevergoeding op basis van de waarde van het schroot per 2 april 2024. E&M Solutions meent dat zij bij de conclusie van antwoord in reconventie alle vorderingen die zij heeft op Europe Metals overgedragen heeft aan [eiser].
5.32. Europe Metals betwist dat zij schroot van E&M Solutions in ontvangst heeft genomen en dat bij SMS heeft gestald. Zij verwijst ter motivering daarvan naar de onder 3.6 weergegeven verklaring van E&M Solutions in de faillissementsprocedure en naar de onder 3.7 weergegeven e-mail, omdat deze is verzonden naar het e-mailadres van [naam] bij SMS en niet naar zijn e-mailadres bij Europe Metals.
5.33. De rechtbank is met Europe Metals van oordeel dat uit het verweer van E&M Solutions in de faillissementsprocedure heel duidelijk blijkt dat ook zij meent dat zijzelf, en dus niet Europe Metals, schroot heeft laten stallen bij SMS. [eiser] heeft immers letterlijk verklaard in die procedure dat E&M Solutions goederen bij SMS heeft laten stallen. Dit wordt bevestigd door het feit dat [eiser] [naam] over dit schroot heeft gemaild op het e-mailadres van SMS (zie onder 3.7). [eiser] heeft in de onderhavige procedure ter zitting nog aangevoerd dat sprake is van voortschrijdend inzicht op basis van uitgereikte ontvangstbevestigingen, maar dit overtuigt de rechtbank niet en is, zonder nadere toelichting – die ontbreekt – onvoldoende om aan te nemen dat E&M Solutions een vordering heeft op Europe Metals. Daarbij is ook van belang dat [eiser] ter zitting heeft gezegd dat hij het schroot bij het overslagbedrijf heeft laten stallen en dat Europe Metals onbetwist heeft aangevoerd dat Europe Metals geen overslagbedrijf is en SMS wel. Dit leidt ertoe dat [eiser] zijn stellingen, na de gemotiveerde betwisting door Europe Metals, onvoldoende heeft onderbouwd. Dat betekent dat zijn tegenvordering wordt afgewezen.”
3.3. Ter uitvoering van het vonnis heeft Europe Metals executoriaal derdenbeslag gelegd onder [eiser]. [eiser] heeft als derde-beslagene verklaard dat hij niets verschuldigd is aan E&M Solutions. Europe Metals heeft deze verklaring van [eiser] betwist en daarom heeft zij [eiser] op 4 februari 2025 gedagvaard. In die procedure (hierna: de verklaringsprocedure) vordert Europe Metals primair dat [eiser] wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor de executoriale derdenbeslagen zijn gelegd, alsof hij zelf schuldenaar is. Subsidiair vordert Europe Metals dat [eiser] wordt veroordeeld tot het afleggen van een juiste gerechtelijke verklaring.
3.4. In de dagvaarding van 4 februari 2025 in de verklaringsprocedure staat, onder meer, het volgende:
“Daarnaast is de rekening-courantschuld van [eiser] aan E&M Solutions juist substantieel hoger geworden. In de procedure tussen Europe Metals en E&M Solutions is bij conclusie van antwoord in reconventie de (beweerde) vordering van E&M Solutions op Europe Metals van € 150.282,00 immers onderbouwd en gecedeerd aan [eiser]. (…) De akte van cessie is gedateerd op 20 augustus 2024 en op 20 augustus 2024 in de procedure tussen Europe Metals en E&M Solutions ingediend namens [eiser]. (…) Kort en goed heeft [eiser] de vordering zelf begroot op (ten minste) € 150.282,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 december 2022. Daar waar [eiser] van E&M Solutions een vordering koopt, heeft [eiser] aan E&M Solutions ook een koopsom te betalen. Deze koopsom wordt door Europe Metals begroot op een bedrag gelijk aan de nominale waarde van de (beweerde) vordering. Europe Metals meent dan ook dat [eiser] gelet op de akte van cessie en de conclusie van eis in reconventie als koopsom (ten minste) € 150.282,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 december 2022 aan E&M Solutions verschuldigd is.”
4 Het geschil
4.1. [eiser] vordert in deze procedure dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad het vonnis herroept, het geding heropent of opnieuw recht doet en Europe Metals veroordeelt in de proceskosten van deze herroepingsprocedure.
4.2. [eiser] legt aan zijn vorderingen – samengevat – de volgende stellingen ten grondslag. In de procedure die heeft geleid tot het vonnis, heeft Europe Metals betoogd dat er geen vordering van E&M Solutions op haar bestond. In de verklaringsprocedure stelt Europe Metals daarna dat de cessie van diezelfde – eerder dus ontkende – vordering aan [eiser] moet worden gewaardeerd op de nominale waarde ervan. Deze tegenstrijdige stellingen wijzen op een bewust wisselende en oneerlijke proceshouding, die erop gericht lijkt de rechter in beide procedures te misleiden, wat valt onder bedrog als bedoeld in artikel 382 onder a Rv.
4.3. Europe Metals betwist dat zij in de dagvaarding voor de verklaringsprocedure zou hebben erkend dat sprake was van een vordering van E&M Solutions op Europe Metals. De vermeende reconventionele vordering (en de daarbij horende akte van cessie) in de eerdere procedure zijn door Europe Metals betrokken bij de beoordeling van de rechtsverhouding tussen [eiser] en E&M Solutions in de verklaringsprocedure, omdat met de koop van de beweerde tegenvordering op Europe Metals [eiser] ook een koopsom verschuldigd werd aan E&M Solutions.
4.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
5 De beoordeling
Verstek
5.1. E&M Solutions en E&M Holding zijn niet in rechte verschenen. Tegen hen is verstek verleend. Nu door [eiser] en Europe Metals verder is geprocedeerd, wordt op grond van artikel 140 Rv één vonnis tussen alle partijen gewezen, dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd. Op grond van artikel 139 Rv wijst de rechtbank de vorderingen tegen E&M Solutions en E&M Holding toe, tenzij deze de rechtbank onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
5.2. In een geval waarin de rechtsbetrekking tussen partijen noopt tot een voor alle gedaagden gelijke beslissing strekt een door de verschenen gedaagde(n) gevoerd en door de rechter aanvaard verweer mede ten gunste van de andere, niet verschenen gedaagde(n). De rechtbank is van oordeel dat de rechtsbetrekking tussen Europe Metals enerzijds en E&M Solutions en [eiser] anderzijds noopt tot een voor hen gelijke beslissing. De door [eiser] gevorderde herroeping van het vonnis ziet op de afwijzing van zijn vordering op Europe Metals. Omdat het gaat om een vordering die door E&M Solutions aan [eiser] is overgedragen, is noodzakelijk dat de uitspraak voor hen gelijkluidend is. E&M Holding is geen partij bij de rechtsverhouding die aan de (door E&M Solutions aan [eiser] overgedragen) vordering ten grondslag ligt. Een vordering tot herroeping is ten opzichte van haar dan ook ongegrond.
Vordering tot herroeping
5.3. [eiser] baseert zijn vordering op artikel 382 aanhef en onder a Rv, waarin is bepaald dat een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, kan worden herroepen indien het vonnis berust op bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd.
5.4. Het begrip ‘bedrog’ als bedoeld in artikel 382 aanhef en onder a Rv moet ruim worden uitgelegd en is niet onderworpen aan de beperkingen die in het overeenkomstenrecht (artikel 3:44 BW) voor de uitleg van het begrip worden aangelegd. Daaronder kan ook vallen het verzwijgen van feiten die tot een voor de wederpartij gunstige afloop van de procedure zouden hebben kunnen leiden.
5.5. De rechtbank oordeelt dat van bedrog als bedoeld in artikel 382 aanhef en onder a Rv geen sprake is. Europe Metals heeft in de verklaringsprocedure gesteld dat zij de koopsom gelijk stelt aan de nominale waarde van de (beweerde) vordering van E&M Solutions op haar. Europe Metals meent op basis daarvan dat [eiser] als koopsom voor die vordering (ten minste) € 150.282,00 verschuldigd is aan E&M Solutions. De rechtbank is met Europe Metals van oordeel dat het toekennen van een waarde aan een beweerde vordering in het kader van een verklaringsprocedure iets anders is dan het erkennen van het bestaan van die vordering.
5.6. De rechtbank merkt daarbij wel op dat het beter was geweest als Europe Metals expliciet in de dagvaarding in de verklaringsprocedure had opgenomen dat zij de vordering van [eiser] nog steeds betwist. Zij heeft nu alleen aangevoerd dat zij een waarde toekent aan de koopsom van de gecedeerde vordering en dat die vordering door [eiser] zelf op € 150.282,00 is begroot. Of dat juist is, zal in de verklaringsprocedure moeten blijken. Dat Europe Metals niet in de dagvaarding in de verklaringsprocedure heeft opgenomen dat zij de vordering (nog steeds) betwist, kan echter niet tot de conclusie leiden dat sprake is van bedrog. Uit de woordkeuze van Europe Metals in de verklaringsprocedure “(beweerde) vordering” volgt namelijk wel dat zij een voorbehoud maakt ten aanzien van die vordering.
5.7. Tot slot merkt de rechtbank nog het volgende op. [eiser] heeft in nr. 27 van de dagvaarding gesteld dat “de rechtbank in de bodemprocedure – juist op basis van haar [bedoeld is Europe Metals; toevoeging rechtbank] eigen stellige betwisting – heeft geoordeeld dat de gestelde vordering niet bestaat”. Dat is niet juist. Het dragende argument voor de afwijzing van de vordering van [eiser] is niet de betwisting van die vordering door Europe Metals, maar het verweer van [eiser] in de faillissementsprocedure van E&M Solutions. De rechtbank verwijst hierbij naar rechtsoverweging 5.33 van het vonnis, zoals hiervoor weergegeven onder 3.2. De lezing van [eiser] is dus een te beperkte lezing van het oordeel van de rechtbank.
Proceskosten
5.8. [eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van Europe Metals (inclusief nakosten) betalen. Europe Metals verzoekt de rechtbank [eiser] te veroordelen in de volledige proceskosten, omdat [eiser] volgens haar heeft gehandeld in strijd met de goede procesorde en de rechtszekerheid. Volgens Europe Metals is sprake van misbruik van het buitengewone rechtsmiddel van herroeping als bedoeld in artikel 382 Rv en is de ingestelde vordering evident ongegrond.
5.9. Van vergoeding van de werkelijke proceskosten kan alleen sprake zijn in buitengewone omstandigheden, waarbij moet worden gedacht aan misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van de procedure. Hiervan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Zoals hiervoor in nr. 5.6 overwogen, had Europe Metals in de dagvaarding in de verklaringsprocedure expliciet kunnen opnemen dat zij de vordering van [eiser] nog steeds betwist. Dat zij dit niet heeft gedaan, staat vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten in de weg. De kosten aan de zijde van Europe Metals worden dan ook conform het liquidatietarief begroot op:
5.10. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
6 De beslissing
De rechtbank
6.1. wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 2.120,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
6.3. veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4. verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen in 6.2 en 6.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.M.P. Cremers en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2025.
3242/1918
Zie onder meer HR 4 oktober 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2162, NJ 1998/45, en HR 19 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AN7890.