ECLI:NL:RBNHO:2025:9937 - Rechtbank Noord-Holland - 23 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11629036 \ CV EXPL 25-1212 (MdR) Uitspraakdatum: 23 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
1 [eiser in verzet sub 1]
te [woonplaats] eisende partij in het verzet verder te noemen: [eiser in verzet sub 1] gemachtigde: mr. R.P. Groot
2 [eiser in verzet sub 2]
te [woonplaats] verder te noemen: [eiser in verzet sub 2] niet verschenen
tegen
de maatschapMaatschap Klaver 3 gevestigd te Alkmaar gedaagde partij in het verzet verder te noemen: Klaver 3 gemachtigde: S. Baldinger.
De zaak in het kort
De kantonrechter moet opnieuw oordelen over een huurzaak, omdat een van de twee oorspronkelijke gedaagde partijen in verzet is gekomen tegen het eerdere verstekvonnis. De huurachterstand staat vast en de woning is inmiddels ontruimd, maar de alsnog verschenen partij betwist dat hij partij is bij de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat deze partij contractueel medehuurder is en daarom zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst moet nakomen. Dat hij katvanger voor de andere medehuurder zou zijn geweest, wat niet is gebleken, maakt dat niet anders. De kantonrechter vernietigt het verstekvonnis omdat de beslissing op ondergeschikte punten afwijkt van het verstekvonnis.
1 Het procesverloop
1.1. Klaver 3 heeft bij inleidende dagvaarding van 26 september 2024 een vordering ingesteld tegen [eiser in verzet sub 1] en [eiser in verzet sub 2] .
1.2. [eiser in verzet sub 1] en [eiser in verzet sub 2] zijn niet verschenen, waarna zij bij verstekvonnis van 11 december 2024 zijn veroordeeld.
1.3. Bij dagvaarding van 24 maart 2025 is [eiser in verzet sub 1] in verzet gekomen van dat verstekvonnis.
1.4. Op 9 juli 2025 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben [eiser in verzet sub 1] en Klaver 3 nog stukken toegezonden (een schriftelijke reactie op de dagvaarding en productie 1 respectievelijk de producties en A tot en met G met een afschrift van de inleidende dagvaarding).
2 De feiten
2.1. In maart 2004 heeft [bestuurder] , handelend als bevoegd bestuurder van Klaver 3, een huurovereenkomst op naam van [eiser in verzet sub 1] en [eiser in verzet sub 2] gesloten voor de woonruimte aan het adres [adres] in [woonplaats] (hierna: het gehuurde). De huurovereenkomst is op 7 maart 2024 in naam van [eiser in verzet sub 1] digitaal ondertekend. Op 8 maart 2024 heeft [eiser in verzet sub 2] digitaal de huurovereenkomst ondertekend. De maandelijkse huurprijs bedraagt € 1.495,00, bij vooruitbetaling te voldoen. Daarnaast is maandelijks een bedrag van € 300,00 aan voorschot in verband met levering van elektriciteit, gas en water verschuldigd, ook bij vooruitbetaling te voldoen. Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Woonruimte (model ROZ van 20 maart 2017) van toepassing (hierna: de algemene voorwaarden).
2.2. [eiser in verzet sub 1] heeft op 14 maart 2024 een betaling van € 2.692,50 verricht vanaf zijn rekening met als omschrijving ‘Huur en borg [adres] [woonplaats] ’.
2.3. Op 3 oktober 2024 heeft [eiser in verzet sub 1] vanaf zijn privé e-mailadres een e-mail gestuurd naar de gemachtigde van Klaver 3 waarin hij verzoekt om ‘zijn naam te ontbinden van het huurcontract’ omdat hij niet langer woonachtig is in het gehuurde.
3 De vordering en het verweer
3.1. Klaver 3 heeft bij inleidende dagvaarding ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en hoofdelijke veroordeling van [eiser in verzet sub 1] en [eiser in verzet sub 2] tot betaling van de huurachterstand tot en met september 2024 gevorderd. Daarnaast heeft Klaver 3 veroordeling van [eiser in verzet sub 1] en [eiser in verzet sub 2] in de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente, een gebruiksvergoeding voor iedere maand dat het gehuurde in gebruik blijft en de proceskosten gevorderd.
3.2. De vordering van Klaver 3 is door de kantonrechter bij verstekvonnis van 11 december 2024 grotendeels toegewezen. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en [eiser in verzet sub 1] en [eiser in verzet sub 2] zijn veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en hoofdelijk tot betaling van de huurachterstand.
3.3. [eiser in verzet sub 1] vordert, in de verzetdagvaarding, ontheffing van de veroordeling en afwijzing van de oorspronkelijke vordering. Daartoe voert hij aan dat Klaver 3 niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat Klaver 3 als stille vennootschap geen procesbevoegdheid heeft. [eiser in verzet sub 1] betwist dat hij partij is bij de huurovereenkomst. [eiser in verzet sub 1] heeft nooit in het gehuurde gewoond. [eiser in verzet sub 1] is nooit aangeschreven over een huurachterstand en er is geen melding vroegsignalering gedaan ten aanzien van [eiser in verzet sub 1] , wel voor [eiser in verzet sub 2] . [eiser in verzet sub 1] heeft toen hij wetenschap kreeg van het bestaan van de huurovereenkomst, een e-mail gestuurd met het verzoek hem van het contract af te halen. Daar is geen gehoor aan gegeven. 4. De beoordeling
Het verzet
4.1. [eiser in verzet sub 1] is tijdig in verzet gegaan van het verstekvonnis van 11 december 2024.
4.2. In deze zaak waren er oorspronkelijk twee gedaagden ( [eiser in verzet sub 1] en [eiser in verzet sub 2] ). Door het verzet van [eiser in verzet sub 1] wordt de met de inleidende dagvaarding begonnen instantie heropend, ook voor de partij die geen verzet heeft ingesteld
4.3. De verweren van [eiser in verzet sub 1] werken niet in het voordeel van [eiser in verzet sub 2] , tenzij sprake is van een rechtsbetrekking tussen partijen die verplicht tot een voor alle gedaagden gelijke beslissing. Deze uitzondering is hier van toepassing. Een huurovereenkomst is namelijk ondeelbaar. De kantonrechter zal het geschil daarom opnieuw beoordelen ten aanzien van [eiser in verzet sub 1] en [eiser in verzet sub 2] .
De maatschap heeft procesbevoegdheid
4.4. Het meest verstrekkende verweer van [eiser in verzet sub 1] dat Klaver 3 als stille maatschap geen procesbevoegdheid heeft, wordt verworpen. Anders dan [eiser in verzet sub 1] stelt heeft een maatschap (ondanks het ontbreken van rechtspersoonlijkheid) naar algemeen wordt aangenomen wel procesbevoegdheid.
[eiser in verzet sub 1] is partij bij de huurovereenkomst
4.5. [eiser in verzet sub 1] betwist dat hij partij is bij de huurovereenkomst. Dit verweer faalt.
4.6. Er is een rechtsgeldige huurovereenkomst met [eiser in verzet sub 1] (en [eiser in verzet sub 2] ) gesloten. De huurovereenkomst tussen partijen is digitaal met gebruikmaking van het zakelijke e-mailadres van [eiser in verzet sub 1] ondertekend. In de huurovereenkomst zijn de persoonsgegevens van [eiser in verzet sub 1] , waaronder zijn identiteitsnummer, opgenomen. [eiser in verzet sub 1] heeft deze feiten niet of onvoldoende weersproken. Hij heeft ook onvoldoende met duidelijke en ondubbelzinnige bewoordingen verklaard dat de digitale handtekening op de huurovereenkomst niet van hem is. Hij heeft verder geen (plausibele) verklaring gegeven voor het feit dat de handtekening digitaal is verifieerd via zijn e-mailadres en het IP-adres. Daar komt bij dat [eiser in verzet sub 1] de borg en de eerste maand huur heeft betaald. In deze omstandigheden mag Klaver 3 er gerechtvaardigd van uitgaan dat de huurovereenkomst door [eiser in verzet sub 1] is ondertekend en dus ook door hem is aangegaan. [eiser in verzet sub 1] heeft zijn stelling op de zitting dat derden gebruik hebben gemaakt van zijn e-mailadres, onvoldoende onderbouwd om anders te oordelen.
4.7. Ter zitting heeft [eiser in verzet sub 1] verklaard dat hij in feite is gebruikt als katvanger. [eiser in verzet sub 1] heeft dit verweer te laat gevoerd en onvoldoende onderbouwd. Bovendien als het waar is dat [eiser in verzet sub 1] als katvanger is gebruikt, dan komt dat op zich voor zijn rekening en risico en staat dat niet aan toewijzing van de vordering in de weg. De e-mail van [eiser in verzet sub 1] van 3 oktober 2024 maakt dit niet anders. [eiser in verzet sub 1] is contractueel medehuurder en kan niet eenzijdig de huurovereenkomst opzeggen. Hij had daarover met Klaver 3 in overleg moeten treden. Niet is gesteld of gebleken dat hij dat gedaan heeft. Of [eiser in verzet sub 1] al dan niet in het gehuurde gewoond heeft is niet relevant voor de toewijzing van de vordering.
4.8. Dus [eiser in verzet sub 1] moet de verplichtingen uit de huurovereenkomst nakomen en is (hoofdelijk) verantwoordelijk voor betaling van de huur.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
4.9. Gelet op de hoogte van de huur bij aanvang van de huurovereenkomst is sprake van geliberaliseerde huur.
4.10. Omdat het hier gaat om een professionele verhuurder en consument-huurders, moet de kantonrechter ambtshalve beoordelen of in de algemene voorwaarden bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument (in de zin van artikel 3 van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn)). Dit kan immers gevolgen hebben voor (de hoogte van) de vordering. Artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
4.11. Bedingen waaraan de huurder gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, zijn oneerlijk als deze in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de rechten en plichten die de huurder op grond van de overeenkomst heeft, aanzienlijk verstoren in het nadeel van de huurder.
4.12. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter het huurprijswijzigingsbeding en het beding betreffende de buitengerechtelijke incassokosten getoetst en deze zijn niet oneerlijk.
4.13. Het beding in artikel 25 van de algemene voorwaarden ziet ook op de proceskosten. Voor zover Klaver 3 op grond hiervan aanspraak kan maken op gerechtelijke kosten die boven het liquidatietarief uitkomen, is dit beding oneerlijk. Dit heeft echter geen gevolg voor de proceskostenveroordeling in deze procedure, omdat de kantonrechter op grond van de artikelen 237 en 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moet veroordelen en deze proceskosten niet lager mogen worden vastgesteld dan het liquidatietarief.
De vordering
4.14. Er is geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de gevorderde huurachterstand met rente, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, zodat deze vordering in beginsel toewijsbaar is. De gemachtigde van Klaver 3 heeft ter zitting verklaard dat het gehuurde in december 2024 onbeheerd is achtergelaten en door Klaver 3 weer in gebruik is genomen. De vordering tot ontruiming zal daarom bij gebrek aan belang worden afgewezen. De gebruiksvergoeding zal in verband met de ingebruikname van het gehuurde door Klaver 3, en op basis van wat ter zitting is besproken, worden toegewezen tot en met 31 december 2024.
4.15. [eiser in verzet sub 1] voert aan dat hij geen veertiendagenbrief heeft ontvangen en de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten niet verschuldigd is. Maar Klaver 3 heeft een afschrift en verzendbewijs van de veertiendagenbrief overgelegd. [eiser in verzet sub 1] heeft daar onvoldoende tegenover gesteld. De kantonrechter zal de gevorderde kosten daarom toewijzen.
4.16. De kantonrechter zal de gevorderde rente over de reeds verschenen rente afwijzen, omdat niet is gesteld of gebleken dat de gevorderde rente reeds over een vol jaar verschuldigd is.
Conclusie
4.17. De conclusie is dat het verzet gedeeltelijk gegrond is. Het verstekvonnis kan daarom niet in stand blijven.
4.18. Omdat de oorspronkelijke vordering slechts ten dele niet toewijsbaar is, zal [eiser in verzet sub 1] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de kosten van de verzetprocedure.
5 De beslissing
De kantonrechter:
5.1. verklaart het verzet gedeeltelijk gegrond en vernietigt het verstekvonnis van 11 december 2024 en, opnieuw rechtdoende:
5.2. ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst;
5.3. veroordeelt [eiser in verzet sub 1] en [eiser in verzet sub 2] hoofdelijk, dat wil zeggen dat als de ene partij betaalt, de andere partij zal zijn bevrijd, om aan Klaver 3 te betalen een bedrag van € 6.012,87, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.970,64 vanaf 26 september 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
5.4. veroordeelt [eiser in verzet sub 1] en [eiser in verzet sub 2] hoofdelijk, zoals hiervoor omschreven, om aan Klaver 3 te betalen een bedrag van € 1.795,00 per maand vanaf 1 oktober 2024 tot en met 31 december 2024;
5.5. veroordeelt [eiser in verzet sub 1] en [eiser in verzet sub 2] hoofdelijk, zoals hiervoor omschreven, in de proceskosten van de verstekprocedure, tot op heden aan de zijde van Klaver 3 begroot op: € 135,97 wegens dagvaardingskosten, € 524,00 wegens griffierecht en € 339,00 wegens salaris gemachtigde;
5.6. veroordeelt [eiser in verzet sub 1] tot betaling van de proceskosten van de verzetprocedure, die tot en met vandaag voor Klaver 3 worden vastgesteld op een bedrag van € 339,00 aan salaris van de gemachtigde van Klaver 3 en € 135,00 aan nakosten, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser in verzet sub 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser in verzet sub 1] ook de kosten van betekening betalen;
5.7. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.8. wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Artikel 147 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Artikel 140 Rv.
Vgl. HR 5-11-1976, ECLI:NL:HR:1976:AB7103, Gerechtshof Den Haag 6-12-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:2372.
Hoge Raad 10 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:198, r.o. 3.8.2.