Uitspraak inhoud

locatie Rotterdam

zaaknummer: 11656647 CV EXPL 25-9750

datum uitspraak: 15 augustus 2025

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van

Staat der Nederlanden, vestigingsplaats: ‘s-Gravenhage, eiseres, gemachtigde: Flanderijn,

tegen

1 [gedaagde 1],

woonplaats: Capelle aan den IJssel, die niet in de procedure is verschenen, 2. [gedaagde 2], woonplaats: Rotterdam, gemachtigde: mr. M.F. Fattal, gedaagden.

De partijen worden hierna ‘Staat der Nederlanden’, ‘[gedaagde 1]’ en ‘[gedaagde 2]’ genoemd. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden hierna tezamen ‘gedaagden’ genoemd.

1 De procedure

1.1. Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:

1.2. [gedaagde 2] is in de gelegenheid gesteld om te reageren op de conclusie van repliek, maar heeft dat niet gedaan.

2 De beoordeling

Waar gaat de zaak over?

2.1. Staat der Nederlanden eist in deze zaak betaling van € 892,60 met rente en incassokosten. Daarvoor heeft zij het volgende aangevoerd.

2.1.1. Staat der Nederlanden heeft diverse inspecties verricht ten behoeve van de vennootschap onder firma [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf]). Gedaagden zijn de voormalige vennoten van deze vennootschap onder firma, die inmiddels is uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel. De kosten van de inspecties zijn bij [naam bedrijf] in rekening gebracht bij facturen van 25 maart, 8 april, 17 juni en 9 september 2020. [naam bedrijf] heeft de facturen niet betaald. Staat der Nederlanden wil dat gedaagden worden veroordeeld om de facturen te betalen. Omdat [naam bedrijf] niet op tijd heeft betaald, wil Staat der Nederlanden ook dat gedaagden een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente betalen.

2.2. [gedaagde 2] heeft op de dagvaarding gereageerd en de eis betwist.

2.3. Op de stellingen van de partijen zal hierna, voor zover dat van belang is voor de beoordeling, verder worden ingegaan.

Uitkomst

2.4. Staat der Nederlanden wordt in het gelijk gesteld. Hierna wordt toegelicht waarom.

Tegen [gedaagde 1] wordt verstek verleend

2.5. [gedaagde 1] is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet in het geding verschenen. De dagvaarding voldoet aan de wettelijk voorgeschreven formaliteiten. Tegen [gedaagde 1] wordt daarom verstek verleend. Omdat [gedaagde 2] wel in de procedure is verschenen, wordt één vonnis gewezen dat als vonnis op tegenspraak wordt beschouwd (artikel 140 lid 3 Rv). Dit betekent dat [gedaagde 1] niet in verzet kan komen tegen dit vonnis.

Gedaagden moeten de hoofdsom betalen

2.6. [gedaagde 2] heeft niet gereageerd op de repliek en dus niet aangegeven dat de feiten die in deze akte staan niet kloppen. Die staan daarom in deze zaak vast. Op basis daarvan wordt de geëiste hoofdsom toegewezen.

Gedaagden moeten incassokosten betalen

2.7. De incassokosten van € 162,01 (inclusief btw) worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).

Gedaagden moeten rente betalen

2.8. De rente wordt toegewezen, omdat Staat der Nederlanden genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en gedaagden dat niet hebben betwist.

Gedaagden moeten de proceskosten betalen

2.9. De proceskosten komen voor rekening van gedaagden, omdat zij ongelijk krijgen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die gedaagden aan Staat der Nederlanden moeten betalen op € 292,28 aan dagvaardingskosten (2 × € 146,14), € 340,- aan griffierecht, € 270,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 135,-) en € 67,50 aan nakosten. Dat is in totaal € 969,78. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.

Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad

2.10. Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Staat der Nederlanden dat eist en gedaagden daar geen bezwaar tegen hebben gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3 De beslissing

De kantonrechter:

3.1. veroordeelt gedaagden, hoofdelijk, om aan Staat der Nederlanden te betalen € 1.180,43 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 892,60 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag dat volledig is betaald;

3.2. veroordeelt gedaagden, hoofdelijk, in de proceskosten, die aan de kant van Staat der Nederlanden worden begroot op € 969,78;

3.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Laurijssens en in het openbaar uitgesproken. 43416