Uitspraak inhoud

Civiel recht

Zaaknummer: C/13/760073 / HA ZA 24-1294

Vonnis van 6 augustus 2025

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BRIDGEFUND B.V., te Amsterdam, eisende partij, hierna te noemen: BridgeFund , advocaat: mr. H.H.M. Meijroos,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

  1. C.M.A. COMPANY B.V.,

te Enschede, niet verschenen,de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

  1. C.M.A. ENTERPRISES HOLDING B.V.,

te Enschede, niet verschenen,de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

  1. M.L. KLIMAAT B.V.,

te Enschede, niet verschenen,4. [gedaagde 4], te [woonplaats] , niet verschenen,5. [gedaagde 5], te [woonplaats] , advocaat: mr. I. Ekkel, gedaagde partijen.

Gedaagden zullen hierna respectievelijk CMA Company, CMA Enterprises, ML Klimaat, [gedaagde 4] en [gedaagde 5] worden genoemd, Gedaagden sub 2, 3 en 4 zullen hierna samen CMA c.s. worden genoemd.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van BridgeFund van 14 november 2024 met producties 1 tot en met 9c,

  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 13,

  • het tussenvonnis van 5 februari 2025, waarbij een mondelinge behandeling is gelast,

  • de mondelinge behandeling van 23 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1. BridgeFund is een zakelijke, niet-bancaire kredietverstrekker. [gedaagde 5] is bestuurder/aandeelhouder van ML Klimaat. [gedaagde 5] was ook tot hun faillissement indirect bestuurder/aandeelhouder van CMA Company en A.A.M. Company B.V.

2.2. Op 30 oktober 2023 is BridgeFund een overeenkomst overbruggingsfinanciering (hierna: de lening) aangegaan met leningnemers AAM Company, CMA Company, CMA Enterprises en ML Klimaat ten bedrage van € 250.000, tegen een vaste rente van € 30.000 en een premieopslag van € 18.000. De lening moest binnen 24 maanden worden terugbetaald middels een wekelijkse aflossing van € 2.865,38 en diende volgens de overeenkomst “ter financiering van de bedrijfsactiviteiten”. In de overeenkomst is verder bepaald dat het bedrag van de lening, minus het uitstaande saldo van de lopende financieringen op de bankrekening van AAM Company zal worden overgemaakt.

2.3. Op de lening zijn de algemene voorwaarden van BridgeFund van toepassing. Deze luiden als volgt, voor zover hier van belang: “7. Vervroegde opeisbaarheid

7.1 Alle vorderingen van BridgeFund op de Leningnemer uit hoofde van een Overeenkomst zijn ineens opeisbaar (…) indien: (…)

b. faillissement van of surseance van betaling voor de Leningnemer wordt aangevraagd

(…)

  1. Buitengerechtelijke kosten en boeterente

8.1 Indien een Leningnemer een verplichting uit de Overeenkomst niet, niet op tijd of niet behoorlijk nakomt, dan zal het op de eerste dag van het verzuim resterende saldo van de Lening worden verhoogd met een percentage van 15% ter vergoeding van buitengerechtelijke kosten, met een minimum van EUR 250.

8.2 over het bedrag van de Lening ten aanzien waarvan de Leningnemer in verzuim is, is de Leningnemer een boeterente verschuldigd van 2% per maand, naast de overeengekomen rente/premie/opnamevergoeding. (…)”

2.4. Daarnaast is BridgeFund op dezelfde datum met [gedaagde 4] en met [gedaagde 5] een borgstelllingsovereenkomst aangegaan. [gedaagde 5] heeft hierin verklaard zich borg te stellen voor de verplichtingen van CMA Company, AAM Company en ML Klimaat aan BridgeFund uit hoofde van de lening. In deze borgstellingsovereenkomst is verder het volgende opgenomen, voor zover hier van belang: “Indien de Borg gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan, verklaart de Borg hierbij (voor zover vereist) de toestemming te hebben verkregen voor het aangaan van deze borgstelling welke hij/zij nodig heeft op grond van artikel 1:88 BW. Als bewijs daarvan wordt deze borgstelling mede ondertekend door de echtgeno(o)t(e), dan wel de geregistreerde partner van de Borg.”

2.5. Op 2 november 2023 heeft BridgeFund een bedrag van € 152.329,68 overgemaakt aan AAM Company onder vermelding van “uitbetaling lening”.

2.6. Bij brief van 6 juni 2024 heeft de echtgenote van [gedaagde 5] , mevrouw [naam echtgenote] (hierna [naam echtgenote] ), de borgstelling van [gedaagde 5] op grond van artikel 1:89 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vernietigd.

2.7. Op 30 oktober 2024 is het faillissement van AAM Company uitgesproken.

2.8. Bij aangetekende brieven van 31 oktober 2024 gericht aan CMA Enterprises en/of [gedaagde 4] , CMA Company en/of AAM Company en ML Klimaat en/of [gedaagde 5] heeft BridgeFund het restant van de lening per direct opeisbaar gesteld. In deze brief draagt BridgeFund hen op binnen 24 uur na dagtekening de openstaande vordering inclusief rente en incassokosten ten bedrage van € 197.608,66 te voldoen, bij gebreke waarvan rechtsmaatregelen zullen worden getroffen.

2.9. Op 1 november 2024 heeft BridgeFund een verzoekschrift ingediend tot het verkrijgen van verlof tot het leggen van conservatoir beslag onder derden en op onroerende zaken. Bij beschikking van dezelfde datum heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel verlof verleend voor het leggen van conservatoir beslag op onroerende zaken van ML Klimaat, [gedaagde 4] en [gedaagde 5] en conservatoir derdenbeslag ten laste van CMA Company, CMA c.s. en [gedaagde 5] . Daarbij heeft de voorzieningenrechter het bedrag waarvoor verlof is verleend vastgesteld op € 208.500. BridgeFund heeft vervolgens conservatoir beslag laten leggen op onroerend goed van [gedaagde 4] en [gedaagde 5] en conservatoir derdenbeslag onder ING bank.

2.10. Op 14 november 2024 zijn CMA Company, CMA c.s. en [gedaagde 5] gedagvaard.

2.11. Op 21 november 2024 is het faillissement van CMA Company uitgesproken.

3 Het geschil

3.1. BridgeFund vordert dat de rechtbank - samengevat - bij vonnis, uitvoer bij voorraad, gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling van:

3.2. BridgeFund legt aan haar vordering ten grondslag dat gedaagden hun betalingsverplichting uit hoofde van de lening of de borgstelling niet zijn nagekomen. Zij stelt hiertoe dat de leningnemers een achterstand hadden in hun wekelijkse betalingsverplichting. Daarnaast is AAM Company op 30 oktober 2024 gefailleerd. Daardoor is op grond van de overeenkomst het restant van de lening direct opeisbaar geworden en zijn de leningnemers en de borgen eveneens de contractuele rente en contractuele buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd geworden.

3.3. [gedaagde 5] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van BridgeFund, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van BridgeFund in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente. Hij voert hiertoe aan dat [naam echtgenote] voor het aangaan van de borgtochtovereenkomst toestemming diende te verlenen op grond van artikel 1:88 BW. Zij heeft die toestemming niet verleend en heeft de borgstelling per brief van 6 juni 2024 vernietigd. Daarom is [gedaagde 5] niet verplicht tot betaling van het gevorderde aan BridgeFund.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

De vordering tegen CMA Company

4.1. CMA Company is nadat de procedure aanhangig is gemaakt in staat van faillissement geraakt.

4.2. Vanwege het faillissement is de procedure tegen CMA Company geschorst op grond van artikel 29 Faillissementswet, omdat het gaat om een rechtsvordering die voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel heeft. Het geding tegen CMA Company kan alleen dan worden voortgezet indien de vordering ter verificatie wordt betwist (of het faillissement is opgeheven zonder dat een verificatievergadering is gehouden).

4.3. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om de procedure tussen BridgeFund en CMA Company, op grond van artikel 8.2.3. van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken, ambtshalve naar de parkeerrol te verwijzen. De procedure tegen CMA Company kan weer worden opgebracht als die wordt hervat.

4.4. Iedere verdere beslissing in de procedure tussen BridgeFund en CMA Company wordt aangehouden.

De vorderingen tegen CMA c.s.

4.5. CMA c.s. zijn niet verschenen. Tegen hen is verstek verleend. Omdat [gedaagde 5] wel in het geding is verschenen, wordt dit vonnis op grond van het bepaalde in artikel 140 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ook jegens CMA c.s. als een vonnis op tegenspraak beschouwd,

4.6. Artikel 139 Rv bepaalt dat in geval van verstekverlening de vordering van eiser wordt toegewezen, tenzij deze de rechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt.

4.7. De rechtbank oordeelt dat de vordering jegens CMA c.s. moet worden toegewezen, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten zoals hierna bepaald in r.o. 4.8.

buitengerechtelijke kosten

4.8. BridgeFund maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 29.123,80. Deze vergoeding komt BridgeFund op grond van artikel 8.1 van haar algemene voorwaarden in beginsel toe. In het onderhavige geval ziet de rechtbank echter aanleiding om deze vergoeding op grond van het bepaalde in artikel 242 lid 1 Rv te matigen. BridgeFund heeft gesteld dat zij diverse werkzaamheden heeft verricht in een poging de vordering buiten rechte te incasseren. De rechtbank heeft kennisgenomen van slechts één gelijkluidende sommatie van 31 oktober 2024 aan alle gedaagden. Twee weken later zijn reeds de dagvaardingen aan gedaagden betekend. Van pogingen om de vordering buiten rechte te incasseren is dan ook niet gebleken. De aard en de omvang van die werkzaamheden rechtvaardigen niet de toewijzing van de gevorderde kosten. De door BridgeFund ter zitting genoemde (voorbereidende) werkzaamheden voor de comparitie zien op de procedure tegen [gedaagde 5] , inzake CMA c.s. was immers reeds verstek verleend. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal dan ook gematigd worden overeenkomstig de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, tot een bedrag van € 2.379,62. Dit bedrag zal worden verhoogd met 21% btw omdat BridgeFund volgens de dagvaarding de haar in rekening gebrachte omzetbelasting niet kan verrekenen. De rechtbank zal daarom een bedrag van € 2.879,34 toewijzen. ‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬

beslagkosten

4.9. BridgeFund vordert CMA c.s. te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden door de rechtbank vastgesteld op € 2.079,30 voor kosten deurwaardersexploten, € 688,00 voor griffierecht en € 2.714,00 voor salaris advocaat (1 punt × € 2.714,00), totaal € 5.481,30.

proceskosten

4.10. CMA c.s. is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van BridgeFund worden begroot op:

4.11. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.12. De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen. De vorderingen tegen [gedaagde 5]

4.13. In de procedure tegen [gedaagde 5] dient de vraag te worden beantwoord of BridgeFund op grond van de borgstelling betaling van [gedaagde 5] kan vorderen. Daartoe stelt de rechtbank het volgende voorop.

4.14. Artikel 1:88 BW beoogt de echtgenoten in het belang van het gezin, tegen elkaar te beschermen tegen het verrichten van rechtshandelingen die een te groot financieel risico met zich brengen. Om die reden bepaalt artikel 1:88 BW dat het verrichten van bepaalde rechtshandelingen die financieel bedreigend of nadelig kunnen zijn voor het gezin, aan een toestemmingsvereiste van de andere echtgenoot is gebonden. Op grond van het bepaalde in artikel 1:88 eerste lid aanhef en onder c BW behoeft de echtgenoot de toestemming van de andere echtgenoot voor overeenkomsten die ertoe strekken dat hij, anders dan in de normale uitoefening van zijn beroep of zijn bedrijf, zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt.

4.15. De uitzondering in artikel 1:88, eerst lid aanhef en onder c BW heeft betrekking op de situatie dat het aangaan van borgstellingen zelf onderdeel is van het door de echtgenoot uitgeoefende beroep of bedrijf. Artikel 1:88 vijfde lid BW bepaalt dat geen toestemming van de echtgenoot zoals bedoeld in lid 1 sub c van dat artikel is vereist, indien aan drie cumulatieve voorwaarden is voldaan:

  • de rechtshandeling geschiedt ten behoeve van een naamloze of besloten vennootschap,

  • de handelende echtgenoot is bestuurder van die vennootschap en houdt daarvan, al dan niet samen met zijn medebestuurders, de meerderheid van de aandelen, en

  • de rechtshandeling geschiedt ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van die vennootschap.

De wetgever heeft aldus een eenvoudige, doorzichtige regeling willen geven die de criteria bevat voor de gevallen waarin geen toestemming vereist is, namelijk voor die gevallen waarbij zowel de zeggenschap over als het financieel belang bij de vennootschap in handen is van de handelende echtgenoot (vgl. Hoge raad 8 oktober 2010, NJ 2011, 30).

4.16. De hoofdregel is dus dat de echtgenoot voor rechtshandelingen zoals een borgstelling toestemming van de andere echtgenoot behoeft. Omdat BridgeFund stelt dat er zich in dit geval uitzonderingen voordoen die maken dat de toestemming van de andere echtgenoot niet is vereist, is het aan haar om het bestaan van die uitzonderingen voldoende onderbouwd te stellen en bij gemotiveerde betwisting te bewijzen.

toestemming echtgenote nodig

4.17. De rechtbank is van oordeel dat BridgeFund onvoldoende heeft onderbouwd dat het aangaan van de onderhavige borgstelling door [gedaagde 5] voldoet aan de in het vijfde lid van artikel 1:88 BW gestelde voorwaarden. De uitzondering van artikel 1:88 eerste lid aanhef en onder c BW waarop BridgeFund zich beroept, doet zich dus niet voor. Dit betekent dat [gedaagde 5] de toestemming van [naam echtgenote] nodig had. De rechtbank heeft hiertoe het volgende overwogen.

4.18. Vast staat dat van de totale lening van € 250.000 slechts een bedrag van € 152.329,68 aan AAM Company is overgemaakt. Van het restant, € 97.670,32, staat niet vast aan welke partij dit is overgemaakt.

4.19. Daarnaast staat vast dat BridgeFund voorafgaand aan de onderhavige lening twee eerdere financieringen heeft verstrekt aan de aan de lening gelieerde partijen. Dit betrof een flexibel krediet van 17 mei 2022 en een overbruggingsfinanciering van 27 januari 2023. De overeenkomst flexibel krediet was gesloten met CMA Company en CMA Enterprises en de heer [gedaagde 4] heeft zich voor dit krediet borg gesteld. Niet in geschil is dat [gedaagde 5] destijds nog niet betrokken was bij deze ondernemingen en evenmin borg stond voor dit krediet. Bij de overbruggingsfinanciering van 27 januari 2023 was [gedaagde 5] wel als bestuurder en borg betrokken.

4.20. Ten aanzien van het bedrag van € 97.670,32 heeft BridgeFund tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat ongeveer € 25.000 daarvan is aangewend ter aflossing van het eerdere overbruggingskrediet en ongeveer € 75.000 op verzoek van leningnemers is betaald aan een derde partij. BridgeFund stelde dat het flexibel krediet al eerder geheel was afgelost. BridgeFund heeft niet toegelicht aan welke derde partij zij de betaling heeft gedaan en heeft haar stellingen ten aanzien van de eerdere financieringen en de betaling aan de derde partij niet onderbouwd. [gedaagde 5] heeft in reactie hierop verklaard niets te weten van een verplichting van € 75.000 aan een derde partij en betwist dat er een verzoek is gedaan € 75.000 over te maken naar een derde partij. Hij gaat er van uit dat de twee eerdere financieringen met de lening zijn afgelost, dus ook het flexibel krediet waarbij hij niet betrokken was als (indirect) bestuurder of borg. Dit kan in totaal echter geen € 97.670,32 zijn geweest. Hij heeft verder verklaard dat hij na ontvangst van het bedrag van € 152.329,68 bij BridgeFund heeft nagevraagd waarom zij zo’n laag bedrag aan hen had overgemaakt, maar dat BridgeFund hem verzekerde dat het bedrag klopte.

4.21. In het geval een bedrag van € 75.000 van de lening is overgemaakt aan een derde partij, zoals BridgeFund stelt, geldt dat BridgeFund onvoldoende heeft gesteld en niet heeft onderbouwd dat de borgtocht kan gelden als een rechtshandeling welke ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van [gedaagde 5] is geschied. De derde is immers onbekend en ten behoeve van welke van de vier leningnemers die betaling is gedaan is eveneens onbekend. Omdat [gedaagde 5] niet van alle leningnemers (indirect) bestuurder was, is bij gebrek aan onderbouwing niet vast te stellen dat de rechtshandeling voldoet aan de drie cumulatieve voorwaarden van artikel 1:88 lid 5 BW. Dat betekent dat de uitzondering van artikel 1:88 lid 1 BW in dit geval niet van toepassing is en [gedaagde 5] toestemming van [naam echtgenote] behoefde voor het aangaan van de borgstelling.

4.22. In het geval de aflossing zou zien op de lopende financieringen bij BridgeFund en het daarmee ook is aangewend ter aflossing van het flexibel krediet, zoals [gedaagde 5] heeft aangevoerd, geldt dat [gedaagde 5] met deze borgstelling in privé een op hem verhaalbare vordering heeft aanvaard, waarvoor hij voordien niet aansprakelijk was, zonder dat daartegenover een prestatie stond die hem of een vennootschap waarvan hij destijds bestuurder was financieel voordeel opleverde. Dit brengt mee dat de borgtocht in dit geval evenmin kan gelden als een rechtshandeling welke ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van [gedaagde 5] is geschied en hij toestemming van [naam echtgenote] behoefde voor het aangaan van de borgstelling.

Vernietiging en goede trouw

4.23. Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde 5] voor het aangaan van de borgtocht de schriftelijke toestemming van [naam echtgenote] behoefde. Deze toestemming ontbrak, zodat [naam echtgenote] bevoegd was een beroep te doen op de vernietigbaarheid van de borgtocht op grond van artikel 1:89 BW. [naam echtgenote] heeft tijdig de borgtocht vernietigd.

4.24. BridgeFund beroept zich in dit kader op de goede trouw en voert hiertoe aan dat [gedaagde 5] zich op grond van artikel 1:89 lid 2 BW niet kan beroepen op de vernietiging, omdat [gedaagde 5] bij ondertekening van de borgstelling niet heeft verklaard dat hij gehuwd was. Volgens BridgeFund is op enig moment in het digitale proces ter ondertekening van de overeenkomst de vraag gesteld “Bent u gehuwd?”. Daarop kon een vakje “ja” worden aangevinkt, waarna een pagina zou zijn geopend waarop de gegevens van de echtgeno(o)t(e) konden worden ingevuld. [gedaagde 5] heeft het vakje “ja” niet ingevuld, anders had BridgeFund geweten dat [gedaagde 5] gehuwd was en had zij over de gegevens van [naam echtgenote] beschikt. BridgeFund mocht er dus vanuit gaan dat [gedaagde 5] ongehuwd was.

4.25. Volgens [gedaagde 5] is hem toen hij de overeenkomst digitaal ondertekende niet de vraag gesteld of hij gehuwd was en zou hij die vraag bevestigend hebben beantwoord als die wel zou zijn gesteld. Hij was toen namelijk al gehuwd. Verder heeft hij uit de borgstellingsovereenkomst niet begrepen dat [naam echtgenote] mede zou moeten ondertekenen. Hij dacht dat het een zakelijke aangelegenheid was, die slechts zijn vennootschappen aanging en dat hij doordat hij zaken deed via zijn vennootschappen nooit in privé aangesproken zou kunnen worden.

4.26. Artikel 1:89 lid 1 en lid 2 BW bepalen dat de andere echtgenoot een rechtshandeling kan vernietigen indien deze in strijd met artikel 1:88 BW is verricht, tenzij de wederpartij, in dit geval BridgeFund, te goeder trouw was. Op grond van artikel 3:11 BW ontbreekt goede trouw in dit geval niet alleen indien BridgeFund wist dat [gedaagde 5] gehuwd was, maar ook indien zij dat had behoren te weten. Dit betekent dat op BridgeFund, als professionele kredietverstrekker, een bepaalde onderzoeksplicht rust. Dit houdt in ieder geval in dat BridgeFund bij het aangaan van de borgstelling door [gedaagde 5] had moeten navragen of [gedaagde 5] was gehuwd en hem expliciet op het wettelijke toestemmingsvereiste had moeten wijzen.

4.27. Bridgefund heeft haar stelling dat de vraag of hij is gehuwd aan [gedaagde 5] is voorgelegd niet onderbouwd, zodat niet kan worden vastgesteld dat die vraag aan hem is gesteld. Dit betekent dat BridgeFund niet heeft voldaan aan haar onderzoeksplicht. Dat in de borgstelling een passage is opgenomen dat de borg verklaart dat hij (voor zover vereist) de toestemming van zijn echtgenote heeft gekregen (zie r.o. 2.4) maakt niet dat BridgeFund er vanuit mocht gaan dat [gedaagde 5] niet gehuwd was of uit eigen beweging BridgeFund zou informeren of hij al dan niet gehuwd is. Andere feiten of omstandigheden waaruit kan blijken dat BridgeFund bij het aangaan van de borgstelling aan [gedaagde 5] heeft gevraagd of hij was getrouwd, zijn niet gesteld. Het beroep van BridgeFund op artikel 1:89 lid 2 BW slaagt daarom niet.

conclusie

4.28. Het voorgaande betekent dat het beroep van [gedaagde 5] op vernietiging van borgtocht slaagt en dat [gedaagde 5] niet in privé kan worden aangesproken voor de verplichtingen uit hoofde van de lening. De vorderingen worden daarom afgewezen.

proceskosten

4.29. BridgeFund is ten aanzien van zijn vorderingen op [gedaagde 5] in het ongelijk gesteld en moet daarom zijn proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde 5] worden begroot op:

4.30. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5 De beslissing

De rechtbank

in de procedure tussen BridgeFund en CMA Company

5.1. stelt vast dat het geding is geschorst,

5.2. verwijst de zaak naar de parkeerrol van 1 oktober 2025,

5.3. houdt iedere verdere beslissing aan,

in de procedure tussen BridgeFund en CMA c.s.

5.4. veroordeelt CMA c.s. hoofdelijk om aan BridgeFund te betalen een bedrag van € 160.461,76 te vermeerderen met de overeengekomen rente van 2% per maand, met ingang van 2 november 2025, tot de dag van volledige betaling,

5.5. veroordeelt CMA c.s. hoofdelijk om aan Bridgefund te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van € 2.879,34,

5.6. veroordeelt CMA c.s. hoofdelijk in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 5.481,30, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,

5.7. veroordeelt CMA c.s. hoofdelijk in de proceskosten van € 11.670,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als CMA c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

5.8. veroordeelt CMA c.s. hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,

5.9. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

5.10. wijst het meer of anders gevorderde af,

in de procedure tussen Bridgefund en [gedaagde 5]

5.11. wijst de vorderingen af,

5.12. veroordeelt BridgeFund in de proceskosten van € 8.232,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als BridgeFund niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

5.13. veroordeelt BridgeFund tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,

5.14. verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Groot en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.