Terug naar bibliotheek
Boek 1. Personen- en familierecht
Titel 14. Het gezag over minderjarige kinderen
Afdeling 4. Ondertoezichtstelling van minderjarigen
Artikel 257

Artikel 257 (Voorlopige ondertoezichtstelling minderjarige)

Laatste versie

1. De kinderrechter kan de minderjarige voorlopig onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien een ernstig vermoeden bestaat dat de grond, bedoeld in artikel 255, eerste lid, is vervuld en de maatregel noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige weg te nemen.

2. Het tweede lid van artikel 255 is van overeenkomstige toepassing. De kinderrechter bepaalt de duur van dit toezicht op ten hoogste drie maanden en kan de beslissing te allen tijde herroepen.

Details

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2014. Zie het overzicht van wijzigingen]

Uitleg in duidelijke taal

1. De kinderrechter kan de minderjarige voorlopig onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien een ernstig vermoeden bestaat dat de grond, bedoeld in artikel 255, eerste lid, is vervuld en de maatregel noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging voor de minderjarige weg te nemen.

Dit betekent letterlijk: De kinderrechter heeft de bevoegdheid om de minderjarige tijdelijk onder toezicht te plaatsen van een gecertificeerde instelling. Dit kan gebeuren als er een ernstig vermoeden is dat de reden (grond) die genoemd wordt in artikel 255, eerste lid, aanwezig is (is vervuld). Bovendien moet de maatregel van ondertoezichtstelling noodzakelijk zijn om een directe (acute) en zeer ernstige bedreiging voor de minderjarige op te heffen.

2. Het tweede lid van artikel 255 is van overeenkomstige toepassing. De kinderrechter bepaalt de duur van dit toezicht op ten hoogste drie maanden en kan de beslissing te allen tijde herroepen.

Dit betekent letterlijk: Het tweede lid van artikel 255 geldt hier op een vergelijkbare wijze (is van overeenkomstige toepassing). De kinderrechter stelt de periode van dit toezicht vast, met een maximum van drie maanden (ten hoogste drie maanden). De kinderrechter heeft ook de mogelijkheid om deze beslissing op elk moment in te trekken (te allen tijde herroepen).