Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:5579 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 14 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:557914 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Familie- en Jeugdrecht

Locatie Middelburg

Zaaknummer: C/02/438846 / JE RK 25-1502

Datum uitspraak: 14 augustus 2025

Beschikking voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

**De RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUID-WEST NEDERLAND,**gevestigd te Breda, hierna te noemen: de Raad,

betreffende

[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige].

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder], hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats 1],

[de vader], hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats 2].

De kinderrechter merkt als informant aan:

STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).

1 Het verloop van de procedure

1.1. De kinderrechter neemt mee in de beoordeling:

  • het schriftelijke verzoek van de Raad van 14 augustus 2025 met bijlagen, ontvangen op 14 augustus 2025.

2 De feiten

2.1. De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].

2.2. Op 27 juni 2025 is [minderjarige] middels een crisismaatregel in het vrijwillig kader geplaatst in een gezinshuis. Sinds 29 juli 2025 is [minderjarige] weggelopen uit het gezinshuis en verblijft hij op een onbekende locatie, vermoedelijk op straat.

3 Het verzoek

3.1. De Raad verzoekt [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden. Ook verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening te verlenen voor de duur van drie maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De Raad verzoekt hierop te beslissen zonder de belanghebbenden te horen.

4 De beoordeling

4.1. De kinderrechter heeft van de Raad de volgende informatie ontvangen. Er zijn grote zorgen over de (lichamelijke en mentale) gezondheid van [minderjarige] en over de veiligheid van [minderjarige] en zijn omgeving. [minderjarige] is sinds 29 juli 2025 weggelopen uit het gezinshuis waar hij sinds 27 juni 2025 verbleef. Er is geen zicht op waar en bij wie [minderjarige] sindsdien verblijft, maar hij begeeft zich vermoedelijk voornamelijk op straat. De afgelopen weken is er minimaal contact geweest met [minderjarige] en daaruit blijkt dat [minderjarige] is verwaarloosd en vermagerd, en hij zelfdestructief gedrag vertoont, onder andere bestaande uit automutilatie. Er zijn daarnaast zorgen over het sociale milieu waarin [minderjarige] zich bevindt. Zo zijn er signalen dat [minderjarige] met een mes op straat loopt en zich bevindt in het criminele circuit, waar hij mogelijk zelf niet uit kan komen. Ook zijn er zorgelijke transacties te zien op zijn bankrekening. Naast de grote zorgen over de veiligheid van [minderjarige], bestaat er ook de zorg dat, wanneer er op korte termijn geen verandering komt in de huidige situatie van [minderjarige], hij in contact komt met de politie vanwege een strafbaar feit of hij zelf (of een ander) slachtoffer wordt tijdens een ruzie of een vechtpartij op straat, met alle gevolgen van dien.

4.2. De gezinshuisouders zijn sinds de vermissing van [minderjarige] dagelijks naar hem op zoek, echter [minderjarige] vermijdt elk contact. In het verleden is er hechtingsproblematiek vastgesteld bij [minderjarige] en er is nu al jaren sprake van een patroon van escaleren binnen (residentiële) hulpverlening en het afstoten van hulpverleners. Ondanks alle eerder ingezette hulpverlening lukt het [minderjarige] niet om zich aan de regels en afspraken te houden. [minderjarige] blijft voortdurend zelfbepalend, manipulatief en agressief gedrag vertonen. De ouders hebben onvoldoende grip op het gedrag van [minderjarige] en onvoldoende regie om de zeer kwetsbare, zorgelijke en complexe situatie van [minderjarige] het hoofd te bieden. Dit maakt dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is, zodat enerzijds het belang van [minderjarige] voorop kan worden gesteld, en er anderzijds consequenties aan zijn risicovolle gedrag worden verbonden. Vanwege al het voorgaande en dan met name de veiligheid bij zowel de vader als de moeder thuis is een plaatsing van [minderjarige] bij de moeder of de vader op dit moment geen passende optie. Ook kan [minderjarige] op dit moment niet terug naar een groep van [accommodatie] (waar hij eerder verbleef en weer zou willen verblijven), omdat [minderjarige] aldaar met zijn gedrag zorgde voor onveiligheid voor zowel hemzelf als zijn groepsgenoten. Daarom acht de Raad voor nu een tijdelijke plaatsing van [minderjarige] in het gezinshuis ter overbrugging naar een passende, duurzame plek het meest passend.

4.3. Op basis van deze informatie heeft de kinderrechter het ernstige vermoeden dat de ontwikkeling van [minderjarige] acuut en ernstig wordt bedreigd. Aan de voorwaarden voor een voorlopige ondertoezichtstelling wordt dus voldaan.[1] Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is dat hij uit huis wordt geplaatst in een gezinsgerichte voorziening.[2] Blijkens voornoemde informatie van de Raad is er op dit moment geen ander geschikt alternatief voorhanden.

4.4. De kinderrechter is gezien het voorgaande ook van oordeel dat een mondelinge behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige]. Daarom stelt de kinderrechter [minderjarige] voorlopig onder toezicht voor de duur van twee weken, met ingang van heden en tot 28 augustus 2025. Ook machtigt de kinderrechter de GI om [minderjarige] uit huis te plaatsen voor de duur van twee weken, met ingang van heden en tot en met 28 augustus 2025. De beslissing op de resterende delen van deze verzoeken zal worden aangehouden in afwachting van de hierna te noemen mondelinge behandeling.

4.5. De kinderrechter verklaart de beslissing om de machtiging tot uithuisplaatsing af te geven uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

4.6. De Raad en de overige betrokkenen worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5 De beslissing

De kinderrechter:

5.1. stelt [minderjarige] voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met ingang van 14 augustus 2025 en tot 28 augustus 2025;

5.2. verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening met ingang van 14 augustus 2025 en tot 28 augustus 2025;

5.3. verklaart de beslissing onder 5.2. uitvoerbaar bij voorraad;

5.4. houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan;

5.5. bepaalt dat de Raad, de vader, de moeder en de GI zullen worden gehoord tijdens de mondelinge behandeling van [datum] 2025 om [uur], welke wordt gehouden in het gerechtsgebouw van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, aan de Kousteensedijk 2 te Middelburg, ten overstaan van mr. Verschoor-Bergsma, voor de duur van ongeveer 45 minuten;

5.6. bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de Raad, de vader, de moeder en de GI;

5.7. vraagt de griffier [minderjarige] op te roepen;

5.8. behoudt zich iedere nadere beslissing voor.

Tegen eindbeslissingen in deze beschikking over de machtiging tot uithuisplaatsing is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:

Artikel 1:257 BW.

Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW).


Voetnoten

Artikel 1:257 BW.

Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW).