Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6099 - Rechtbank spreekt vrij van poging doodslag bij wurging ex-partner en kind - 12 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:609912 september 2025

Essentie

De rechtbank oordeelt dat voor een bewezenverklaring van poging tot doodslag of zware mishandeling door wurging, het bewijs onvoldoende is. Voor voorwaardelijk opzet is een aanmerkelijke kans op de dood of zwaar letsel vereist, wat uit de bewijsmiddelen in deze zaak niet kan worden vastgesteld.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummer: 02-044086-25

vonnis van de meervoudige kamer van 12 september 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte] geboren op [geboortedag] 2006 te [plaats] wonende te [woonadres] raadsman mr. B.J.P. van Gils, advocaat te Tilburg

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 augustus 2025, waarbij de officier van justitie, mr. L.A. Pronk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering en als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte feit 1 heeft geprobeerd zijn partner [slachtoffer 1] van het leven te beroven, dan wel haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel haar heeft mishandeld; feit 2 heeft geprobeerd zijn kind [slachtoffer 2] van het leven te beroven, dan wel hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel hem heeft mishandeld.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht bij feit 1 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag van [slachtoffer 1] . Verdachte had voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] , gelet op zijn handelingen zoals die uit de camerabeelden en de aangifte volgen en de verklaring van [slachtoffer 1] dat zij geen lucht meer kreeg en het duizelig werd voor haar ogen. De officier van justitie heeft vrijspraak gevraagd voor de onder feit 2 primair en subsidiair verweten poging doodslag en poging zware mishandeling van zijn kind. De mishandeling kan wel wettig en overtuigend bewezen worden.

4.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag van [slachtoffer 1] en de onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. De beelden zijn ook samen met de aangifte onvoldoende om te komen tot wettig en overtuigend bewijs van (voorwaardelijk) opzet op de dood dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte de keel van [slachtoffer 1] gedurende een langere periode op zodanige wijze / met kracht heeft dichtgeknepen dat zij daardoor geen adem kreeg en dat zij kracht moest zetten om zijn handen weg te duwen. Ook is op de beelden geen moment van bewusteloosheid bij [slachtoffer 1] te zien. De kras achterin de nek van [slachtoffer 1] is het gevolg van het trekken aan een ketting. Ander letsel is niet zichtbaar of beschreven. Tot slot heeft [slachtoffer 1] bij de politie in haar eerste verhoor wel verklaard over een duizelig gevoel en het niet krijgen van adem bij een eerder incident, maar juist niet over het incident op 11 juli 2024. De meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 1] kan naar de mening van de raadsman wel wettig en overtuigend bewezen worden.

De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van feit 2, nu niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat het bij [slachtoffer 2] aangetroffen letsel door verdachte is toegebracht. Subsidiair is er onvoldoende bewijs om te komen tot poging tot doodslag of poging tot zware mishandeling.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

4.3.1 De bewijsmiddelen De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.

4.3.2 De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs Feit 1 Op grond van de verklaringen van verdachte en aangeefster [slachtoffer 1] en de beschrijving van de camerabeelden in het dossier acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 11 juli 2024 [slachtoffer 1] bij de keel/hals heeft vastgepakt en haar daarna met kracht tegen de muur heeft geduwd. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] daarna met zijn armen om haar nek heeft vastgepakt en haar op die manier de lift heeft ingeduwd, waardoor zij naar de grond is gezakt. De rechtbank is, met de verdediging, van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte vol opzet heeft gehad op de dood dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangeefster. De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte voorwaardelijk opzet daarop heeft gehad.

Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een dergelijke kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).

De rechtbank stelt voorop dat niet elk dichtknijpen van de keel een aanmerkelijke kans op de dood oplevert. Er zijn camerabeelden waarop is te zien dat verdachte zijn handen gedurende meerdere seconden om de hals van de aangeefster heeft en haar met kracht tegen een muur duwt. Uit die beelden is echter niet op te maken of verdachte daadwerkelijk gedurende 25 seconden de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen. Nadat verdachte haar loslaat, is op de camerabeelden niet te zien dat aangeefster naar adem hapt of met haar handen naar haar keel grijpt. Dat zou de rechtbank wel verwachten als haar keel inderdaad 25 seconden lang was dichtgeknepen. Verder geeft aangeefster in haar eerste politieverklaring juist aan dat zij niet meer weet of er een moment is geweest dat zij niet kon ademhalen, terwijl zij toen over een incident in maart 2024 wel heeft verklaard dat zij geen adem meer kreeg en een duizelig gevoel had, doordat verdachte haar bij haar keel vastpakte. Er zijn daarnaast geen andere bewijsmiddelen in het dossier, zoals een medische verklaring, waaruit het dichtknijpen van de keel of de mate van kracht van het bij de keel pakken valt af te leiden.

Gelet op wat hiervoor is overwogen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet geconcludeerd worden dat de aanmerkelijke kans bestond dat het handelen van verdachte aangeefster fataal zou worden. Alleen daarom kan er al geen sprake zijn van voorwaardelijk opzet op de dood. De gedragingen van verdachte kunnen evenmin naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ook kan niet worden geconcludeerd dat verdachte de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de onder 1 ten laste gelegde poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling.

Mishandeling Op grond van de genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 1] .

Feit 2 Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat op 8 januari 2025 sprake was van letsel bij [slachtoffer 2] , zijnde de zoon van verdachte en [slachtoffer 1] . In de nacht van 8 op 9 januari 2025 is [slachtoffer 2] in het ziekenhuis onderzocht door een forensisch arts. Daarbij is vastgesteld dat het letsel bestond uit bloeduitstortingen in de keel/nek/hals en schaaf/krasletsels in de nek. De bloeduitstortingen in de hals passen bij een lichte vorm van strangulatie (wurging), waarbij door de deskundige is vermeld dat het waarschijnlijker is dat deze letsels niet accidenteel zijn. Gelet op het feit dat [slachtoffer 2] toen net drie maanden oud was, kan naar het oordeel van de rechtbank dit letsel niet door [slachtoffer 2] zelf zijn toegebracht.

Daarnaast staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat bij het bezoek aan het consultatiebureau in de middag van 8 januari 2025 nog geen sprake was van het letsel bij [slachtoffer 2] . Na dit bezoek aan het consultatiebureau en voorafgaand aan het aantreffen van het letsel bij [slachtoffer 2] door zijn moeder, was verdachte gedurende enkele uren alleen met zijn zoon. Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat er niemand anders in de woning aanwezig was. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij, toen ze thuiskwam, [slachtoffer 2] hard hoorde krijsen op een manier dat zij dacht dat er iets mis was, hetgeen door getuigen is bevestigd. Zij nam [slachtoffer 2] vervolgens van verdachte over en zag kort daarna de verwondingen in zijn nek.

Gelet op het bovenstaande kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte degene is geweest die het letsel aan [slachtoffer 2] heeft toegebracht. De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden, is of verdachte met deze gedraging (vol of voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn zoon.

De forensisch arts heeft vastgesteld dat sprake is van een lichte strangulatie, maar vermeld niet dat dit levensbedreigend is geweest of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg kan hebben. Hij verklaart daarentegen dat sprake is van volledig herstel binnen 2-3 weken. Het dossier bevat geen (andere) informatie op grond waarvan wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat er een aanmerkelijke kans was op de dood of zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] door handelingen van verdachte. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag en de onder 2 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Wel acht de rechtbank op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn zoon [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem in de nek te krassen, zijn keel vast te pakken en hem (licht) te wurgen.

4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

feit 1 meer subsidiair op 11 juli 2024 te [plaats] [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door

  • die [slachtoffer 1] bij de keel/hals vast te pakken en

  • haar (vervolgens) (met kracht) tegen een muur te duwen en- haar met beide armen/handen bij de nek vast te pakken en haar (vervolgens) te duwen waardoor voornoemde [slachtoffer 1] naar de grond is gezakt;

feit 2 meer subsidiair op 8 januari 2025 te [plaats] zijn kind, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door- voornoemde [slachtoffer 2] in de nek te krassen en- de keel/nek/hals van voornoemde [slachtoffer 2] vast te pakken en hem te wurgen.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie Uitgaande van een bewezenverklaring van een poging doodslag op [slachtoffer 1] bij feit 1 heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen 338 dagen jeugddetentie, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast heeft zij gevorderd om een 38v-maatregel aan verdachte op te leggen, inhoudende een contactverbod en een locatieverbod, met vervangende jeugddetentie bij overtreding van de maatregel voor de duur van één week tot een maximum van zes maanden. De officier van justitie heeft tot slot verzocht om zowel bijzondere voorwaarden bij de straf als de 38v-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

6.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft gewezen op de conclusie van de psycholoog dat feit 1 in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend en verzocht die conclusie over te nemen. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om bij een veroordeling een straf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel beperkt blijft tot het voorarrest. Verdachte is bereid en in staat om zich, net als tijdens zijn schorsing, te houden aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden.

6.3 Het oordeel van de rechtbank Ernst feiten De toen nog zeventienjarige verdachte heeft zijn ex-partner ernstig mishandeld, onder meer door haar bij haar hals vast te pakken en met kracht tegen de muur te duwen. Dit alles vond plaats in de portiek van de woning van [slachtoffer 1] . Met zijn handelen heeft verdachte dan ook niet alleen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] , maar ook zeker op haar gevoel van veiligheid. Zelfs tot de dag van vandaag, zoals blijkt uit haar op zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring. Dat [slachtoffer 1] op dat moment zwanger was van hun zoontje [slachtoffer 2] maakt het feit des te kwalijker.

Een half jaar later heeft de inmiddels achttienjarige verdachte hun pas drie maanden oude zoontje mishandeld, onder meer door hem licht te wurgen. [slachtoffer 2] heeft daarbij bloeduitstortingen en krasletsels opgelopen. Het toepassen van geweld en veroorzaken van genoemd letsel bij een weerloze en hulpeloze baby is volstrekt ontoelaatbaar. De rechtbank rekent verdachte deze mishandeling zwaar aan. Als vader zou hij juist alles moeten doen om de veiligheid van zijn zoontje te garanderen en zijn zoontje niet in gevaar moeten brengen zoals hij wel heeft gedaan.

Beide mishandelingen samen rechtvaardigen een langere vrijheidsbenemende straf. Maar wel lager dan geëist, omdat de rechtbank bij feit 1 slechts tot bewezenverklaring van mishandeling van [slachtoffer 1] is gekomen. Vervolgens kijkt de rechtbank voor de strafmaat ook naar de persoon van verdachte.

Persoonlijke omstandigheden Zowel door Reclassering Nederland als door de Raad van de Kinderbescherming zijn een er adviesrapporten over verdachte uitgebracht. Daarnaast is er een psychologisch rapport over verdachte opgesteld.

Uit het over verdachte uitgebrachte psychologisch rapport volgt onder meer dat er bij hem sprake is van een ernstige hechtingsstoornis, een zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis en ADHD van het overwegend onoplettend beeld (ADD). Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde. De psycholoog heeft geadviseerd om feit 1 in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over. Omdat verdachte bij de psycholoog de mishandeling van [slachtoffer 2] met kracht heeft ontkend, kan de psycholoog over de invloed van zijn stoornissen bij feit 2 geen betrouwbare uitspraken doen. Zonder ingrijpen wordt het recidiverisico matig tot hoog ingeschat. Voorts wordt geadviseerd jeugdstrafrecht toe te passen.

Volgens de psycholoog blijkt verdachte veel baat te hebben bij structuur in zijn leven en profiteert van ondersteuning in het uiten van zijn emoties. Het ontbreekt hem aan de vaardigheden eigen emoties adequaat te voelen en hiernaar te handelen maar als hij daarbij wordt geholpen, blijkt hij goed in staat zich te verwoorden. Hij zou baat kunnen hebben bij Cognitieve gedragstherapie om zijn eigen emoties beter te leren herkennen en de opbouwende woede te voorkomen. Verder zou Schematherapie hem kunnen helpen meer zicht te krijgen op zijn eigen rol in relaties en hoe hij daarbij omgaat met zijn vroege angsten en afweer. Meer praktisch en mogelijk haalbaarder om snel op te starten, zou verdachte baat kunnen hebben bij een agressieregulatietraining. De psycholoog heeft in het rapport opgemerkt dat het van belang is dat ingestoken wordt op toenemende zelfstandigheid en dat verdachte niet meer bij moeder in huis komt te wonen maar wordt aangemeld voor een begeleid wonen vorm. Ter zitting en uit het hierna te bespreken rapport van de reclassering is gebleken dat verdachte sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis bij [organisatie] (beschermd wonen) verblijft. De psycholoog adviseert om de interventies aan te bieden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk op te leggen strafdeel. Van belang is wel de reclasseringsbegeleiding door de volwassenreclassering te laten uitvoeren en die voor de maximaal mogelijke termijn op te leggen, dat sluit beter aan op de stringente structuur die verdachte binnen [jeugdinrichting] werd geboden. Het betrekken van het gezinssysteem is contra-geïndiceerd zodat er voor de jeugdreclassering geen rol van betekenis wordt gezien.

Reclassering Nederland adviseert in het rapport van 19 augustus 2025 om jeugdstrafrecht toe te passen, met name vanwege het psychosociaal welbevinden van verdachte. Het stabiliseren van zijn huisvesting moet volgens de reclassering bijdragen aan het creëren van stabiliteit op de overige leefgebieden. De reclassering ziet binnen een toezicht mogelijkheden om te werken aan het creëren van stabiliteit op de leefgebieden en gedragsverandering en de risico's te beheersen. Bij een veroordeling adviseert de reclassering dan ook een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: • Meldplicht bij reclassering;• Ambulante behandeling;• Begeleid wonen of maatschappelijke opvang;• Contactverbod;• Locatieverbod (met elektronische monitoring);• Locatiegebod (met elektronische monitoring);• Dagbesteding;• Geen andere huisvesting zonder toestemming.

De deskundige Van Bladel heeft ter zitting daaraan toegevoegd dat de reclassering adviseert om de voorwaarden bij de voorwaardelijke straf dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

De rechtbank sluit zich aan bij de adviezen uit de rapporten en neemt deze over.

Strafmaat Gelet op de andere bewezenverklaring en de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, zal de rechtbank hem een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen die gelijk is aan het voorarrest, te weten 188 dagen. Daarnaast is gelet op de ernst van de feiten nog een voorwaardelijke jeugddetentie van 30 dagen passend. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Het door de reclassering geadviseerde locatieverbod wijzigt de rechtbank in die zin dat verdachte zich niet binnen een straal van 1.500 meter van [adres] mag bevinden, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Daarmee wordt in voldoende mate tegemoetgekomen aan de belangen van het slachtoffer.

Vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 jaar opgelegd, inhoudende het contactverbod en het locatieverbod zoals die ook bij de bijzondere voorwaarden zijn opgenomen.

Dadelijk uitvoerbaar De rechtbank zal de aan de voorwaardelijke jeugddetentie verbonden voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar verklaren. Gelet op de inschatting van het recidiverisico door de deskundigen moet er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , zal de rechtbank ook de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren.

7 De benadeelde partij

Feit 1 De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 4.500,00 aan immateriële schade gelet op opgelopen letsel in de nek door het afrukken van een drietal kettingen en een ander gespecificeerde trauma- of stress gerelateerde stoornis.

De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte het slachtoffer heeft mishandeld. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.

Gelet op hetgeen bewezen is verklaard, ziet de rechtbank geen aanleiding om immateriële schade toe te kennen voor het letsel in de nek door het afrukken van een drietal kettingen. De rechtbank is wel van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, Burgerlijk Wetboek. De rechtbank overweegt dat de onderbouwing van de vordering echter niet enkel ziet op onderhavig feit. Volgens de brief van de psycholoog spelen bij die aantasting veel meer factoren een rol dan alleen het bewezen verklaarde feit, zodat nader onderzoek nodig zou zijn. Op dit moment is er naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwing voor geleden immateriële schade tot een bedrag van € 500,00. De beoordeling van het resterende deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank verklaart de benadeelde partij daarom voor het overige deel van de immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.

Feit 2 De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 1.500,00 aan immateriële schade gelet op opgelopen letsel en een aantasting in de persoon op andere wijze.

De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte de benadeelde partij heeft mishandeld. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.

Gelet op het lichamelijk letsel van de benadeelde partij is de gestelde immateriële schade op dit moment naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd tot een bedrage van € 300,00. Nader onderzoek naar het resterende deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Wettelijke rente Tevens zal ten aanzien van de toegewezen bedragen de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd en de schade is ontstaan, te weten 11 juli 2024 bij feit 1 ( [slachtoffer 1] ) en 8 januari 2025 bij feit 2 ( [slachtoffer 2] ).

Schadevergoedingsmaatregel De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen.

8 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38v, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

  • spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten;

Bewezenverklaring

  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1 meer subsidiair: mishandeling; feit 2 meer subsidiair: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind;

  • verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

  • veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 218 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;

  • bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;

  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

  • stelt als bijzondere voorwaarden:

  • verdachte meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de schorsing bij Reclassering Nederland op het adres Ringbaan West 275, te Tilburg en blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;

  • verdachte laat zich behandelen door ambulant forensisch centrum Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds aangemeld. Verdachte is aangemeld op basis van een voorgenomen indicatiestelling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;

  • verdachte verblijft bij [organisatie] . Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;

  • verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Indien er gedurende reclasseringstoezicht gewerkt gaat worden aan contactherstel, zal dit enkel en alleen plaatsvinden met toestemming en onder begeleiding van de betrokken hulpverlenende instanties, zoals Veilig Thuis of Sterk Huis;

  • verdachte bevindt zich niet binnen de straal van 1.500 meter van [adres] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring van dit locatieverbod. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen;

  • verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk of opleiding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag. Verdachte laat zich hierin begeleiden door zijn toezichthouder en zijn begeleider bij [organisatie] ;

  • verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;

van rechtswege gelden de volgende voorwaarden:

  • verdachte zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;* verdachte zal medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
  • draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;

  • geeft aan Reclassering Nederland opdracht mede door middel van het gebruik van een slachtofferdevice toezicht te houden op het contact- en locatieverbod;

  • bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;

  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;

38v-maatregel

  • legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van 2 jaar:
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met**[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]**, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Indien er gewerkt gaat worden aan contactherstel, zal dit enkel en alleen plaatsvinden met toestemming en onder begeleiding van de betrokken hulpverlenende instanties, zoals Veilig Thuis of Sterk Huis;
  • zich niet zal bevindenbinnen de straal van 1.500 meter van [adres], zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen;
  • beveelt dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende jeugddetentie bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum duur van 6 maanden;

  • bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;

  • beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen/zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon/bepaalde personen;

Benadeelde partijen

  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 11 juli 2024 tot aan de dag der voldoening;

  • veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;

  • verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;

  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 1] , € 500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 11 juli 2024 tot aan de dag der voldoening;

  • bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast;

  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 300,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 8 januari 2025 tot aan de dag der voldoening;

  • veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;

  • verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;

  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2] , € 300,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 8 januari 2025 tot aan de dag der voldoening;

  • bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast;

  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;

Voorlopige hechtenis

  • heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.

Dit vonnis is gewezen door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en mr. H. Remerie, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.J.M. van de Vrede, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 september 2025.

Bijlage I

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegde dat feit 1 primair hij op of omstreeks 11 juli 2024 te [plaats]ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,met kracht de keel van voornoemde [slachtoffer 1] dicht te knijpen en/of dicht te drukken en/of haar te wurgen en/of (aldus) gedurende enige tijd (te weten 25 seconden) de ademhaling te beletten en/of te belemmeren,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

feit 1 subsidiair hij op of omstreeks 11 juli 2024 te [plaats]ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengenmeermaals met kracht de keel van voornoemde [slachtoffer 1] dicht te knijpen en/of dicht te drukken en/of haar te wurgen en/of (aldus) gedurende enige tijd (te weten 25 seconden) de ademhaling te beletten en/of te belemmeren,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

feit 1 meer subsidiair hij op of omstreeks 11 juli 2024 te [plaats]zijn levensgezel, [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door meermaals althans eenmaal- die [slachtoffer 1] (met kracht) bij de keel/nek/hals vast te pakken en/of- haar (vervolgens) (met kracht) tegen een muur te duwen en/of- (vervolgens) (met kracht) de keel van voornoemde [slachtoffer 1] dicht te knijpen en/of dicht te drukken en/of haar te wurgen en/of (aldus) gedurende enige tijd (te weten 25 seconden) de ademhaling te beletten of te belemmeren en/of- haar met beide armen/handen bij de nek/keel/hals vast te pakken en/of haar (vervolgens) te duwen waardoor voornoemde [slachtoffer 1] naar de grond is gezakt;

feit 2 primair hij op of omstreeks 8 januari 2025 te [plaats]ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven,- die [slachtoffer 2] met een (scherp) voorwerp op/in de nek/hals te krassen en/of te raken en/of- (met kracht) de keel/nek/hals van voornoemde [slachtoffer 2] vast te pakken en/of daarin te knijpen en/of hem te wurgen en/of- (met kracht) in de hals/nek van voornoemde [slachtoffer 2] te drukken/duwen met zijn vingers en/of hand(en) en/of een voorwerp,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

feit 2 subsidiair hij op of omstreeks 8 januari 2025 te [plaats]ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen- die [slachtoffer 2] met een scherp voorwerp op/in de nek/hals te krassen en/of te raken en/of- (met kracht) de keel/nek/hals van voornoemde [slachtoffer 2] vast te pakken en/of daarin te knijpen en/of hem te wurgen en/of- (met kracht) in de hals/nek van voornoemde [slachtoffer 2] te drukken/duwen met zijn vingers en/of hand(en) en/of een voorwerp,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

feit 2 meer subsidiair hij op of omstreeks 8 januari 2025 te [plaats]zijn kind, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door- voornoemde [slachtoffer 2] met een scherp voorwerp op/in de nek/hals te krassen en/of te raken en/of- (met kracht) de keel/nek/hals van voornoemde [slachtoffer 2] vast te pakken en/of daarin te knijpen en/of hem te wurgen en/of- (met kracht) in de hals/nek van voornoemde [slachtoffer 2] te drukken/duwen met zijn vingers en/of hand(en) en/of een voorwerp.