Uitspraak inhoud

Strafrecht

Zittingsplaats: Breda

parketnummer: 02-330629-23

vonnis van de meervoudige kamer van 22 augustus 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte] , geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] thans gedetineerd in [verblijfplaats] , raadsman mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 juli 2025, waarbij de officier van justitie mr. U.D. Colak en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 22 augustus 2025.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering en als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

3 De procesafspraken.

Deze strafzaak kenmerkt zich doordat het Openbaar Ministerie (OM) en de verdediging zogeheten procesafspraken hebben gemaakt over wat volgens hen een passende uitkomst van de strafzaak zou zijn. Deze procesafspraken hebben zij opgenomen in een overeenkomst, die is ondertekend door verdachte en zijn raadsman op 30 juni 2025 en door de officier van justitie op 2 juli 2025. Voorafgaand aan de inhoudelijke zitting hebben zij deze overeenkomst overgelegd aan de rechtbank. Het OM en de verdediging hebben de rechtbank daarmee een gezamenlijk voorstel gedaan over de wijze van afdoening van de zaak.

Het afdoeningsvoorstel houdt, in de kern, het volgende in:

  • het OM zal rekwireren tot een bewezenverklaring en kwalificatie van de feiten zoals weergegeven in de overeenkomst, daaronder de wijzigingen conform het verhandelde ter zitting begrepen;

  • het OM zal een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden onvoorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, en een geldboete van € 20.000,- vorderen;

  • verdachte legt geen bekennende verklaring af; de verdediging zal ruim voor de

eerstvolgende zitting, door ondertekening van deze procesafspraken en door middel van een bericht van de raadsman richting rechtbank en OM schriftelijk aangeven, dat de feiten en kwalificaties zoals tussen OM en verdediging vastgesteld in de bijlage A niet worden ontkend en er zal geen inhoudelijk verweer worden gevoerd;

  • verdachte doet schriftelijk afstand van de in Bijlage C benoemde in beslag genomen

goederen, conform de bijgevoegde schriftelijke afstandsverklaring;

  • verdachte geeft aan betalingsbereid te zijn;

  • verdachte beseft dat het niet voeren van verdediging zal leiden tot een veroordeling

van één of meerdere strafbare feiten als omschreven in de tenlasteleggingen, waarbij een betalingsverplichting door de rechtbank kan worden opgelegd;

  • de verdediging zal gedurende het proces in eerste aanleg geen aanhoudings- en/of

schorsingsverzoeken indienen, tenzij thans onvoorziene omstandigheden en/of een acute situatie van persoonlijke aard ontstaan die thans niet worden voorzien;

  • verdachte zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf onttrekken en zal geen appel

instellen;

  • verdachte en de raadsman zullen in het kader van de inhoudelijke behandeling het

bovenstaande herhalen.

Overige bepalingen

De gehele overeenkomst met procesafspraken tussen het OM en verdachte is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Beoordeling van de procesafspraken door de rechtbank De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of het mogelijk is de zaak conform de tussen het OM en de verdediging gemaakte procesafspraken af te doen. Bij de beoordeling door de rechtbank zijn de uitgangspunten zoals verwoord door de Hoge Raad in het arrest van 27 september 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1252) leidend geweest*.* De rechtbank stelt vast dat verdachte bij de totstandkoming van de procesafspraken is bijgestaan door zijn raadsman. Verdachte is ook samen met zijn raadsman aanwezig geweest op de openbare terechtzitting van 10 juli 2025, alwaar de inhoud van het afdoeningsvoorstel, met de aanvullende wijzigingen, zijn besproken. De rechtbank heeft ter zitting benadrukt dat de rechtbank geen partij is bij de (totstandkoming van de) procesafspraken en dat de rechtbank daaraan niet gebonden is. De rechtbank houdt immers een eigen verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de behandeling en de beoordeling van de strafzaak plaatsvinden overeenkomstig de geldende wettelijke bepalingen. Hierbij staat met name de beantwoording van de vragen conform artikel 348 en artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering centraal.

De officier van justitie, de raadsman en verdachte hebben ter zitting bevestigd achter het voorstel te staan. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het voorstel met zijn raadsman heeft besproken en dat de inhoud van die afspraken duidelijk voor hem is. Verdachte heeft voorts verklaard dat ook de besproken wijzigingen duidelijk zijn voor hem. Verdachte begrijpt wat de consequenties zijn als de rechtbank het voorstel volgt – in het bijzonder met betrekking tot zijn verdedigingsrechten – en hij accepteert de op te leggen straf zoals deze is voorgesteld.

De rechtbank is van oordeel dat verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. De wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen doet geen afbreuk aan het aan verdachte op grond van artikel 6 EVRM toekomende recht op een eerlijk proces. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de inhoud van de procesafspraken niet bij haar oordeel te betrekken.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht overeenkomstig de gemaakte procesafspraken wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.

4.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft ter zitting aangegeven dat met de officier van justitie overeenstemming is over de verbeterde (gewijzigde) lezing van de in de procesafspraken opgenomen bewezenverklaring en kwalificatie.

De raadsman heeft – overeenkomstig de procesafspraken – geen bewijsverweren gevoerd.

4.3 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank ziet reden de procesafspraken verbeterd (gewijzigd) te lezen zoals ter zitting is besproken. Bij de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten is in de overeenkomst abusievelijk geen keuze gemaakt of er sprake is van het meermalen plegen van de feiten of het eenmalig plegen van de feiten. In de kwalificatie van de overeengekomen bewezenverklaring is evenmin opgenomen dat de feiten meermalen zijn gepleegd. De rechtbank stelt vast dat er sprake is geweest van het meermalen plegen van de feiten en zal dit verbeteren/aanvullen in de hieronder opgenomen bewezenverklaring en kwalificatie. Bij de bewezenverklaring van de feiten is voorts abusievelijk geen keuze gemaakt of er sprake is van medeplegen of dat verdachte de feiten alleen heeft gepleegd. In de kwalificatie van de overeengekomen bewezenverklaring is het medeplegen bij de feiten 1 en 2 wel opgenomen en zal ook dit verbeteren/aanvullen in de hieronder opgenomen bewezenverklaring en kwalificatie.

De rechtbank grondt haar beslissing, dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de bewijsmiddelen in het dossier. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op dit vonnis, dat aan het verkort vonnis wordt gehecht.

4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

1.op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2023 tot en met 9 juli 2024 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3-CMC (3-chloormethcathinon, clofedron) en een hoeveelheid van eenmateriaal bevattende 3-MMC (3-methylmethcathinon) en een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2 C-B (carfentanil) en een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDA (tenamfetamine), MDMA en MDEA (methyleen-dioxyethyl en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB) en een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD (lysergide) zijnde cocaïne en heroïne en 3-chloormethcathinon/clofedron en 3-methylmethcathinon en carfentanil en amfetamine en/of MDA (tenamfetamine), MDMA en 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB) en lysergide, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2023 tot en met 9 juli 2024 te Breda en Made en Etten-Leur althans in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, opzettelijk niet voor onderzoek bedoelde geneesmiddelen, te weten een hoeveelheid ketamine en xanax en kamagra en ritalin, zonder vergunning van Onze Minister als bedoeld in artikel 1 sub a van de Geneesmiddelenwet in voorraad heeft gehad en te koop heeft aangeboden en heeft afgeleverd;

3.op meerdere tijdstippen in de periode van 3 januari 2022 tot en met 9 juli 2024, te Made althans in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, (van) een of meerdere geldbedragen (te weten €60.063,45 en/of €2345,-) en/of een hoeveelheid cryptocurrency heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeftgemaakt terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf;

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft – conform de procesafspraken – gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest en een geldboete ter hoogte van € 20.000,=.

6.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd en heeft de rechtbank verzocht aan te sluiten bij de procesafspraken.

6.3 Het oordeel van de rechtbank Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer anderhalf jaar samen met anderen schuldig gemaakt aan het dealen van diverse soorten harddrugs en geneesmiddelen. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van in totaal ruim € 62.000,= en een hoeveelheid cryptocurrency. Verdachte maakte deel uit van de groep “ [groepsnaam] ”, die drugs en geneesmiddelen verhandelde. Verdachte stond daarbij aan het hoofd van de organisatie. Daarnaast heeft hij in zijn eigen woning harddrugs voorhanden gehad. Het is algemeen bekend dat harddrugs en geneesmiddelen, zoals door [groepsnaam] werd verhandeld, eenmaal in handen van gebruikers, gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren. Bovendien heeft de handel daarin ook andere nadelige effecten. Het gaat daarbij onder meer om criminele geldstromen die verweven raken met de reguliere economie en fysiek geweld als gevolg van conflicten tussen criminele personen en/of groepen. Verdachte is hier door zijn handelen medeverantwoordelijk voor. Verdachte heeft zich hiervan geen enkele rekenschap gegeven en was alleen maar uit op zijn eigen financiële gewin. Dat blijkt ook wel uit de bedragen die verdachte heeft witgewassen. Dit duidt op grootscheepse handel. Witwassen is een ernstig misdrijf waardoor de inkomsten uit misdrijven in het legale betalingsverkeer worden gebracht. Dit heeft een ontwrichtende werking op het economisch verkeer.

Gelet op de aard en ernst van deze feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, waarbij het opleggen van een geldboete ook aangewezen is. Bij de bepaling van de duur en de hoogte heeft de rechtbank acht geslagen op straffen en geldboetes die plegen te worden opgelegd in soortgelijke zaken en rekening gehouden met de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting.

Gelet op het voorgaande zou de rechtbank, evenals de officier van justitie, in beginsel een gevangenisstraf van 40 maanden en een geldboete ter hoogte van € 27.000,- passend en geboden achten. De rechtbank is van oordeel dat de procesafspraken in onderhavige zaak nopen tot een andere afweging, die resulteert in een lagere straf. Zij overweegt daartoe als volgt. Een matiging van de straf in dit geval is gerechtvaardigd, omdat verdachte heeft meegewerkt aan een procedure die uiteindelijk tot efficiëntere rechtspleging heeft geleid. De behandeling van de strafzaak tijdens het onderzoek ter zitting is voortvarend verlopen, nu als gevolg van de procesafspraken geen inhoudelijke verweren zijn gevoerd. Bovendien wordt door naleving van de overeenkomst een hoger beroep voorkomen. Dit levert tijdswinst op en bespaart kostbare zittingscapaciteit. Naast deze proceseconomische belangen zorgt deze procedure er ook voor dat zaken eerder onherroepelijk zijn en opgelegde straffen sneller kunnen worden geëxecuteerd. De procesafspraken doen daarmee ook recht aan de belangen van de maatschappij.

De door de verdediging en de officier van justitie overeengekomen gevangenisstraf van 30 maanden komt neer op vermindering van de straf met één vierde deel. Deze matiging van maximaal één vierde deel is bij procesafspraken (zowel in nationaal als in internationaal verband) geen uitzondering en wordt door de rechtbank in deze zaak als een passende vorm van strafafdoening beschouwd, te meer nu ook een geldboete is overeengekomen binnen de procesafspraken.

De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat de vrijheidsstraf en de geldboete die in de procesafspraken zijn overeengekomen onder de gegeven omstandigheden in redelijke verhouding staan tot de ernst en omvang van de feiten, alsook de rol die verdachte daarin heeft vertolkt. De rechtbank legt dan ook aan verdachte op een onvoorwaardelijke gevangenisstaf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die reeds in voorarrest is doorgebracht en daarnaast een geldboete ter hoogte van € 20.000,-.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, artikel 18 van de Geneesmiddelenwet en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de Economische delicten, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8 De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. feit 2: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 18, eerste lid van de Geneesmiddelenwet, meermalen gepleegd; feit 3: Witwassen, meermalen gepleegd;

  • verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

  • veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden;

  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;

  • veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 20.000,=;

  • beveelt dat bij niet betaling van de geldboete, vervangende hechteniszal worden toegepast van 135 dagen.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. H. Skalonjic en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 augustus 2025.

Bijlage I

De tenlastelegging

1hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2023 tot en met 9 juli 2024 te Made en/of Etten-Leur en/of Breda althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althansalleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaalbevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3-CMC (3-chloormethcathinon, clofedron) en/of een hoeveelheid van eenmateriaal bevattende 3-MMC (3-methylmethcathinon) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2 C-B (carfentanil) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDA (tenamfetamine), MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD (lysergide) zijnde cocaïne en/of heroïne en/of 3-chloormethcathinon/clofedron en/of 3-methylmethcathinon en/of carfentanil en/of amfetamine en/of MDA (tenamfetamine), MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB) en/of lysergide (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

2hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2023 tot en met 9 juli 2024 te Breda en/of Made en/of Etten-Leur althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althansalleen, meermalen, althans eenmaal, al dan niet opzettelijk niet voor onderzoek bedoelde geneesmiddelen, te weten een hoeveelheid ketamine en/of xanax en/of kamagra en/of ritalin, zonder vergunningvan Onze Minister als bedoeld in artikel 1 sub a van de Geneesmiddelenwet in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd;(Artikel art 18 lid 1 Geneesmiddelenwet)

3hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 3 januari 2022 tot en met 9 juli 2024, te Made althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,(van) een of meerdere geldbedragen (te weten €60.063,45 en/of €2345,-) en/of een hoeveelheid cryptocurrency en/of een personenauto (BMW met [kenteken] ), althans een of meer voorwerpen de werkelijkeaard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeftgemaakt terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;(Artikel art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)