ECLI:NL:RBZWB:2025:5571 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 20 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-161876-23
vonnis van de meervoudige kamer van 20 augustus 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] , geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , raadsvrouw mr. A.C.M. Tönis, advocaat te Breda.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 augustus 2025, waarbij de officier van justitie, mr. G.W. van der Burg, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte feit 1: in de periode van 9 mei 2023 tot en met 18 juni 2023 samen met anderen drie keer heeft ingebroken in een woning en daarbij diverse goederen heeft gestolen;feit 2: in de periode van 23 april 2023 tot en met 24 juni 2023 samen met anderen vier keer heeft geprobeerd in te breken in een woning.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1. Het enkele feit dat de telefoon van verdachte in de nabijheid van de woningen was, is onvoldoende om betrokkenheid van verdachte bij de inbraken in die woningen aan te nemen.
De verdediging wijst er ten aanzien van de inbraak op het adres [adres 2] nog specifiek op dat uit het dossier niet blijkt op welk tijdstip er is ingebroken. Deze woning ligt bovendien in de buurt van de woning van verdachte. Er ontbreken aanwijzingen in het dossier voor het vaststellen van de rol van verdachte en mitsdien voor bewuste en nauwe samenwerking.
Ten aanzien van de inbraak op het adres [adres 3] wijst de verdediging er op dat de telefoon van verdachte niet op het tijdstip van de inbraak bij die woning was. Ook is volgens de verdediging geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Hij heeft medeverdachte [medeverdachte 1] weliswaar opgehaald, maar heeft hem ergens afgezet en is daarna vertrokken. Hij is dus niet de hele nacht bij medeverdachte [medeverdachte 1] geweest.
Tot slot wijst de verdediging er ten aanzien van de inbraak op het adres [adres 4] op dat deze woning in de buurt van de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] ligt, waar hij regelmatig kwam.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De bewijsmiddelen De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2 De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs Feit 1 Inleiding In de eerste helft van 2023 hebben in Terneuzen en Axel meerdere woninginbraken plaatsgevonden. Op 24 juni 2023 zijn verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij een woninginbraak aan de [adres 5] . Het (vervolg)onderzoek heeft zich daarna gericht op woninginbraken waarbij sprake is geweest van een vergelijkbare modus operandi.
Verdachte wordt ervan verdacht samen met anderen te hebben ingebroken in de woningen aan de [adres 2] , de [adres 3] en de [adres 4] .
Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij regelmatig samen met anderen woninginbraken heeft gepleegd en dat hij telkens in de buit heeft gedeeld. Hij ontkent echter dat hij heeft ingebroken in de woningen aan de hiervoor genoemde straten.
De rechtbank zal hierna per inbraak de vraag beantwoorden of verdachte daarbij betrokken was.
a. a) [adres 2]
In de nacht van 11 mei 2023 is er ingebroken in de woning aan de [adres 2] . De daders hebben een raam kapot geslagen, hebben even gewacht op een reactie en zijn toen door het raam naar binnen geklommen. Zij hebben vervolgens de woning doorzocht. In de aangifte werden acht paar schoenen en twee tassen als vermist opgegeven.
Naar aanleiding van deze inbraak is er door de politie in en om de woning een onderzoek ingesteld en is op de vensterbank van het inklimraam een afdruk van een schoenzool gevonden. Dit spoor is vergeleken met de schoenen die medeverdachte [medeverdachte 1] droeg ten tijde van zijn aanhouding op 24 juni 2023. Uit dit vergelijkend onderzoek is gebleken dat het schoenspoor mogelijk is veroorzaakt door een schoen die verdachte ten tijde van zijn aanhouding droeg.
Ook de telefoons die verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] bij zich hadden tijdens hun aanhouding op 24 juni 2023 zijn nader onderzocht. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat beide telefoons in de nacht van 11 mei 2023 rond 03:06 uur en 03:29 uur in de directe nabijheid van de woning aan de [adres 2] waren.
Verder heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] . Tijdens die doorzoeking is (een deel van) de buit aangetroffen.
Gelet op het feit dat verdachte in die periode in Terneuzen vaker samen met anderen woninginbraken heeft gepleegd, de buit onderling werd verdeeld, verdachte die nacht samen met medeverdachte [medeverdachte 1] bij de woning was en medeverdachte [medeverdachte 1] (een deel van) de buit had, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ingebroken in de woning aan de [adres 2] .
b) [adres 3] In de nacht van 18 juni 2023 is er ingebroken in de woning aan de [adres 3] . De daders hebben een raam kapot geslagen, hebben even gewacht op een reactie en zijn toen door het raam naar binnen geklommen. Zij hebben vervolgens de woning doorzocht. In de aangifte werden geld, een ring, een ketting, een kluisje, een harddisk en een kentekenbewijs als vermist opgegeven.
Volgens de gps-locaties van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] was die telefoon die nacht rond 04:31 uur, 05:04 uur en 05:18 uur in de directe nabijheid van de woning aan de [adres 3] . Een deel van de buit is later tijdens de doorzoeking in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen.
De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat er ’s nachts in de woning aan de [adres 3] is ingebroken door in ieder geval medeverdachte [medeverdachte 1] . Verdachte heeft medeverdachte [medeverdachte 1] de nacht van de inbraak met de auto opgehaald en naar Axel gebracht. Uit informatie van de telefoon van verdachte blijkt dat hij in de nachtelijke uren in Axel is geweest en meer in het bijzonder bij de [straat] , alsmede dat hij toen verschillende keren telefonisch contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte 1] en hem heeft gewaarschuwd voor de politie. Gelet op het een en ander, in combinatie met het feit dat verdachte in die periode vaker samen met anderen woninginbraken heeft gepleegd en de buit onderling werd verdeeld, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en kan verdachte dus worden aangemerkt als medepleger van de woninginbraak.
c) [adres 4]
In de nacht van 10 mei 2023 is er ingebroken in de woning aan de [adres 4] . De daders hebben een raam kapot geslagen, hebben even gewacht op een reactie en zijn toen door het raam naar binnen geklommen. Zij hebben vervolgens de woning doorzocht. In de aangifte werden sieraden en geld als vermist opgegeven. Volgens de gps-locaties van de telefoon van verdachte was die telefoon die nacht rond 04.41 uur in de directe nabijheid van de woning aan de [adres 4] . De telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] was die nacht rond 04:41 uur en 05:07 uur bij die woning. Om 04:55 uur is door medeverdachte [medeverdachte 1] op internet gezocht naar ‘P2000’ alarmeringen.
Gelet op het feit dat verdachte in die periode in Terneuzen vaker samen met anderen woninginbraken heeft gepleegd en die nacht samen met medeverdachte [medeverdachte 1] bij de woning was waarin is ingebroken, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] heeft ingebroken in de woning aan de [adres 4] .
Conclusie De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Feit 2 De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen heeft geprobeerd in te breken in de woningen aan de [adres 5] , de [adres 6] en de [adres 7] . Verdachte heeft dit bekend.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de poging tot inbraak in de woning aan het [adres 8] , nu niet is vast te stellen dat verdachte bij die woning aanwezig was ten tijde van de poging tot inbraak. De auto die verdachte had gehuurd is op dat tijdstip niet gesignaleerd. Ook heeft de telefoon van verdachte niet aangestraald bij die woning, terwijl dat wel het geval was bij de poging tot inbraak in de woning aan de [adres 7] diezelfde nacht, waarvan verdachte bekend heeft daarbij betrokken te zijn geweest.
4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1 in de periode van 9 mei 2023 tot en met 18 juni 2023 te Terneuzen en Axel, meermalen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan:
( a) [adres 2] en
( b) [adres 3] en
( c) [adres 4]
heeft weggenomen (onder meer):
( a) 8 paar schoenen en 2 tassen en
( b) 900 euro en een ring en een ketting en een kluisje en een harddisk en een kentekenbewijs en
( c) 6 kettingen en edelstenen en 4 armbanden en een gouden tientje en hanger en
2 onderscheidingen en 2 broches en 3 ringen en een horloge,
die toebehoorden aan:
( a) [benadeelde 1] en
( b) [benadeelde 2] en
( c) [benadeelde 3] ,
terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf (telkens) hebben verschaft door middel van braak.
2 in de periode van 23 april 2023 tot en met 24 juni 2023 te Terneuzen, meermalen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning gelegen aan:
( a) de [adres 5] en
( b) de [adres 6] en
( c) de [adres 7] ,
geld en/of goederen van hun gading, dat/die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader(s) toebehoorden, te weten aan:
( a) [benadeelde 4] en
( b) [benadeelde 5] en
( c) [benadeelde 6] en
weg te nemen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak,
zich naar bovenstaande woning(en) te begeven en een raam te forceren/vernielen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 180 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 136 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarnaast vordert hij een taakstraf van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis, indien verdachte deze niet of niet naar behoren verricht.
6.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging verzoekt bij het bepalen van de straf rekening te houden met het feit dat verdachte in de afgelopen periode positieve stappen heeft gezet. Hij heeft inmiddels een stabiele relatie en hij heeft afstand genomen van de vrienden die een negatieve invloed op hem hadden. Hij is sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis in oktober 2023 niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen. Verder wordt verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte negen maanden met een enkelband heeft gelopen, wat een sterke beperking van zijn vrijheid heeft betekend, alsmede met het feit dat ten aanzien van de inbraak op het adres [adres 5] (feit 2) de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is overschreden. Ook is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing.
Gelet op al het voorgaande wordt verzocht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft gezeten, en hieraan de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering te verbinden. Verdachte heeft zich bereid verklaard aan alle voorwaarden mee te werken.
6.3 Het oordeel van de rechtbank De aard en ernst van de feiten Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan drie woninginbraken en drie pogingen daartoe. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een enorme inbreuk op het gevoel van veiligheid en de privacy van de bewoners, terwijl een woning juist bij uitstek een plek is waar men zich veilig moet kunnen voelen. Het is voor slachtoffers bovendien bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning of op hun erf is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Verdachte heeft hier kennelijk in het geheel niet bij stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, op deze manier snel aan geld te proberen te komen. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte Bij de strafbepaling zal de rechtbank rekening houden met het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank zal rekening houden met het feit dat artikel 63 Sr van toepassing is. Verdachte is namelijk na het plegen van de feiten veroordeeld door de kantonrechter.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de reclassering van 12 februari 2025 dat over verdachte is opgesteld. Uit dit rapport blijkt dat verdachte ten tijde van de onderhavige feiten geen dagbesteding had, veelvuldig softdrugs gebruikte en met de verkeerde vrienden omging. Verdachte is meteen na zijn schorsing op zoek gegaan naar werk. Hij is gestopt met het gebruiken van softdrugs en heeft afstand genomen van de vrienden die een negatieve invloed op hem hadden. Hij heeft daarmee laten zien dat hij in staat is om zijn leefgebieden zelfstandig op orde te krijgen. Verdachte heeft uiteindelijk via een uitzendbureau werk gevonden als procesoperator. Op het werk leek het heel goed te gaan tot in december 2024 zijn contract niet werd verlengd. Verdachte heeft op dit moment geen ‘vaste’ dagbesteding. Omdat dit in een eerder stadium één van de oorzaken van het delictgedrag was, lijkt het de reclassering verstandig om verdachte nog wat langer te blijven monitoren en, waar nodig, te ondersteunen. Geadviseerd wordt het volwassenenstrafrecht toe te passen en aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en de verplichting om mee te werken aan het vinden en behouden van dagbesteding. De overschrijding van de redelijke termijn De rechtbank zal rekening houden met het tijdsverloop van deze zaak. De rechtbank heeft geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Van bijzondere omstandigheden is de rechtbank niet gebleken.
De redelijke termijn is in dit geval ten aanzien van de inbraak op het adres [adres 5] (feit 2) aangevangen op 24 juni 2023, de dag dat verdachte voor de eerste keer als verdachte is gehoord en bekend is geworden met de verdenking tegen hem. Het vonnis had uiterlijk 24 juni 2025 gereed moeten zijn. Daarmee is de redelijke termijn met bijna twee maanden overschreden. Gelet op de geringe mate van overschrijding zal de rechtbank hieraan geen consequenties verbinden en volstaan met de enkele vaststelling dat de redelijke termijn is overschreden.
De op te leggen straf Gelet op de aard en ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan een gevangenisstraf kan worden volstaan.
Hoewel de ernst van de feiten in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, acht de rechtbank dit in deze zaak voor deze verdachte niet de aangewezen straf. De voorlopige hechtenis van verdachte is met ingang van 18 oktober 2023 geschorst, onder het stellen van voorwaarden, waaronder een locatiegebod met elektronische monitoring en reclasseringstoezicht. Verdachte heeft de schorsing van zijn voorlopige hechtenis aangegrepen om zijn leven te veranderen. Hij is op zoek gegaan naar werk, gestopt met het gebruiken van softdrugs en lijkt het contact met de medeverdachten te hebben verbroken. Ook zijn er tussentijds geen nieuwe meldingen binnengekomen waaruit volgt dat verdachte opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze positieve ontwikkelingen doorkruisen. De rechtbank ziet dan ook – mede gelet op de jonge leeftijd van verdachte – geen aanleiding om op dit moment nog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen die langer is dan het voorarrest.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie recht doet aan de aard en ernst van de feiten en de persoon van verdachte. De rechtbank zal de eis van de officier van justitie dan ook volgen en aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 180 dagen met aftrek van het voorarrest (zijnde 44 dagen), waarvan 136 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank beoogt daarmee verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en daarnaast het opleggen van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden mogelijk te maken.
Daarnaast zal zij aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis indien verdachte deze niet of niet naar behoren verricht.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 7] vordert een schadevergoeding van € 2.370,-- voor feit 2.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
8 Beslag
8.1 De teruggave aan de rechthebbende De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan de rechthebbende.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
-
verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
-
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd; feit 2: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 136 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
-
bepaalt dat het voorwaardelijk deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
-
stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
stelt als bijzondere voorwaarden:* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd telefonisch meldt bij de reclassering. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
- dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
-
geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
-
bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
-
veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 80 uren;
-
beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 7] niet-ontvankelijk in de vordering;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het in beslag genomen voorwerp, te weten:* 1 STK sieraad (omschrijving: PL2000-ZB1R023034_823223, ketting, goudkleurig);
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Boogert, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. L.W. Louwerse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 augustus 2025.
De jongste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1 hij in de periode van 9 mei 2023 tot en met 18 juni 2023 te Terneuzen en/of Axel, meermalen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan:
( a) [adres 2] en ( b) [adres 3] en ( c) [adres 4] en
heeft weggenomen (onder meer):
( a) 8 paar schoenen en/of 2 tassen en ( b) 900 euro en/of een ring en/of een ketting en/of een kluisje en/of een harddisk en/of een kentekenbewijs en ( c) 6 kettingen en/of edelstenen en/of 4 armbanden en/of een gouden tientje en/of hanger en/of 2 onderscheidingen en/of 2 broches en/of 3 ringen en/of een horloge
die geheel of ten dele toebehoorden aan:
( a) [benadeelde 1] en ( b) [benadeelde 2] en ( c) [benadeelde 3] en
terwijl verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf (telkens) heeft/hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2 hij in de periode van 23 april 2023 tot en met 24 juni 2023 te Terneuzen, meermalen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning gelegen aan:
( a) de [adres 5] en ( b) de [adres 6] en ( c) de [adres 7] en ( d) het [adres 8]
geld en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan:
( a) [benadeelde 4] en ( b) [benadeelde 5] en ( c) [benadeelde 6] en ( d) [benadeelde 7]
weg te nemen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
zich naar bovenstaande woning(en) te begeven en/of een raam te forceren/vernielen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )