Uitspraak inhoud

Team straf 1

Parketnummer: 83-336603-23 Datum uitspraak: 18 augustus 2025 Tegenspraak (art. 279 Sv)

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1958, ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] , [postcode] [plaats 1] , raadsman mr. M.J. van Berlo, advocaat te Rotterdam.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 augustus 2025.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Altena heeft gevorderd:

4 Waardering van het bewijs

4.1. Bewijswaardering

4.1.1. Standpunt verdediging De verdachte moet worden vrijgesproken. Weliswaar was hij op papier de bestuurder of UBO van de aan hem gelieerde rechtspersonen, maar de onjuiste/onvolledige aangiften omzetbelasting zijn door een ander dan de verdachte ingediend. Dit blijkt uit de omstandigheid dat de verdachte niet in [plaats 3] was ten tijde van het indienen vanuit [plaats 3] van aangiften die buiten de ten laste gelegde periode vallen.

4.1.2. Beoordeling De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat de verdachte als (middellijk) bestuurder feitelijk leiding heeft gegeven aan het opzettelijk indienen van onjuiste/onvolledige aangiften omzetbelasting voor [bedrijf 1] , [bedrijf 2] , [bedrijf 3] , [bedrijf 4] en [bedrijf 5]

Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario dat de aangiften omzetbelasting door een ander dan de verdachte zijn ingediend, vindt geen steun in het dossier en is niet aannemelijk geworden. De verdediging baseert het alternatieve scenario op de stelling dat de verdachte – die zelf geen verklaring heeft afgelegd – niet in [plaats 3] was toen een aantal 0-aangiftes kennelijk vanuit [plaats 3] werden ingediend (in het bijzonder op 30 juli en 24 oktober 2023). Volgens de verdediging was de verdachte in de periode van 8 juli 2023 tot 28 december 2023 niet in [plaats 3] . Dit baseert de verdediging op vluchtgegevens. Daaruit blijkt dat de verdachte op 8 juli 2023 van [plaats 3] naar Brussel vloog en dat hij van 18 t/m 25 oktober 2023 op Tenerife was. Dit betoog is niet relevant. De tenlastelegging ziet immers niet op deze 0-aangiftes, maar op andere aangiftes die voor 8 juli 2023 en na 23 december 2023 zijn ingediend.

De door de verdediging geopperde mogelijkheid dat als de 0-aangiftes door een ander dan de verdachte zijn ingediend, de ten laste gelegde aangiftes ook door een ander kunnen zijn ingediend, is onvoldoende om aannemelijk te maken dat de ten laste gelegde aangiftes door een ander dan verdachte zijn ingediend. Bovendien geldt dat de overgelegde vluchtgegevens niet uitsluiten dat de verdachte op andere data (mogelijk niet vanuit Nederland) naar [plaats 3] is gevlogen en zelf de aangiften omzetbelasting heeft ingediend voor de aangiften die buiten de ten laste gelegde periode vallen. De overige verweren van de verdediging zijn onvoldoende uitdrukkelijk onderbouwd en worden zonder nadere bespreking verworpen. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.

4.2. Bewezenverklaring In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

[bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of[bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5] op één of meer tijdstippen gelegen in de periode van 31 juli 2022 tot en met 30 januari 2024 te [plaats 2] en/of [plaats 1] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4], in elk geval in Nederland en/of [land] , tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, (telkens) opzettelijk (een)bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (of meer) (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van:

  • [bedrijf 1] over het 2e tot

en met het 4e kwartaal van 2022 (DOC-002) en/of het 1ste kwartaal van 2023 (DOC-11) en/of

  • [bedrijf 2] over het 3e en/of het 4e kwartaal van 2022 (DOC-004) en/of

  • [bedrijf 3] over het 1ste (DOC-012) en/of het 4e kwartaal (DOC-015) van 2023 en/of

  • [bedrijf 4] over het 4e kwartaal van 2023 (DOC-016) en/of

  • [bedrijf 5] over het 4e kwartaal van 2023 (DOC-017)

(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben doen/laten doen, door (telkens) op/in het/de ingeleverde/ingediende aangifte(n) een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting/voor aftrek in aanmerking komende omzetbelasting op te geven en/of te doen/laten opgeven, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven; tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5 Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:

opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist/onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6 Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7 Motivering straf

7.1. Algemene overweging De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

7.2. Feiten waarop de straf is gebaseerd De verdachte heeft zich bijna twee jaar lang schuldig gemaakt aan belastingfraude. Hij heeft als feitelijk leidinggever ten onrechte hoge bedragen aan voorbelasting opgegeven voor de aan hem gelieerde ondernemingen. In werkelijkheid waren deze ondernemingen lege hulzen en werden er geen bedrijfsactiviteiten verricht. De verdachte beoogde een bedrag van ruim € 7.000.000,- te onttrekken aan de staatskas. Nu de Belastingdienst lang niet alle opgegeven voorbelasting heeft uitbetaald, is het uiteindelijke benadelingsbedrag weliswaar lager, maar nog steeds aanzienlijk. De rechtbank gaat uit van een benadelingsbedrag van ruim € 104.000,-.

De verdachte heeft de Belastingdienst en daarmee de samenleving benadeeld en zich kennelijk uitsluitend laten leiden door zijn behoefte aan persoonlijk, financieel gewin. Daarbij heeft hij misbruik gemaakt van het door de Belastingdienst gehanteerde systeem, dat erop berust dat steeds op de juistheid van de gedane aangiften moet kunnen worden vertrouwd. Bovendien wordt het algemeen vertrouwen in het belastingsysteem, waarbinnen sprake zou moeten zijn van eerlijke lastenverdeling, door dergelijk handelen geschaad. De handelingen van de verdachte dragen daarnaast bij aan het ondermijnen van de belastingmoraal. Het onbestraft laten van belastingfraude kan ertoe leiden dat ook het normbesef vervaagt onder belastingplichtigen die wel aan hun verplichtingen voldoen.

De rechtbank heeft verder gekeken naar het strafblad van de verdachte van 9 januari 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.

7.3. Conclusies van de rechtbank Gezien de ernst van de feiten, de periode waarover het strafrechtelijke handelen heeft plaatsgevonden, het hoge bedrag dat de verdachte heeft beoogd te onttrekken aan de staatskas en het gerealiseerde benadelingsbedrag, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal een deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Daarbij dient dit voorwaardelijk strafdeel als stok achter de deur om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met daaraan verbonden een proeftijd voor de duur van 2 jaren, passend en geboden. De rechtbank ziet anders dan de officier van justitie geen aanleiding om de onmiddellijke gevangenneming te gelasten en zal daarom de vordering tot gevangenneming van de verdachte afwijzen.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 51, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen.

9 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10 Beslissing

De rechtbank:

verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden, bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;

stelt als algemene voorwaarde:

  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.

Dit vonnis is gewezen door mr. H. van den Heuvel, voorzitter, en mrs. W.J.M. Diekman en E.M Rocha, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Karakus, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

[bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5] op één of meer tijdstippen gelegen in de periode van 31 juli 2022 tot en met 30 januari 2024 te [plaats 2] en/of [plaats 1] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] , in elk geval in Nederland en/of [land] , tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (of meer) (digitale) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van:

  • [bedrijf 1] over het 2e tot

en met het 4e kwartaal van 2022 (DOC-002) en/of het 1ste kwartaal van 2023 (DOC-11) en/of

  • [bedrijf 2] over het 3e en/of het 4e kwartaal van 2022 (DOC-004) en/of

  • [bedrijf 3] over het 1ste (DOC-012) en/of het 4e kwartaal (DOC-015) van 2023 en/of

  • [bedrijf 4] over het 4e kwartaal van 2023 (DOC-016) en/of

  • [bedrijf 5] over het 4e kwartaal van 2023 (DOC-017)

(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben doen/laten doen, door (telkens) op/in het/de ingeleverde/ingediende aangifte(n) een onjuist bedrag aan verschuldigde omzetbelasting/voor aftrek in aanmerking komende omzetbelasting op te geven en/of te doen/laten opgeven, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting wordt geheven; tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.