ECLI:NL:RBOBR:2025:5933 - Rechtbank Oost-Brabant - 22 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
vonnis
Locatie 's-Hertogenbosch Strafrecht
Parketnummers: 01-111918-24 en 01-317594-23 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 22 augustus 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [1995] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 augustus 2025.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
1 De tenlastelegging
De zaken zijn aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 1 juli 2025.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen in de dagvaarding is opgenomen, zoals deze tijdens de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting van 8 augustus 2025 is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
2 De formele voorvragen
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en er zijn geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De raadsman heeft ten aanzien van het eerste gedachtestreepje in de zaak met parketnummer 01-317594-23 ( [slachtoffer 1] ) betoogd dat – mocht de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde – het Openbaar Ministerie ten aanzien van het subsidiair tenlaste gelegde partieel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat op grond van artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.) de verjaringstermijn is verstreken.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt als volgt.
De maximale strafbedreiging voor het subsidiaire delict als bedoeld in artikel 326 Sr. bedroeg vanaf van de pleegdatum (11 juni 2018) een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren. Hierdoor geldt op grond van lid 1 onder 3 van artikel 70 Sr. een verjaringstermijn van twaalf jaren.. Deze termijn is nog niet verstreken en daarmee is het recht tot strafvordering niet verjaard. Het Openbaar Ministerie is daarom voor wat betreft het subsidiair ten laste gelegde feit ontvankelijk in de vervolging.
3 Bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar haar schriftelijke requisitoir – op het standpunt gesteld dat alle (primair) ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met uitzondering van het eerste gedachtestreepje in de zaak met parketnummer 01-317594-23 (aangever [slachtoffer 1] ). Voor dit feit dient de verdachte te worden vrijgesproken.
3.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft ten aanzien van de zaak met parketnummer 01-317594-23 verzocht verdachte vrij te spreken van het eerste primaire gedachtestreepje (aangever [slachtoffer 1] ), omdat de strafbaarstelling in artikel 326e Sr ten tijde van de pleegdatum nog niet in werking was getreden. Tevens heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken van het tweede gedachtestreepje (aangever [slachtoffer 2] ), omdat hiervan slechts één bewijsmiddel in de vorm van een aangifte voorhanden is waardoor wettig bewijs ontbreekt. Verdachte dient volgens de raadsman ook van het zevende ( [slachtoffer 3] ), achtste (aangever [slachtoffer 4] ), tiende (aangever [slachtoffer 5] ) en elfde (aangever [slachtoffer 6] ) gedachtestreepje te worden vrijgesproken, aangezien hier de overtuiging ontbreekt. In deze gevallen heeft verdachte namelijk verklaard dat hij de verkochte goederen wél naar de kopers had verstuurd. Ten aanzien van het twaalfde gedachtestreepje (aangever [slachtoffer 7] ) geldt dat het ten laste gelegde bedrag niet te herleiden is in het dossier, waardoor verdachte ook hiervan moet worden vrijgesproken. Voor het overige ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 01-317594-23 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van alle afzonderlijke gedachtestreepjes van feit 1 in de zaak met parketnummer 01-111918-24 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte het oogmerk had zich wederrechtelijk te bevoordelen. Ten aanzien van feit 2 (witwassen) heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis, welke aan het vonnis zal worden gehecht.
De bewijsoverwegingen.
3.3.1 Inleiding De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Ten aanzien van beide dagvaardingen 01-317594-23 en 01-111918-24
Verdachte heeft in de perioden 11 juni 2018 tot en met 1 juli 2023 (901-317594-23) en 29 oktober 2023 tot en met 28 januari 2024 (01-111918-24) diverse goederen aangeboden op de website Marktplaats.nl door advertenties te plaatsen, en in één geval op Facebook Marketplace. Daarbij heeft verdachte gebruik gemaakt van verschillende (al dan niet “zakelijke”) accounts van niet bestaande ondernemingen (“ [accountnaam 1] ”, “ [accountnaam 2] ”, “ [accountnaam 3] ”, “ [accountnaam 4] ”, “ [accountnaam 5] ”, “ [accountnaam 6] ”) en heeft hij zich van verschillende valse persoonsnamen bediend verkoper ( [alias verdachte 1] , [alias verdachte 2] , [alias verdachte 3] , en “ [alias verdachte 4] ”). In bovengenoemde periode hebben de 22 in de tenlastelegging genoemde aangevers de door verdachte aangeboden goederen willen kopen. Zij hebben daartoe gereageerd op deze advertenties en contact gezocht met verdachte. Met de verkoper is een prijs voor de gewenste goederen afgesproken en na betaling (via overschrijving of betaalverzoek via tikkie) zou de verkoper de goederen via de post opsturen. Verdachte heeft ten minste tot vijf keer toe een airfryer XXL verkocht. De verschillende rekeningnummers waarop de betalingen van de kopers zijn ontvangen staan allen op naam van verdachte. Datzelfde geldt ook voor de diverse telefoonnummers die in de internetadvertenties stonden vermeld. Na betaling heeft verdachte de betaalde bedragen veelal direct na ontvangst gepind. De aangevers hebben de goederen, ondanks betaling van het overeengekomen geldbedrag, nooit ontvangen. Voor zover verdachte al reageerde op berichten van reclamerende kopers, kregen zij te horen dat de verzending omwille van uiteenlopende onjuist gebleken omstandigheden later zou komen (o.a. overstroming, overlijden van een familielid, diefstal door derden, problemen met betaling van het salaris van verdachte), waarbij verdachte op enig moment nadien niet meer reageerde en/of zijn advertenties en/of accounts heeft verwijderd.
3.3.2 Verklaring verdachte Verdachte heeft bij de politie verklaard dat “hij fouten heeft gemaakt” en in de meeste gevallen de producten niet heeft geleverd. Hij wilde wel degelijk de goederen tegen betaling leveren, maar de handel in goederen was hem boven het hoofd gegroeid en hij was het overzicht verloren. Er zijn volgens verdachte (aan derden) ook goederen wél geleverd. Daarmee kan, aldus de verdediging, niet worden bewezen dat verdachte het oogmerk heeft gehad om goederen te verkopen zonder deze te willen leveren.
3.3.3 Juridisch kader Aan verdachte is (primair) online handelsfraude als bedoeld in artikel 326e Sr. ten laste gelegd. Daarvan is, voor zover hier van belang en kort gezegd, sprake als verdachte een beroep of gewoonte maakt van het via het internet verkopen van goederen of diensten tegen betaling met het oogmerk om zonder volledige levering van die goederen de betaling te ontvangen.
Volgens de Memorie van Toelichting is in artikel 326e Sr. strafbaar gesteld wat in de rechtspraak wel wordt aangeduid als de moedwillige wanprestatie. De strafbaarheid treedt in als nadeel kan ontstaan. Het oogmerk van de verkoper om niet of volledig te leveren en zichzelf of een ander van de betaling te verzekeren staat centraal. Het bij herhaling via het internet aanbieden van goederen of diensten zonder de intentie om deze daadwerkelijk te leveren is met dit artikel vanaf 1 maart 2019 afzonderlijk strafbaar geworden, dat wil zeggen: naast het gehandhaafde en in zaak 01-317594-23 subsidiair ten laste gelegde misdrijf van oplichting (artikel 326 Sr.).
De rechtbank zal hieronder eerst ingaan op de vraag of verdachte het oogmerk had van wederrechtelijke bevoordeling door na de betaling van de kopers niet te leveren en zal vervolgens een aantal aanvullende overwegingen wijden naar aanleiding van de door de verdediging gevoerde specifieke verweren.
3.3.4 Vrijspraak [slachtoffer 4] De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de primair tenlastegelegde online handelsfraude en van de subsidiair tenlastegelegde oplichting ten aanzien van [slachtoffer 4] , omdat zij niet buiten redelijke twijfel kan vaststellen dat verdachte het oogmerk heeft gehad om zich wederrechtelijk te bevoordelen zonder de goederen (Pokémon-kaarten) te willen leveren. Verdachte heeft verklaard dat hij zeker weet dat hij deze goederen wél heeft verzonden. Deze verklaring is verenigbaar met de verklaring van aangever [slachtoffer 4] dat hij de goederen niet heeft ontvangen, maar dat er wel een verzending naar zijn adres stond aangemeld in de PostNL-app. Zodoende kan de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat verdachte niet de intentie had om zijn prestatie te verrichten. Verdachte wordt hierdoor vrijgesproken ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging.
3.3.5 Oogmerk Ten aanzien van alle andere aangevers overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank acht de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring dat hij nooit de intentie had om de verkochte goederen niet te leveren, niet aannemelijk, omdat zij van oordeel is dat deze verklaring haar weerlegging vindt in de bewijsmiddelen als geheel. Zij overweegt daartoe in het bijzonder het volgende.
op grond van de onder 3.3.1 beschreven handelswijze van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte nooit de bedoeling heeft gehad de goederen te leveren of het betaalde geld terug te betalen. Verdachte heeft de betalingen ontvangen, maar de goederen nooit geleverd en heeft op enig moment niet meer gereageerd op berichten van de verkopers om alsnog te leveren Daarbij betrekt de rechtbank nadrukkelijk dat verdachte de betaalde gelden veelal direct opnam van zijn bankrekening, zodat hij wist dat hij niet meer over het geld beschikte om de verkopers terug te betalen (7). Immers, deze wijze van handelen toont gelet op haar uiterlijke verschijningsvorm een duidelijk langdurig en consistent patroon . Dit patroon is niet te verenigen met de stelling van verdachte dat hij het overzicht kwijt was. Immers, hij is diverse malen aangesproken door kopers om de betalingen terug te storten, hetgeen hij nooit heeft gedaan. Integendeel, hij is op dezelfde wijze doorgegaan met het verkopen van goederen die hij nooit leverde en verbrak ook de contacten met de kopers, waarbij hij zich van diverse valse namen en diverse rekeningnummers en telefoonnummers heeft bediend. Ook verdachtes stelling dat hij in ieder geval de Pokemon kaarten wel heeft geleverd, is -buiten de aangifte van [slachtoffer 4] - niet aannemelijk geworden. Het oogmerk op wederrechtelijke bevoordeling is dan ook bewezen.
Dat sprake was van dit oogmerk, vindt bovendien een extra bevestiging in het feit dat verdachte in augustus 2023 uitgebreid bij de politie was verhoord over de feiten zoals bedoeld in de zaak met parketnummer 01-317594-23, maar na dit verhoor tóch door is gegaan met identiekee handelspraktijken.
3.3.6 Parketnummer 01-317594-23
3.3.6.1 [slachtoffer 2] De rechtbank overweegt ten aanzien van aangever [slachtoffer 2] dat er niet enkel een aangifte in het dossier aanwezig is, maar ook de verklaring van verdachte bij de aanhouding, inhoudende dat hij zich zeker kan herinneren dat hij een airfryer op Marktplaats heeft verkocht, het bedrag van 156,75 euro heeft ontvangen en op een later moment had besloten om de airfryer toch niet te verkopen en dat hij het betaalde bedrag niet heeft terugbetaald en ook niet heeft laten weten aan [slachtoffer 2] dat de koop niet doorgingHet feit dat het bedrag in de bankoverschrijvingen niet te herleiden is, doet daar niets aan af. Gelet hierop acht de rechtbank het primair ten laste gelegde ten aanzien van aangever [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen.
3.3.6.2 [slachtoffer 7] De rechtbank stelt vast dat aangever mevr. [slachtoffer 7] met verdachte aanvankelijk via Markplaats in contact is gekomen. Aangever had toen parfums van verdachte gekocht, welke door verdachte aan aangever daadwerkelijk thuis werden geleverd. Vervolgens hebben zij buiten Marktplaats om contact onderhouden door telefoonnummers uit te wisselen, om nog meer goederen te verkopen. Verdachte heeft zo diverse andere goederen verkocht (boxershorts, playstations, dure pannen) waarvoor aangever geldbedragen heeft overgemaakt naar een van de rekeningnummers van verdachte, maar heeft zij deze goederen echter nooit ontvangen.
Nu deze niet nagekomen verkoopafspraken met [slachtoffer 7] tot stand zijn gekomen “door middel van een geautomatiseerd werk”, moet verdachte van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiaire tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt. De verdediging heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde bedrag in het dossier niet te herleiden is, waardoor verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. De rechtbank verwerpt dit verweer.
Nu de verdediging er ten onrechte vanuit gaat dat bij twijfel over de precieze hoogte van het beoogde voordeel (ten laste gelegd als 1740 euro) ook vrijspraak moet volgen voor het totale geldbedrag waarvoor geen twijfel bestaat dat sprake is geweest van oplichting.
Uit de bankafschriften blijkt dat aangever via elf transacties in totaal 1740 euro heeft overgemaakt naar een bankrekeningnummer van verdachte. Aangever en verdachte zijn het met elkaar eens dat deze betalingen hebben plaatsgevonden als tegenprestatie voor goederen die verdachte zou leveren. In samenhang met wat de rechtbank hiervoor achter “3.3.5 Oogmerk” heeft overwogen, volgt daaruit al afdoende dat bij verdachte sprake is geweest van het vereiste oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, en dat sprake is van een samenweefsel van verdichtsels.
Aangever heeft verklaard dat zij alleen de eerste partij gekochte goederen wel heeft ontvangen en hiervoor 420 euro heeft betaald. Dat ligt anders voor de overige goederen waarvoor aangeefster aan verdachte 1320 euro heeft betaald. Na die betalingen zijn door verdachte geen goederen geleverd. Dit bedrag wijkt ook niet wezenlijk af van het bedrag waarvan verdachte zelf meent dat hij nog prestaties/leveringen verschuldigd is. Uit niets is gebleken dat verdachte ooit heeft beschikt over de door hem aan [slachtoffer 7] verkochte goederen. Gelet op bovenstaande acht de rechtbank de oplichting tot een bedrag van 1320 euro wettig en overtuigend bewezen.
3.3.7 Witwassen (feit 2 parketnummer 01-111918-24)
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is dat verdachte in totaal ongeveer € 1329,- heeft verworven en ook in bezit heeft gehad terwijl hij wist dat dat geld afkomstig was uit de door hem gepleegde oplichting en Martkplaatsfraude zoals hiervoor is overwogen. Verdachte heeft bekend dat hij die geldbedragen vrijwel direct na storting heeft opgenomen en dat hij deze bedragen opnam om op te maken aan o.a. loterijen.
4 De bewezenverklaring
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Ten aanzien van 01-111918-24:
Feit 1 in de periode 29 oktober 2023 tot en met 28 januari 2024 in Nederland, een gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen, met het oogmerk om zonder volledige levering zich van de betaling van die goederen te verzekeren door
-
op of omstreeks 29 oktober 2023 op marktplaats een advertentie voor een elektronische tandenborstel (van het merk Oral-B) te plaatsen waarop [slachtoffer 8] heeft gereageerd, waarna door die [slachtoffer 8] via tikkie en/of overboeking € 116,75,- werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die elektronische tandenborstel te kopen en
-
op of omstreeks 30 oktober 2023 op marktplaats een advertentie voor een elektronische tandenborstel (van het merk Oral-B) te plaatsen waarop [slachtoffer 9] heeft gereageerd, waarna door die [slachtoffer 9] via tikkie en/of overboeking € 106,95,- werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die elektronische tandenborstel te kopen en
-
op of omstreeks 31 oktober 2023 op marktplaats een advertentie voor een elektronische tandenborstel (van het merk Oral-B) te plaatsen waarop [slachtoffer 10] heeft gereageerd, waarna door die [slachtoffer 10] via tikkie en/of overboeking € 125,95,- werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die elektronische tandenborstel te kopen en
-
op of omstreeks 17 januari 2024 op marktplaats een advertentie voor een kraan en een combivat (van het merk Quooker) te plaatsen waarop [slachtoffer 11] heeft gereageerd, waarna door die [slachtoffer 11] via tikkie en/of overboeking in totaal € 406,35 werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die kraan en combivat te kopen en
-
op of omstreeks 21 januari 2024 op marktplaats een advertentie voor een kraan (van het merk Quooker) te plaatsen waarop [slachtoffer 12] heeft gereageerd, waarna door die [slachtoffer 12] via tikkie en/of overboeking € 165,95,- werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die elektronische tandenborstel te kopen en
-
op of omstreeks 27 januari 2024 op marktplaats een advertentie voor een elektronische tandenborstel (van het merk Oral-B) te plaatsen waarop [slachtoffer 13] heeft gereageerd, waarna door die [slachtoffer 13] via tikkie en/of overboeking € 105,95,- werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die elektronische tandenborstel te kopen en
-
op of omstreeks 27 januari 2024 op marktplaats een advertentie voor een elektronische tandenborstel (van het merk Oral-B) te plaatsen waarop [slachtoffer 14] heeft gereageerd, waarna door die [slachtoffer 14] via tikkie en/of overboeking € 95,95,- werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die elektronische tandenborstel te kopen en
-
op of omstreeks 28 januari 2024 op marktplaats een advertentie voor een camera lens (van het merk Canon) te plaatsen waarop [slachtoffer 15] heeft gereageerd, waarna door die [slachtoffer 15] via tikkie en/of overboeking € 155,95- werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die camera lens te kopen en
-
op of omstreeks 28 januari 2024 op marktplaats een advertentie voor een camera lens (van het merk Canon) te plaatsen waarop [slachtoffer 16] heeft gereageerd, waarna door die [slachtoffer 16] via tikkie en/of overboeking € 55,95,- werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die camera lens te kopen,
zonder dat het goed daadwerkelijk is geleverd;
Feit 2 in de periode 29 oktober 2023 tot en met 28 januari 2024 in Nederland een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer € 1329,-) heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat dat geld onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
Ten aanzien van 01-317594-23: in de periode 11 juni 2018 tot en 1 juli 2023 in Nederland, een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen, met het oogmerk om zonder volledige levering zich van de betaling van die goederen te verzekeren door
-
op of omstreeks 17 juni 2020 op marktplaats een advertentie voor een Philips Airfryer XXL te plaatsen waarop [slachtoffer 2] heeft gereageerd, waarna door die [slachtoffer 2] via tikkie en/of overboeking € 156,75,- werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die Philips Airfryer XXL te kopen en
-
op of omstreeks 21 juni 2020 op marktplaats een advertentie voor een Philips Airfryer XXL te plaatsen waarop [slachtoffer 17] heeft gereageerd, waarna door die [slachtoffer 17] via overboeking € 130,- werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die Philips Airfryer XXL te kopen en
-
op of omstreeks 5 juli 2021 op marktplaats een advertentie voor een Philips Airfryer XXL te plaatsen waarop [slachtoffer 18] heeft gereageerd, waarna door die [slachtoffer 18] via overboeking € 182,25,- werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die Philips Airfryer XXL te kopen en
-
op of omstreeks 24 juli 2022 op marktplaats een advertentie voor een (defecte) PlayStation 5 en meerdere PlayStation onderdelen te plaatsen waarop [slachtoffer 19] heeft gereageerd, waarna door die [slachtoffer 19] via meerdere overboekingen in de periode 24 juli 2022 tot en met 3 augustus 2022 (in totaal) € 430,- werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die (defecte) PlayStation 5 en meerdere PlayStation onderdelen te kopen en
-
op of omstreeks 17 augustus 2022 op marktplaats een advertentie voor een Nintendo switch spelletje te plaatsen waarop [slachtoffer 20] heeft gereageerd, waarna door die [slachtoffer 20] via overboeking een geldbedrag werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die Nintendo switch spelletjes te kopen en
-
op of omstreeks 7 september 2022 op marktplaats een advertentie voor Pokémon-kaarten te plaatsen waarop [slachtoffer 3] heeft gereageerd, waarna door die [slachtoffer 3] via tikkie en/of overboeking € 65,- werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die Pokémon-kaarten te kopen en
-
op of omstreeks 15 september 2022 op marktplaats een advertentie voor een Philips Airfryer XXL te plaatsen waarop [slachtoffer 21] heeft gereageerd, waarna door die [slachtoffer 21] via tikkie en/of overboeking € 126,75,- werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die Philips Airfryer XXL te kopen en
-
op of omstreeks 18 september 2022 op marktplaats een advertentie voor een Philips Airfryer te plaatsen waarop [slachtoffer 5] heeft gereageerd, waarna door die [slachtoffer 5] via tikkie en/of overboeking € 156,75,- werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die Philips Airfryer te kopen en
-
op of omstreeks 17 februari 2023 op marktplaats een advertentie voor 3 stukken Lego te plaatsen waarop [slachtoffer 6] heeft gereageerd, waarna door die [slachtoffer 6] via tikkie en/of overboeking € 29,- werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die stukken Lego te kopen en
-
op of omstreeks 1 juli 2023 op marktplaats een advertentie voor speelgoed en sieraden te plaatsen waarop [slachtoffer 22] heeft gereageerd, waarna door die [slachtoffer 22] via overboeking € 115,- werd overgemaakt op het door hem, verdachte, aangegeven rekeningnummer, teneinde die speelgoed en sieraden te kopen, in elk geval hebben genoemde personen telkens op de advertentie gereageerd en via tikkie en/of overboeking de prijs voor het aangeboden goed betaald, zonder dat het goed daadwerkelijk is geleverd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
in de periode van 11 juni 2018 tot en met 1 juli 2023(telkens)met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels,
-
[slachtoffer 1] op 11 juni 2018, heeft bewogen tot betaling/afgifte van een geldbedrag van € 422,- ten behoeve van de huur van een vakantie appartement en
-
[slachtoffer 7] in de periode 2 maart 2023 tot en met 12 april 2023, heeft bewogen tot betaling/afgifte van een of meerdere geldbedragen van (in totaal) € 1320,- , ten behoeve van meerdere partijen goederen
door
-
via de website Marktplaats goederen en/of producten te koop en/of te huur aan te bieden en
-
in contact te krijgen met in die goederen/producten geïnteresseerde personen en
-
aan voornoemde personen mede te delen dat het goed/product na betaling naar die personen zou worden opgestuurd en/of gehuurd kon worden en
-
die personen middels de website van Marktplaats, althans middels social media te vragen de bedragen voor dat goed/product (vooruit) te betalen en over te maken naar een bij verdachte in gebruik of beheer zijnde bankrekeningnummer en
-
zich door die personen te laten betalen en
-
het aldus overeengekomen, betaalde en door verdachte aan die personen te leveren goed/product niet te leveren, en
waarbij verdachte zich aldus (telkens) heeft voorgedaan als een persoon die het goed zou leveren, waardoor genoemde personen (telkens) zijn bewogen tot betaling/afgifte van de voornoemde geldbedragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van de feiten
5.1 [slachtoffer 1] Het primair tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 01-317594-23 is gebaseerd op artikel 326e Sr. Dit artikel is in werking getreden op 1 maart 2019. De tenlastelegging heeft echter voor één deel betrekking op een feit dat zou zijn begaan vóór deze datum. Dat is het feit waarvoor aangifte is gedaan door [slachtoffer 1] . Omdat in artikel 1, eerste lid, Sr is bepaald dat geen feit strafbaar is dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling, is strafbaarheid voor dit feit op grond van artikel 326e Sr uitgesloten. Om die reden kan de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van dit feit komen, maar kan het niet worden gekwalificeerd. Verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde, voor zover deze ziet op aangever [slachtoffer 1] , worden ontslagen van alle rechtsvervolging. . Ook het subsidiaire tenlaste gelegde kan als hetzelfde feitencomplex worden bewezen en is in dit geval wel te kwalificeren als oplichting en is als zodanig ook strafbaar.
Het bewezen verklaarde levert voor het overige de in de uitspraak vermelde strafbare feiten op. Er zijn verder geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten (voor het overige deel) uitsluiten.
6 De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
7 Oplegging van straf.
7.1 De eis van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot:
-
een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren;
-
een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
7.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft verzocht bij de strafbepaling aan de sluiten bij de eerste categorie van internetfraude van de OM-richtlijnen. Het gaat hier immers om een minder zware vorm van internetfraude. De verdediging heeft betoogd dat de eis van de officier van justitie te hoog is. Een gevangenisstraf, ook in voorwaardelijke vorm, is hierdoor niet aan de orde. Daarnaast dient er een veel lagere werkstraf te worden opgelegd. Tenslotte heeft de verdediging verzocht rekening te houden met de toepassing van artikel 63 Sr. en de overschrijding van de redelijke termijn.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
7.3.1 Algemeen Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.3.2 Ernst van de feiten Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan langdurige online handelsfraude en oplichting, meermalen gepleegd. Verdachte verkocht over een langere periode aan een groot aantal mensen -met name - via Marktplaats.nl goederen, ontving daarvoor betalingen die hij veelal direct van zijn bankrekening heeft opgenomen en leverde de goederen vervolgens niet. Indien de slachtoffers contact met verdachte wilden krijgen om te vragen waar de goederen bleven, werden zij -meteen of na korte tijd, zeker bij aandringen vanuit de koper- door verdachte geblokkeerd. Ook na aanhouding door de politie voor de eerste feiten is verdachte gewoon doorgegaan met dezelfde handelswijze en heeft daarmee nog meer mensen financieel benadeeld. Met deze handelswijze heeft hij het vertrouwen van de mensen die zaken met hem deden op een ernstige wijze beschaamd en is hen financiële schade berokkend. En hoewel deze zaak is gebaseerd op een bewezenverklaring van (tenminste) 21 aangiftes, bevat het dossier aanwijzingen dat er nog meer gedupeerden zijn, die geen aangifte hebben gedaan.
Daarnaast heeft verdachte een geldbedrag van in totaal ongeveer 1329 euro witgewassen. Dit bedrag was rechtstreeks afkomstig uit bovengenoemde misdrijven. Elke vorm van witwassen van criminele gelden vormt, hoe beperkt ook, een bedreiging van de legale economie en tast als zodanig de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het gaat in deze zaak echter om een relatief beperkt geldbedrag.
7.3.3 De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte De rechtbank heeft verder gekeken naar het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij al eerder, voor het laatst op 26 juni 2023, voor vermogensfeiten is veroordeeld tot een taakstraf van tachtig uren. Deze eerdere en duidelijke bestraffing heeft verdachte er niet van weerhouden ook nadien opnieuw strafbare feiten te gaan plegen.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte kampt met problemen op diverse leefgebieden, waaronder financiële problemen. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat verdachte verstandelijk (enigszins) beperkt is. Hij kan zich niet houden aan gemaakte -financiële- afspraken en staat om die reden onder beschermingsbewind. De rechtbank maakt zich zorgen over deze situatie, omdat deze problematiek het risico op herhaling vergroot. Daarnaast is in een aantal gevallen sprake van al wat oudere feiten.
Ten slotte heeft de rechtbank rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
7.3.4 De op te leggen straf Duidelijk is dat verdachte ernstige feiten heeft gepleegd die in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden zouden kunnen rechtvaardigen. Toch ziet de rechtbank geen ruimte meer voor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op de hierboven genoemde omstandigheden.
De rechtbank legt wel een hogere straf op dan de officier van justitie heeft gevorderd. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de ernst van de feiten, in samenhang bezien met het aantal slachtoffers en de duur van de periode waarin verdachte zich aan deze gedragingen heeft schuldig gemaakt, zwaarder dient te worden gewogen dan in de eis tot uitdrukking komt. Daar komt bij dat de rechtbank een aanzienlijk langer voorwaardelijk strafdeel passend acht, als stok achter de deur zodat verdachte gedurende langere tijd geen nieuwe strafbare feiten zal plegen. Op die manier heeft verdachte langer een forse waarschuwing boven zijn hoofd en kan hij zijn juiste intenties waarmaken.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien en in verband met een juiste normhandhaving, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden. De rechtbank zal deze strafgeheel voorwaardelijk opleggen en hier een proeftijd van drie jaren aan koppelen. Daarnaast acht de rechtbank een taakstraf van 240 uren passend en geboden. 8. De schade van benadeelden
8.1 De vorderingen van de benadeelde partijen
In totaal hebben zich dertien aangevers als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partijen vorderen verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen, te vermeerderen met de daartoe geldende wettelijke rente, en hebben tevens verzocht tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
In de tabel hieronder wordt het door hen gevorderde weergegeven.
8.2 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen voor materiële schade kunnen worden toegewezen voor zover het de bedragen betreft die de benadeelden volgens hun aangifte dan wel volgens de onderbouwing van hun vordering hebben betaald. Het meer gevorderde voor materiële schade dient volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard. De vordering van [slachtoffer 1] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat de officier van justitie voor dat feit vrijspraak heeft geëist. Voor de vordering van [slachtoffer 21] geldt dat de aankoop van een nieuweairfryer niet aan verdachte kan worden toegerekend. Daarom dient deze vordering voor dat gedeelte niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.3 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich - in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt - gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de materiële schade die volgt uit de aangiftes van de benadeelde partijen, met uitzondering van de vordering van [slachtoffer 21] . Hier komt het gevorderde bedrag namelijk niet overeen met het bedrag zoals genoemd in de aangifte. De (kosten van de) aankoop van een nieuwe airfryer kan niet aan verdachte worden toegerekend.
8.4 Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de onder 8.1 genoemde benadeelde partijen de aldaar genoemde schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vorderingen, waarvan de hoogte van de opgevoerde materiële schade niet door de verdediging is betwist en het bedrag betreft dat door de benadeelde partij aan verdachte is betaald voor het niet geleverde product, zullen daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan (de datum waarop de benadeelde partij het geld heeft betaald). Over de vorderingen waarin (daarnaast of in afwijking van het voorgaande) meer, minder of andere materiële schade wordt gevorderd of waarin andere bijzonderheden spelen, geeft de rechtbank hieronder afzonderlijk haar oordeel.
Parketnummer 01-317594-23
-
De vordering van [slachtoffer 7] zal de rechtbank toewijzen tot een bedrag van € 1320,--. Dit betreft het bedrag dat door haar aan verdachte in totaal is betaald voor de niet geleverde producten. Het meer gevorderde zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren, omdat de rechtbank van oordeel is dat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Verdere behandeling van dat deel van de vordering vraagt nader onderzoek een aanvullende standpuntwisseling, en levert daardoor een onevenredige belasting van het strafgeding op. Dit deel van de vordering kan nog wel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
-
De vordering van [slachtoffer 21] zal de rechtbank toewijzen tot een bedrag van € 126,75,--. Dit betreft het bedrag dat aan verdachte is betaald voor het niet geleverde product. Het meer gevorderde zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren, omdat de rechtbank van oordeel is dat dit deel van de vordering, namelijk de aankoop van een nieuwe airfryer, niet in zodanig verband staat met het bewezenverklaarde dat het als rechtstreeks daaruit voortvloeiende schade kan worden aangemerkt. Dit deel van de vordering kan eventueel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Parketnummer 01-111918-24
- De vordering van [slachtoffer 8] zal de rechtbank toewijzen tot een bedrag van € 116,75,--. Dit betreft het bedrag dat aan verdachte is betaald voor het niet geleverde product. Het meer gevorderde zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren, omdat de rechtbank van oordeel is dat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De schadevergoedingsmaatregel De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr. opleggen, aangezien verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die is toegebracht. Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met het aantal dagen gijzeling dat blijkt uit het dictum van dit vonnis, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Toepasselijke wetsartikelen De beslissing is gegrond op de artikelen: 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 326, 326e en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht. DE UITSPRAAK
De rechtbank:
-
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging voor de primair ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 01-317594-23 ten aanzien van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 7] ;
-
verklaart niet bewezen dat verdachte de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 01-317594-23 ten aanzien van aangever [slachtoffer 4] heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
-
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
-
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van 01-111918-24 feit 1: een gewoonte maken van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen, met het oogmerk om zonder volledige levering zich van de betaling van die goederen te verzekeren;
Ten aanzien van 01-111918-24 feit 2: eenvoudig witwassen;
Ten aanzien van 01-317594-23, primair (met uitzondering van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 7] ): een gewoonte maken van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen, met het oogmerk om zonder volledige levering zich van de betaling van die goederen te verzekeren;
Ten aanzien van 01-317594-23, subsidiair (ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 7] ): oplichting, meermalen gepleegd.
-
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
-
legt op de volgende straffen en maatregelen:
Ten aanzien van 01-111918-24 feit 1, feit 2, 01-317594-23 primair, subsidiair:
Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Als algemene voorwaarde geldt dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Ten aanzien van 01-111918-24 feit 1, feit 2, 01-317594-23 primair, subsidiair:
Een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
Benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen
Parketnummer 01-111918-24
[slachtoffer 11]
-
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 11] van € 406,35 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
-
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 11] , € 406,35 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
bepaalt dat bij niet betaling 16 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
-
bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
[slachtoffer 8]
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe
en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 8] van € 116,75 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
-
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
-
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 8] , € 116,75 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
bepaalt dat bij niet betaling 4 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
-
bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
[slachtoffer 9]
-
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 9] van € 106,95 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
-
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 9] , € 106,95 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
bepaalt dat bij niet betaling 4 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
-
bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
[slachtoffer 10]
-
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 10] van € 125,95 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
-
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 10] , € 125,95 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
bepaalt dat bij niet betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
-
bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Parketnummer 01-317594-23
[slachtoffer 18]
-
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 18] van € 182,25 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
-
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 18] , € 182,25 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
bepaalt dat bij niet betaling 7 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
-
bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
[slachtoffer 1]
-
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 400,-- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
-
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , € 400,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
bepaalt dat bij niet betaling 16 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
-
bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
[slachtoffer 19]
-
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 19] van € 430,-- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
-
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 19] , € 430,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
bepaalt dat bij niet betaling 17 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
-
bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
[slachtoffer 7]
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe
en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] van € 1320,-- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
-
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
-
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7] , € 1320,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
bepaalt dat bij niet betaling 52 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
-
bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
[slachtoffer 5]
-
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] van € 75,-- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
-
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] , € 75,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
bepaalt dat bij niet betaling 3 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
-
bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
[slachtoffer 17]
-
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 17] van € 130,40 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
-
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 17] , € 130,40 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
bepaalt dat bij niet betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
-
bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
[slachtoffer 3]
-
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 65,-- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
-
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , € 65,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
bepaalt dat bij niet betaling 2 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
-
bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
[slachtoffer 21]
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe
en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 21] van € 126,75 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
-
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
-
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 21] , € 126,75 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
bepaalt dat bij niet betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
-
bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
[slachtoffer 20]
-
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 20] van € 40,-- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
-
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 20] , € 40,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
-
bepaalt dat bij niet betaling 1 dag gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
-
bepaalt dat verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door: mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter, mr. W.A.F. Damen en mr. C.F.N. van Schaijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Durmuş, griffier, en is uitgesproken op 22 augustus 2025.