ECLI:NL:RBAMS:2025:5858 - Rechtbank Amsterdam - 8 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
vonnis
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/130745-25
Datum uitspraak: 8 augustus 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudig kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970, ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [adres] , nu gedetineerd [detentie adres] .
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B. Grünfeld, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J. van Weers, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
2 Tenlastelegging
Aan verdachte is – kort samengevat – tenlastegelegd dat hij zich telkens op 27 april in 2025 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
3 Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 Waardering van het bewijs
4.1. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. Verdachte heeft, met uitzondering van het onder 1 tenlastegelegde, een bekennende verklaring afgelegd. Het proces-verbaal van bevindingen, waarin wordt beschreven dat het wapen wordt gevonden en het onderzoek ten aanzien van het wapen en de munitie worden ondersteund door deze bekennende verklaring. Ondanks dat verdachte de tenlastegelegde bedreiging ontkent, kan ook dit feit worden bewezen. De aangifte wordt ondersteund door de 112-melding van de dochter van aangeefster, de WhatsApp-berichten tussen verdachte en aangeefster en de verklaring bij de politie dat verdachte hetgeen hem ten laste wordt gelegd misschien wel heeft gezegd in een kwade bui. Er is geen ondersteunend bewijs voor de gedraging dat verdachte met een hamer tegen het raam heeft geslagen en daarom dient hij daarvoor partieel vrij te worden gesproken.
4.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de onder 1 tenlastegelegde bedreiging vrijspraak bepleit, wegens het ontbreken van ondersteunend bewijs naast de aangifte. Daarnaast heeft aangeefster niet de vrees gehad dat verdachte daadwerkelijk een wapen ging halen. De raadsman heeft geen (bewijs)verweer gevoerd ten aanzien van het onder 2 en onder 3 tenlastegelegde.
4.3. Oordeel van de rechtbank
4.3.1. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde De rechtbank acht bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft gepleegd en overweegt daartoe als volgt.
Aangeefster heeft – kort samengevat – verklaard dat verdachte weer is begonnen met het gebruik van alcohol en drugs en dat hij door deze combinatie zeer agressief wordt. Op 27 april 2025 was verdachte wederom agressief en buiten in de tuin aan het schreeuwen. Verdachte heeft het volgende naar haar geschreeuwd: “ik schiet jouw dochter in de kop en jou ook. Kankerhoer dat jij bent, jij gaat het zien”. Aangeefster is daarop samen met verdachte naar binnen gegaan. Verdachte begon met spullen te gooien en is weer naar buiten gerend. Aangeefster heeft toen de achterdeur op slot gedraaid. Verdachte is met een hamer in zijn hand via de voordeur weer binnengekomen. Hierop is aangeefster via de achterdeur huilend naar de buurman gegaan.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat er wel een woordenwisseling is geweest, maar dat hij naar zijn weten de tenlastegelegde woorden niet heeft gezegd en dat hij niet op het raam heeft geslagen. Bij de politie heeft verdachte bij eerste confrontatie het volgende verklaard: “poh misschien heb ik het wel gezegd, uit een kwade bui. (…) Er is een verschil tussen woorden en daden. Ik ben het eigenlijk allang weer vergeten, lachwekkend.”
In het dossier zitten verschillende WhatsApp-berichten waarin door verdachte zeer heftige uitlatingen worden gedaan, waaronder: “Welke is je jamker vriendje ik snij m open also een varken vd slacht waar je bij staat”. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij dit soort berichten stuurt door drugsgebruik en het feit dat hij daar paranoïde van wordt.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 26 april 2025 cocaïne heeft gebruikt en ook mogelijk in het begin van de dag van 27 april. Dit past bij de aangifte waarin aangeefster heeft verklaard dat hij onder invloed was en de uitslag van het bloedonderzoek waaruit blijkt dat verdachte 61 microgram cocaïne per liter bloed in zijn lichaam had.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte de tenlastegelegde uitlating “ik schiet jouw dochter in de kop en jou ook. Kankerhoer dat jij bent, jij gaat het zien” heeft gedaan. De verklaring van verdachte dat hij zulke woorden niet gebruikt, acht de rechtbank op basis van de WhatsApp-berichten niet aannemelijk. Net als de officier van justitie en de raadsman van verdachte ziet de rechtbank aanleiding verdachte partieel vrij te spreken van het met een hamer tegen het raam slaan. De aangifte wordt op dit punt niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel.
De rechtbank is van oordeel dat de bewoordingen naar hun aard en strekking en in de gegeven omstandigheden van dien aard zijn dat bij aangeefster in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van aangeefster met enig misdrijf tegen let leven gericht.
4.3.2. Ten aanzien van het onder 2 en onder 3 ten laste gelegde
Nu verdachte de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft bekend en door de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank baseert zich bij de bewezenverklaring op de redengevende feiten en omstandigheden vervat in de inhoud van:
4.4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.2. en in bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
op 27 april 2025 te Amstelveen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen “ik schiet jouw dochter in de kop en jou ook. Kankerhoer dat jij bent, jij gaat het zien”;
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
op 27 april 2025 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Metalurgica Bresciana, type I Bodeo mod B89, kaliber 10.4mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver, voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
op 27 april 2025 te Amsterdam munitie van categorie III onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten 50, Starline hulzen van het kaliber 44 Russian, .44 Smith and Wesson Russian voorhanden heeft gehad.
5 De strafbaarheid van de feiten en van verdachte
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.
6 Motivering van de straf
6.1. Strafeis van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren, zal worden opgelegd, met aftrek van voorarrest. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden opgelegd, met uitzondering van het locatieverbod en locatiegebod, en deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de eis van de officier van justitie te matigen en een (deels voorwaardelijke) taakstraf op te leggen in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Ten slotte heeft de raadsman verzocht om de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen met uitzondering van het locatieverbod en locatiegebod en deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.3. Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
6.3.1. Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn partner. Hij heeft [slachtoffer] , en ook indirect haar dochter, met de dood bedreigd. Dit rekent de rechtbank verdachte aan, temeer nu [slachtoffer] zich in een relatie juist veilig en geborgen zou moeten voelen. Daarnaast rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat hij een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden had (in de auto waarin hij reed) en daarmee daadwerkelijk gevolg had kunnen geven aan de bedreiging. Verdachte was op dat moment nog onder invloed van cocaïne, waarvan hij zelf aangegeven heeft paranoïde te worden. Het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens en munitie brengt in zijn algemeenheid al een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en versterkt bovendien in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid. Dat die risico’s zich ook realiseren blijkt uit de veelheid van geweldsincidenten waarbij vuurwapens zijn gebruikt.
6.3.2. Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 26 juni 2025, waaruit blijkt dat hij zich eerder schuldig heeft gemaakt aan bedreiging in de huiselijke sfeer.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 8 juli 2025, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker], reclasseringswerker bij Reclassering Inforsa. Hieruit blijkt – zakelijk weergegeven – dat sprake is van langdurige problemen in de relatie. Het gebruik van alcohol en drugs lijkt een rol te spelen in het tot stand komen van het huiselijk geweld. Verdachte en zijn partner hebben besloten om hun relatie te continueren en het voornemen geuit dat verdachte na detentie weer thuis zal komen wonen. Reclassering is van mening dat dit op korte termijn onwenselijk is, omdat het risico op herhaling onvoldoende kan worden ingeperkt. Reclassering heeft ingezet op een traject waarbij verdachte een periode niet thuis zal wonen zodat zowel verdachte als zijn partner andere handvatten aangeleerd kunnen krijgen m vervolgens weer samen te kunnen wonen. Daarnaast is er dan een periode waarin gekeken kan worden hoe verdachte na zijn vrijlating functioneert en of hij inderdaad in staat blijkt om te blijven functioneren zonder het gebruik van harddrugs. Aangezien beide partners contact willen met elkaar is ervoor gekozen om geen contactverbod te adviseren. Reclassering heeft daarom alleen gekozen voor een locatieverbod en een locatiegebod.
Reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en daarbij de volgende bijzondere voorwaarden te stellen: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, locatieverbod (met elektronische monitoring), locatiegebod (met elektronische monitoring), dagbesteding en meewerken aan middelencontrole. Daarbij wordt geadviseerd deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.3.3. Straf
De rechtbank neemt de oriëntatiepunten die de rechtbanken onderling hebben vastgelegd als uitgangspunt. Als uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in een openbare ruimte geldt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden. Voor bedreiging is het uitgangspunt een geldboete van € 350,- en voor het voorhanden hebben van munitie tot 50 stuks is het uitgangspunt een geldboete van € 150,- tot € 350,-. De rechtbank ziet de combinatie van bewezenverklaarde feiten, bedreiging tegen het leven gericht en het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijpassende munitie, als strafverzwarend.
Alles afwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbonden, met uitzonderdering van het locatiegebod en locatieverbod. De rechtbank acht deze voorwaarden, gelet op het feit dat verdachte en zijn partner na detentie van verdachte weer willen samenwonen, niet te handhaven .
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden De rechtbank zal verder bepalen dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn, nu ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat verdachte – zonder de juiste behandeling en begeleiding – opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat is gericht tegen, of gevaar oplevert voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
7 Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
De rechtbank zal beslissen dat de inbeslaggenomen voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien met betrekking tot deze voorwerpen, de bewezen geachte feiten 2 en 3 zijn begaan en die voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
8 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de 14a, 14b, 14c, 14e, 36b, 36c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie
9 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III; ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar,
Verklaart verdachte, **[verdachte] ,**daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot 5 (vijf) maanden, van deze gevangenisstraf niettenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- Meldplicht bij reclassering (na afspraak)
Veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
- Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering en veroordeelde laat zich, indien de reclassering dit wenselijk acht, behandelen door een zorgverlener, te bepalen door de reclassering, gericht op middelengebruik/verslavingsproblematiek. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
- Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
- Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde:
-
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
-
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beslag
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
Dit vonnis is gewezen door mr. E. van den Brink, voorzitter, mrs. H.E. Hoogendijk en D.G. Bertsch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.D. Hartman, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 augustus 2025.
[...]