ECLI:NL:RBAMS:2025:4638 - Rechtbank Amsterdam - 3 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
vonnis
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 81/060707-22
Datum uitspraak: 3 juli 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1958, wonende op het [adres] , hierna: [verdachte] .
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17, 20 en 25 maart 2025 en 1, 9, 10 en 14 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.O. van Driel, en van wat [verdachte] en zijn raadslieden, mrs. N.M. van Wersch en L. Schouten, naar voren hebben gebracht.
2 Tenlastelegging
Aan [verdachte] is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in Blaricum en/of Utrecht en/of Apeldoorn heeft schuldig gemaakt aan:
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
3 Waardering van het bewijs
3.1. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat [verdachte] bewust heeft deelgenomen aan btw-carrouselfraude en daaraan een actieve bijdrage heeft geleverd.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat [verdachte] moet worden vrijgesproken, omdat hij geen wetenschap had van de btw-carrouselfraude. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] geen kwaad opzet had op het onjuist indienen van de aangiften inkomstenbelasting.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
3.3.1. Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Naar aanleiding van de ontstane verdenking van btw-fraude en belastingontduiking is de FIOD een overzoek gestart met de naam Havana-Bakeliet.
Als verdachten in Nederland zijn, onder meer, aangemerkt: [verdachte] , [medeverdachte 1] en de onderneming [bedrijf 1] ( [bedrijf 1] ), [medeverdachte 2] en zijn eenmanszaak [bedrijf 2] ( [bedrijf 2] ), [medeverdachte 3] en zijn onderneming [bedrijf 3] .( [bedrijf 3] ), [medeverdachte 4] en zijn onderneming [bedrijf 4] ( [bedrijf 4] ).
De btw-carrouselfraude
[verdachte] en zijn medeverdachten hielden zich bezig met de handel in het doorgeleiden van internationale VoIP gesprekken (hierna: de handel in VoIP belminuten).
- De contra carrousellijn
Dit type handelslijn had als doel de te stelen btw-gelden in handen te brengen van de criminele organisatie.
- De carrousellijn of plofferlijn
Dit type handelslijn had als doel om de btw-afdrachtverplichting te laten verdwijnen. Om dit te bereiken werd de btw-afdrachtverplichting door middel van vermoedelijk voorgewende dienstverlening doorgeschoven naar een onderneming die geen administratie bijhield en de verschuldigde btw niet afdroeg: de ploffer.
In deze lijnen zaten verschillende ‘schakels’, dat wil zeggen ondernemingen die verschillende rollen vervulden.
Ploffer
Een ploffer is een onderneming die geen belasting afdraagt. Eén van de ondernemingen die in het dossier als ploffer naar voren komt is [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ). Uit gegevens van de Belastingdienst komt naar voren dat over het 2e kwartaal 2016 tot en met het 1e kwartaal 2017 en de maanden april 2017 tot en met december 2017 geen aangiften omzetbelasting door [bedrijf 1] zijn ingediend. Over het 1e kwartaal van 2017 is, ten onrechte, een nihilaangifte ingediend.
Buffer
Ter afscherming van de fraude werden zogenaamde bufferondernemingen gebruikt, die als schakels functioneerden om de handelsketen langer te maken.
Broker In zowel de carrousellijn/plofferlijn als in de contra carrousellijn bevond zich een onderneming die in het dossier wordt aangeduid als contra trader of balanced broker (hierna: broker). Brokers zijn de laatste binnenlandse schakels in de keten. De broker had in de contra carrousellijn een buitenlandse vennootschap als leverancier en een binnenlandse buffer als afnemer. Vanuit de buitenlandse vennootschap ontving de broker een factuur met 0% btw. Aan de binnenlandse afnemer stuurde de broker een factuur met 21% btw. Door deze positie in de contra carrousellijn kreeg de broker een btw-afdrachtverplichting. Per saldo moest de broker 21% aan btw aan de Belastingdienst afdragen. Dit werd door de criminele organisatie voorkomen door deze btw-afdrachtverplichting met een contratrade te verschuiven naar een ploffer.
Methode Hiervoor werd de carrousellijn/plofferlijn gebruikt. In deze carrousellijn leverde de broker belminuten aan een buitenlandse vennootschap en nam de belminuten af van een binnenlandse buffer. De buitenlandse vennootschap kreeg een factuur van de broker met 0% btw. De broker ontving zelf een factuur van de buffer met 21% btw.
Door de financiële omvang (de omzet) van de beide typen handelslijnen (de carrousellijn en de contra carrousellijn) op elkaar of te stemmen, werd de btw-positie van de broker naar nagenoeg nul gebracht.
De Amerikaanse onderneming [rechtspersoon 1] is in het onderzoek naar voren gekomen als de partij die de voor de btw-carrouselfraude benodigde (voor)financiering verschafte. [rechtspersoon 1] verschafte werkkapitaal aan kleinere telecommunicatie ondernemingen, die diensten leverden aan grotere telecommunicatie ondernemingen zoals [telecombedrijf] (hierna: [telecombedrijf] ).
Op basis van de facturen van alle entiteiten in de btw-carrousels, zou over het 4e kwartaal van 2016 $ 3.699.180,60 aan btw moeten zijn afdragen. Van dit bedrag is $ 3.676.259,54 niet afgedragen aan de Belastingdienst.
De wetenschap van [verdachte] van de btw-carrouselfraude
De handel in VoIP belminuten door de criminele organisatie verliep deels via het online trading platform [naam 1] . Door de FIOD wordt [naam 1] aangemerkt als ‘het vanuit Engeland opererende deel van de criminele organisatie’ dat zorgde voor de aansturing en uitvoerende organisatie van de btw-carrouselfraude.
[verdachte] werkte voor [naam 1] . De contactpersonen van [verdachte] bij [naam 1] waren [naam 2] (hierna: [naam 2] ) en [naam 3] (hierna: [naam 3] ). [verdachte] heeft verklaard dat hij een eerste ontmoeting had met [naam 2] bij het busstation in [plaats] . Voorafgaand aan de afspraak had [naam 2] hem gebeld onder een andere naam. Bij het busstation stelde hij zich voor als [naam 2] . Hij verontschuldigde zich toen voor het doorgeven van die andere naam met de opmerking “dat is hoe ik werk”.
[verdachte] heeft over [naam 3] verklaard dat hij op enig moment van [naam 3] haar naam niet meer mocht gebruiken. Er was een nieuw Skype profiel aangemaakt met de naam ‘ [naam 3] ’. [verdachte] heeft daarover verklaard dat hij het raar vond. Hij kreeg het gevoel dat [naam 3] niet meer als [naam 3] met [naam 1] in verband gebracht wilde worden.
Tussen 10 november 2016 en 23 mei 2017 heeft [verdachte] via chatberichten verschillende keren contact met [naam 2] en [naam 3] ( [naam 3] ). De chatberichten luiden onder meer als volgt:
[naam 2] 10-11-2016 [naam 4] who do you think is best number 2 for us?
[verdachte] 10-11-2016 You could temporarely use [medeverdachte 2][ [medeverdachte 2] ]
[verdachte] 10-11-2016 Than he earns some money
[naam 2] 10-11-2016 But he will be next to 1 and questions will be asked of
him
[verdachte] 10-11-2016 Let him work for it
[verdachte] 10-11-2016 to be a 2 he earns more
[naam 2] 10-11-2016 Just need [initialen 1] to find 1
[verdachte] 10-11-2016 I will look in my file too
[naam 2] 10-11-2016 [naam 4] download signal messenger on your phone
[naam 2] 10-11-2016 It is good service encrypted unlike Skype
[naam 2] 29-12-2016 We already have [bedrijf 2] n easy
[naam 2] 29-12-2016 There is no comp behind [bedrijf 2] easy
[naam 2] 29-12-2016 Without this there is nothing in Holland
[verdachte] 29-12-2016 I am talking to [bedrijf 7] , who owns [naam bedrijf 1]
in Holland and [naam 5] who owns [naam bedrijf 2] in Holland
[naam 2] 29-12-2016 These are other end [naam 4] your not understanding it,
you will still need [initialen 1] type companies for other side you
get it?
[verdachte] 29-12-2016 I know
[naam 3] 31-01-2017 from feb 1st we need another number 1 and number 2
[naam 3] 31-01-2017 instead of [initialen 2] and [bedrijf 1]
[verdachte] 31-01-2017 I know another number 1, but they are in the Ukraine
but has Company in Germany, Greece and Holland
[naam 3] 31-01-2017 If they have company and bank in holland its good
[naam 3] 07-02-2017 we need n1,2,or 3 in portugal
[naam 3] 07-02-2017 do u hve companies already
[verdachte] 07-02-2017 [naam 2] told me he has. [naam bedrijf 3] is 1 of them
[verdachte] 07-02-2017 [naam 2] told me this morning he has the 1,2,3
[verdachte] 23-05-2017 I asked her about the Dutch office
[naam 3] 23-05-2017 can they bill ibasis with vat?
[verdachte] 23-05-2017 She wrote that they are registered in The Netherlands
[verdachte] 23-05-2017 I will ask about VAT
[naam 3] 23-05-2017 as long as she can bill ibasis with VAT we are fine
Op 10 mei 2017 heeft [medeverdachte 1] onder meer de volgende chatberichten met [naam 3] doorgestuurd aan [verdachte] :
[medeverdachte 1] : Same structure as 1 to 3 or is there a difference?
[naam 3] : We have 2 3 etc
[naam 3] : We need one good telecommunication or general trading company with vat
[naam 3] : We have 3 as [bedrijf 2]
[naam 3] : 2 [naam bedrijf 4]
[naam 3] : And number 4 we need who earns .5 in the deal
[naam 3] : 1, 2, 3 only earn .25 and 4 earns .5 in the deal a good margin
[naam 3] : We lost our 4
MC: Does n5 bears the same risks as 123?
[naam 3] : N4 sits next to [bedrijf 3] and the get paid .5 that’s .25 on top line and .25 on
bottom line
MC: So you need a 1, 4 and 5 correct or just the 1 and 4
[naam 3] : Just 1 and 4
[naam 3] : 5 is [medeverdachte 3]
Op 18 februari 2018 stuurde [verdachte] het volgende bericht naar een andere betrokkene bij de handel in belminuten: ik moest me rustig houden, vanwege de IRS. Ik hield overal mijn mond over, maar ze jaagden achter [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2][ [medeverdachte 2] ] aan.
Het aandeel van [verdachte] in de criminele organisatie
[verdachte] heeft verklaard dat [naam 2] hem heeft gevraagd of hij Nederlandse bedrijven wilde benaderen voor zijn platform. [naam 2] heeft hem vervolgens een lijst met telecombedrijven gestuurd. [naam 2] wilde dat [verdachte] deze bedrijven zou introduceren bij [naam 1] . [naam 2] zei dat als [verdachte] bedrijven zou aanbrengen, hij hem in dienst zou nemen voor een mooi salaris. [verdachte] heeft toen een stuk of drie kennissen benaderd die zich hebben aangesloten op het platform van [naam 1] .
[verdachte] heeft verder verklaard dat hij, zonder medeweten van de directie, overeenkomsten van en informatie over [bedrijf 3] heeft gedeeld met [naam 2] . [naam 2] wilde vaak van hem weten of er verkeer was bij [bedrijf 3] , omdat hij geen verkeer zag op de switch van [naam 1] .
Daarnaast heeft [verdachte] op 6 februari 2017 aan [medeverdachte 1] het volgende gemaild:
Dear Mike,
As discussed to you last week, we need a correction at the [bedrijf 1] Invoice nr. 4. (…) We also need the following invoices for the period 24th to 28th January 2017
[bedrijf 1] ; 2797109 minutes to Siera Leone at $ 0,3727
[initialen 2] Holding: 2797109 minutes to Siera Leone at $ 0,3718
3.3.2. Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt voorop dat voor bewezenverklaring van deelneming aan een criminele organisatie moet worden vastgesteld dat sprake is geweest van een organisatie, dat die organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven en dat de verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen. In het bestanddeel ‘deelneming aan’ een organisatie als bedoeld in art. 140 lid 1 Sr ligt het opzet van de verdachte besloten. Redelijke wetsuitleg brengt volgens de Hoge Raad mee dat voordeelneming voldoende is dat de verdachte in zijn algemeenheid weet - in de zin van onvoorwaardelijk opzet - dat de organisatie tot oogmerk het plegen van misdrijven heeft.
De rechtbank stelt op grond van de feiten en omstandigheden die zijn genoemd onder 3.3.1. vast dat er een criminele organisatie is geweest, die het oogmerk heeft gehad op het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting.
[verdachte] wist ook dat deze criminele organisatie het oogmerk had op het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting. [verdachte] wist dat degenen met wie hij handelde aliassen gebruikten. Ondanks dat hij dat vreemd vond, is hij voor hen gaan werken. Vervolgens heeft [verdachte] chatberichten uitgewisseld over de posities die verschillende vennootschappen in de keten moesten of konden innemen. [verdachte] heeft desgevraagd op de zitting verklaard dat hij niet begreep wat de in de chats genoemde nummers betekenden. De rechtbank acht dit niet geloofwaardig. Uit de chatberichten volgt dat veelvuldig nummers worden toegekend aan de in de handelsketens betrokken ondernemingen en dat [verdachte] begreep wat hiermee werd bedoeld. De rechtbank leidt uit die berichten tevens af dat met de toegekende nummers wordt gedoeld op ploffers, (super)bufferondernemingen en brokers, dat met ‘ [initialen 1] type companies’ ploffers worden bedoeld en dat [verdachte] actief betrokken was bij het positioneren van dergelijke ondernemingen in de handelsketens. Ook volgt uit de chats dat het van belang was dat in de handelsketen een (bonafide) onderneming werd betrokken waaraan mét btw kon worden gefactureerd. De rechtbank leidt hieruit af dat [verdachte] zicht had op de handelsketens en welke rollen de verschillende schakels daarin vervulden, dat zij inwisselbaar waren en dat de marge die zij kregen afhankelijk was van hun positie in de keten. Het bericht van 18 februari 2018 dateert weliswaar van na de tenlastegelegde periode, maar de rechtbank leidt hieruit wel af dat [verdachte] wist dat hij betrokken was bij zaken waarover hij beter zijn mond kon houden.
[verdachte] heeft deelgenomen aan deze criminele organisatie door het aanbrengen van de ondernemingen [bedrijf 2] , [bedrijf 5] en [bedrijf 6] . Daarnaast heeft [verdachte] [medeverdachte 1] aangestuurd om facturen van [bedrijf 1] aan te passen en heeft hij informatie over [bedrijf 3] gedeeld met [naam 2] . Hij heeft ook veelvuldig via chatberichten overleg gehad met [naam 2] en [naam 3] ( [naam 3] ) over de inrichting en organisatie van de handelsketens ten behoeve van de btw-carousselfraude.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die gericht was op het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting.
3.3.3. Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2
[verdachte] heeft verklaard dat zijn vader in 2013 een bankrekening voor hem heeft geopend in België en dat het geld van de erfenis van zijn vader daarop is gestort. Ook heeft hij enkele malen inkomsten uit de telecomindustrie op deze rekening ontvangen.
De FIOD heeft onderzoek gedaan naar de stukken die zijn verstrekt door [accountantskantoor] , de accountant van [verdachte] . Uit de stukken en bijbehorende correspondentie over de jaren 2013 tot en met 2017 is geen enkele verwijzing naar voren gekomen over het bestaan van de Belgische bankrekening.
[verdachte] heeft de saldi op deze bankrekening en de daarop genoten inkomsten niet doorgegeven aan zijn accountant en de Belastingdienst. [verdachte] was zelf verantwoordelijk voor het juist opgeven van zijn inkomsten. Door deze inkomsten niet in te vullen op het aangifteformulier, terwijl hij wist dat dit wel moest, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] opzettelijk onjuiste aangiften heeft gedaan als gevolg waarvan te weinig belasting zou worden geheven. Niet is gebleken dat [verdachte] ten aanzien van dit feit heeft samengewerkt met iemand anders, zodat hij van het medeplegen zal worden vrijgesproken.
4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 1: in de periode van 1 september 2016 tot en met 6 juni 2017 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van:
-
natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en andere natuurlijke personen, en
-
rechtspersonen, te weten de [rechtspersoon 1] , [rechtspersoon 2] en andere rechtspersonen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van bij de belastingwet voorziene aangiften omzetbelasting, als bedoeld in artikel 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Ten aanzien van feit 2: op tijdstippen in de periode van 27 maart 2017 tot en met 26 april 2018 in Nederland, opzettelijk bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de inkomstenbelasting, ten name van [verdachte] , over;
-
het jaar 2016, en
-
het jaar 2017,
telkens onjuist heeft gedaan, door telkens op de ingediende aangiften inkomstenbelasting een onjuist bedrag aan belastbaar inkomen en uit sparen en beleggen op te geven, terwijl die feiten ertoe strekten dat te weinig belasting wordt geheven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6 De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7 Motivering van de straffen en maatregelen
7.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2,5 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
7.2. Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de oplegging van een eventuele straf rekening te houden met de beperkte rol die [verdachte] in het geheel heeft gehad. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] en de overschrijding van de redelijke termijn. De verdediging heeft daarom verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan [verdachte] op te leggen.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten [verdachte] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het doen van valse aangiften omzetbelasting. Ook heeft hij opzettelijk onjuiste aangiften inkomstenbelasting gedaan. De criminele organisatie is betrokken geweest bij omvangrijke btw-carrouselfraude in Nederland. Als gevolg van de btw-fraude is te weinig btw afgedragen. Het belastingnadeel dat is veroorzaakt door de btw-carrouselfraude in het onderhavige onderzoek bedraagt vermoedelijk meer dan € 7.700.000. Hierdoor is niet alleen de Belastingdienst, maar feitelijk de hele samenleving benadeeld.
Uit het dossier is niet gebleken dat [verdachte] zelf aanzienlijk heeft geprofiteerd van de gepleegde btw-fraude. Zijn rol in de gehele btw-carrouselfraude was relatief klein. Wel neemt de rechtbank het [verdachte] in het bijzonder kwalijk dat hij andere (rechts)personen heeft geworven en op die wijze heeft betrokken in de fraude.
De rechtbank komt tot het oordeel dat voor de rol die [verdachte] in dit geheel heeft gespeeld in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
Redelijke termijn De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn voor de behandeling van strafzaken als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. De redelijke termijn vangt aan vanaf het moment dat ten aanzien van een verdachte een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem voor een bepaald strafbaar feit strafvervolging zou worden ingesteld. In dit geval oordeelt de rechtbank dat deze handeling is verricht op het moment dat de FIOD [verdachte] heeft aangehouden. Dat was op 5 november 2018. Wanneer geen sprake is van bijzondere omstandigheden geldt als uitgangspunt dat de redelijke termijn tussen de aanvang daarvan en het wijzen van een vonnis in eerste aanleg, twee jaar duurt. De rechtbank ziet in onderhavige zaak geen aanleiding om te oordelen dat de redelijke termijn langer zou moeten zijn. Weliswaar is veel onderzoek verricht, maar het meeste van dat onderzoek had al plaatsgevonden voor de aanhouding en dus voor aanvang van de redelijke termijn. Nu in juli 2025, ongeveer 5,5 jaar na aanvang van de redelijke termijn, vonnis wordt gewezen, is de redelijke termijn met drie en een half jaar overschreden. De rechtbank compenseert [verdachte] voor deze overschrijding door aan hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zoals in een dergelijke zaak voor de hand zou liggen, maar in plaats daarvan een onvoorwaardelijke taakstraf.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf van 200 uren opleggen. Om verdachte er in de toekomst van te weerhouden om wederom strafbare feiten te begaan, zal tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden worden opgelegd.
8 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
9 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
Ten aanzien van feit 2: het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 200 (tweehonderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 (honderd) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mrs. J.M.R. Vastenburg en A.A. Fase, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Buiskool, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 juli 2025.
[...]
In de voetnoten wordt, tenzij anders vermeld, steeds verwezen naar bewijsmiddelen in het dossier, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld gaat het hierbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ZD-002-01 Havana zaaksdossier criminele organisatie, p. 16.
ZD-002-01 Havana zaaksdossier criminele organisatie, p. 17.
6-OPV-1 Overzichtsproces-verbaal inzake [bedrijf 1] en [bestuurder] p. 4.
6-OPV-1 Overzichtsproces-verbaal inzake [bedrijf 1] en [bestuurder] p. 10
6-OPV-1 Overzichtsproces-verbaal inzake [bedrijf 1] en [bestuurder] p. 5.
ZD-002-01 Havana zaaksdossier criminele organisatie, p. 18.
ZD-002-01 Havana zaakdossier criminele organisatie, p. 20.
ZD-002-01 Havana zaaksdossier criminele organisatie, p. 19.
ZD-002-01 Havana zaaksdossier criminele organisatie, p. 22.
ZD-002-01 Havana zaaksdossier criminele organisatie, p. 23.
Requisitoir d.d. 31 maart 2025, p. 9.
AMB-257, p.1.
AMB-257, p.2.
AMB-201, p 2.
Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 5 november 2018, p. 2.
Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 6 november 2018, p. 18.
Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 9 januari 2019, p. 3.
Prcoes-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 9 januari 2019, p. 4
AMB-167, p.3.
AMB 167, p.5.
DOC-878, p. 6.
DOC-879, p.1.
DOC-879, p. 4.
AMB 136, p. 7 en 8.
AMB-169, p. 16.
Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 5 november 2018, p. 2.
Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 5 november 2018, p. 12.
Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 9 januari 2019, p. 35 en 36.
De verklaring van verdachte op de zitting van 17 maart 2025.
DOC-561, p. 27.
HR 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:969.
Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 9 januari 2019, p. 16 en p. 17.
DOC-1054, p. 7 en DOC-1055, p. 7.
ZD-001-01, p. 123 en DOC-1054, DOC-1055 en DOC-1056, rubrieken 2-27
DOC-1080, DOC-1080A en DOC-1080B
AMB-217, p.6.