Arrest inhoud

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-002555-23

Uitspraak d.d.: 28 augustus 2025

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 10 mei 2023 met parketnummer 18-300504-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum] 1986, wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 augustus 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw, mr. D.A.J. Spierings, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 10 mei 2023, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van de onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken. Ten aanzien van het beslag heeft de politierechter de teruggave van de poloshirts, messen, paardenspullen, fles appelazijn en plantenspuit aan de rechthebbenden gelast. Verder heeft de politierechter de jassen, bigshopper en pedaalemmerzakken verbeurdverklaard.

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen. De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

  1. primairzij op of omstreeks 22 april 2022 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid messen van het merk Robert Herder, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan het winkelbedrijf [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

  2. subsidiairzij op of omstreeks 22 april 2022 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid messen van het merk Robert Herder, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en haar mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

  3. primairzij in of omstreeks de periode van 19 tot en met 22 april 2022 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid polo-shirts van het merk NZA Zealand Auckland, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan het winkelbedrijf [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

  4. subsidiairzij op of omstreeks 22 april 2022, te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid polo-shirts van het merk NZA Zealand Auckland, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en haar mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

  5. primairzij in of omstreeks de periode van 18 tot en met 22 april 2022 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid polo-shirts van het merk PME, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan het winkelbedrijf [bedrijf 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

  6. subsidiairzij op of omstreeks 22 april 2022 te [plaats 1] , gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid polo-shirts van het merk PME, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en haar mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

Standpunt van de verdediging De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging wegens een opeenstapeling van ernstige vormverzuimen die het recht op een eerlijk proces hebben geschonden. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de staandehouding van verdachte onrechtmatig is geweest, nu die berustte op processen-verbaal waarin onjuiste gegevens zijn opgenomen omtrent de tenaamgestelde van het voertuig, terwijl geen sprake was van een deugdelijk signalement of een redelijk vermoeden van schuld. Voorts is volgens de raadsvrouw de vrijheidsbeneming van verdachte onrechtmatig geweest, omdat een bevel tot inverzekeringstelling ontbrak en in strijd met de wettelijke bepalingen een proces-verbaal is opgemaakt waarin foutief is vermeld dat zij geen verklaring wenste af te leggen. Daarnaast heeft de raadsvrouw gesteld dat de politie zonder rechtsgrond foto’s van verdachte en medeverdachte via WhatsApp heeft verspreid, hetgeen een ongerechtvaardigde inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer oplevert. Ten slotte heeft zij betoogd dat de doorzoeking van de auto onrechtmatig heeft plaatsgevonden, nu geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld, noch van een rechtsgeldige toestemming, terwijl bovendien de cautieplicht is geschonden. Deze opeenstapeling van verzuimen levert volgens de raadsvrouw een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde op, zodat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft zij bepleit dat het bewijs dat uit deze onrechtmatige handelingen is verkregen van het bewijs dient te worden uitgesloten.

Standpunt van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging, omdat de inverzekeringstelling weliswaar kwalijke vormverzuimen bevatte, maar deze verzuimen geen grove schending van de rechten van verdachte opleverden en het recht op een eerlijk proces niet in het geding bracht. Daarnaast stelt de advocaat-generaal dat de aanhouding rechtmatig was, gelet op de melding van de ruitersportwinkel, de zichtbare goederen met prijskaartjes en de geprepareerde jassen in de auto. De vergissing in de tenaamstelling van het voertuig doet hier niet aan af, nu [naam 1] daadwerkelijk antecedenten voor diefstal had. Bij de strafoplegging dient rekening te worden gehouden met het vormverzuim.

Juridisch kader Het hof stelt voorop dat ambtenaren belast met opsporing en het openbaar ministerie bij hun werkzaamheden dienen te handelen binnen de grenzen van de beginselen van een behoorlijke procesorde en het recht van de verdachte op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM.[1] Slechts in uitzonderlijke gevallen kan een ernstig vormverzuim leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie.

Van niet-ontvankelijkverklaring kan alleen sprake zijn in het geval dat een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is gemaakt dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Het moet dan gaan om een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd. Daarbij moet die inbreuk het verstrekkende oordeel kunnen dragen dat – in de bewoordingen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens – “the proceedings as a whole were not fair”.

Van bewijsuitsluiting kan sprake zijn als het uitsluiten van bepaalde resultaten van het opsporingsonderzoek van het gebruik voor het bewijs, noodzakelijk is om een schending van artikel 6 EVRM te voorkomen. Daarnaast kan van bewijsuitsluiting sprake zijn in gevallen waarin sprake is van een vormverzuim waarbij het recht van de verdachte op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM niet (rechtstreeks) aan de orde is, maar waarbij het gaat om de schending van een ander strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel. In die gevallen geldt als belangrijk uitgangspunt dat de omstandigheid dat de verkrijging van onderzoeksresultaten gepaard is gegaan met een vormverzuim dat betrekking heeft op een ander strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel dan het recht op een eerlijk proces, niet eraan in de weg staat dat die resultaten voor het bewijs van het tenlastegelegde feit worden gebruikt. Is echter sprake van een ernstige schending van een strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel, dan kan onder omstandigheden toepassing van bewijsuitsluiting noodzakelijk worden geacht als rechtsstatelijke waarborg en als middel om met de opsporing en vervolging belaste ambtenaren te weerhouden van onrechtmatig optreden en daarmee als middel om te voorkomen dat vergelijkbare vormverzuimen in de toekomst zullen plaatsvinden. Of daartoe grond bestaat, beoordeelt de rechter aan de hand van de in artikel 359a lid 2 Sv genoemde beoordelingsfactoren en met inachtneming van het uitgangspunt van subsidiariteit. In het bijzonder dient de rechter te beoordelen of het vormverzuim zodanig ernstig is dat niet met strafvermindering kan worden volstaan, maar bewijsuitsluiting gerechtvaardigd is. Daarbij moet acht worden geslagen op de negatieve effecten die aan bewijsuitsluiting zijn verbonden, gelet op de zwaarwegende belangen van waarheidsvinding, van de vervolging en berechting van (mogelijk zeer ernstige) strafbare feiten, en in voorkomend geval van de rechten van slachtoffers. Voor het bepalen van de ernst van het vormverzuim kan mede betekenis toekomen aan het verwijt dat aan politie en justitie kan worden gemaakt en aan de omstandigheid dat een vormverzuim zich bij herhaling blijkt voor te doen, maar ook aan de omstandigheid dat door politie en justitie al maatregelen zijn getroffen om (verdere) herhaling tegen te gaan.

Los van de hiervoor genoemde gevallen waarin bewijsuitsluiting als rechtsgevolg kan worden verbonden aan een vormverzuim, is er grond voor bewijsuitsluiting indien zich onregelmatigheden hebben voorgedaan die de betrouwbaarheid en accuraatheid van onderzoeksresultaten wezenlijk hebben aangetast. In dat geval berust bewijsuitsluiting niet op de toepassing van artikel 359a Sv, maar vloeit die uitsluiting rechtstreeks voort uit de regel dat de rechter bij de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde kan worden bewezen verklaard, alleen dat bewijsmateriaal gebruikt dat hij betrouwbaar en bruikbaar vindt.

Het enkele feit dat sprake is van een vormverzuim brengt dus niet automatisch met zich mee dat bewijs wordt uitgesloten of dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard.

Oordeel van het hof Het hof zal de afzonderlijke verweren in het licht van voornoemd kader beoordelen.

Redelijk vermoeden van schuld en staandehouding Het hof stelt vast dat verbalisant [verbalisant 1] (verder: [verbalisant 1] ) op 22 april 2022 omstreeks 12:07 uur een melding van de meldkamer ontving dat twee personen in de ruitersportwinkel te [plaats 1] eerder betrokken zouden zijn geweest bij diefstal en dat zij mogelijk opnieuw goederen zouden hebben weggenomen, daarbij gebruikmakend van geprepareerde jassen. Van de meldkamer ontving zij een signalement van de betrokken personen en de kleur van het vermoedelijke voertuig. Kort daarop zag zij een blauwe auto, overeenkomend met het door de meldkamer doorgegeven signalement, uit de richting van [plaats 1] rijden. Het kenteken van deze auto werd doorgegeven aan de meldkamer en daarop werd [verbalisant 1] meegedeeld dat de tenaamgestelde uit [plaats 3] kwam en dat hij antecedenten had op het gebied van vermogenscriminaliteit. Hierop heeft [verbalisant 1] een stopteken gegeven, waaraan werd voldaan. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (verder: [medeverdachte] ) stapten uit de betreffende auto en konden zich op dat moment niet legitimeren.

Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering voor een staande houding vereist is dat sprake is van een naar objectieve maatstaven redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit. Dit vermoeden kan zowel betrekking hebben op de omstandigheid dat een strafbaar feit heeft plaatsgevonden, als op de betrokkenheid van een persoon daarbij.

Gelet op de informatie waarover [verbalisant 1] ten tijde van de staande houding beschikte, te weten de melding van de ruitersportwinkel, het verstrekte signalement, de kleur van het voertuig en de antecedenten van de tenaamgestelde van de auto, bestond naar het oordeel van het hof naar objectieve maatstaven een voldoende redelijk vermoeden van schuld. Dat de melding van de winkel en de gegevens over de tenaamgestelde die [verbalisant 1] van de meldkamer kreeg achteraf onjuistheden bleek te bevatten, doet daar niet aan af, nu [verbalisant 1] mocht afgaan op de op dat moment beschikbare informatie. Het hof acht de staandehouding rechtmatig en verwerpt het verweer.

Onderzoek in en aan de auto Over de rechtmatigheid van de doorzoeking van de auto overweegt het hof als volgt. Uit het proces-verbaal van [verbalisant 1] blijkt dat zij na de staandehouding aan medeverdachte [medeverdachte] heeft gevraagd of zij in de auto mocht kijken. De vraag is of daarbij sprake is geweest van zoekend rondkijken of van een doorzoeking. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof zelf bevestigd dat zij en [medeverdachte] de verbalisanten toestemming hebben gegeven om in de auto te kijken en verdachte verklaarde daarbij expliciet dat zij niets te verbergen heeft. Verdachte heeft zelf de achterklep van de kofferbak geopend. [verbalisant 1] heeft daarna nogmaals gevraagd of zij in de auto mocht kijken, waarop verdachte wederom toestemming heeft gegeven. [verbalisant 1] zag op de achterbank van de auto twee bigshoppers, met daarin poloshirts voorzien van prijskaartjes en verpakkingsmateriaal. Ook lag op de achterbank een lange zwarte jas die overeenkwam met het eerder doorgegeven signalement. Na toestemming van verdachte werd deze jas bekeken, waarbij bleek dat de binnenzijde volledig was opengescheurd. Op de bijrijdersstoel lag een tweede jas van verdachte, eveneens voorzien van dergelijke scheuren. In het portier werden verder messen aangetroffen die zich nog in de verpakking bevonden en voorzien waren van prijsstickers. [verbalisant 1] zag dezelfde messen liggen in de bigshopper waar ook de poloshirts in zaten. In de tussentijd kreeg [verbalisant 1] te horen dat uit de winkel waarover melding was gedaan geen goederen waren weggenomen.

Het hof stelt vast dat deze bevindingen zijn gedaan bij gelegenheid van een onderzoek dat met instemming van de inzittenden heeft plaatsgevonden. Daarbij is slechts sprake geweest van zoekend rondkijken en niet van een doorzoeking waarvoor eventueel een aanvullende toestemming vereist zou zijn geweest. Het betoog dat voor dit onderzoek toestemming van de hulpofficier van justitie was vereist, vindt dus geen steun in het recht.

Het hof is van oordeel dat het onderzoek aan het voertuig rechtmatig heeft plaatsgevonden en verwerpt het verweer.

Verspreiden van foto’s De raadsvrouw heeft betoogd dat de politie de privacy van haar cliënten onherstelbaar heeft geschonden. Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim. Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 6 juni 2022 zonder toestemming van de officier van justitie delen van foto’s van haar cliënten via WhatsApp naar aangever [aangever 1] gestuurd (pagina 210 van het dossier). Die handeling is geen geringe inbreuk op de privacy van haar cliënten, zodat artikel 3 van de Politiewet daartoe geen wettelijke basis vormt. Er is sprake van schending van het recht op een eerlijk proces.

Het hof overweegt dat de Hoge Raad in zijn vaste jurisprudentie eisen stelt aan de wijze waarop de verdediging een verweer ex artikel 359a Sv voert, wil de rechter gehouden zijn om daarop gemotiveerd te reageren[2]). De Hoge Raad overwoog onder meer:

3.5. Indien binnen bovenstaande grenzen sprake is van een vormverzuim en de rechtsgevolgen daarvan niet uit de wet blijken, moet de rechter beoordelen of aan dat vormverzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt. Daarbij dient hij rekening te houden met de in het tweede lid van art. 359a Sv genoemde factoren. Het rechtsgevolg zal immers door deze factoren moeten worden gerechtvaardigd. De eerste factor is "het belang dat het geschonden voorschrift dient". De tweede factor is "de ernst van het verzuim". Bij de beoordeling daarvan zijn de omstandigheden van belang waaronder het verzuim is begaan. Daarbij kan ook de mate van verwijtbaarheid van het verzuim een rol spelen. De derde factor is "het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt". Bij de beoordeling daarvan is onder meer van belang of en in hoeverre de verdachte door het verzuim daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad. En:

3.7. Het vorenoverwogene brengt mee dat een beslissing tot toepassing van een rechtsgevolg als bedoeld in art. 359a Sv dient te worden genomen en gemotiveerd aan de hand van de hiervoor onder 3.5 besproken factoren die in het tweede lid van het artikel zijn genoemd. Met het oog daarop mag van de verdediging die een beroep doet op schending van een vormverzuim als bedoeld in art. 359a Sv, worden verlangd dat duidelijk en gemotiveerd aan de hand van die factoren wordt aangegeven tot welk in art. 359a Sv omschreven rechtsgevolg dit dient te leiden. Alleen op een zodanig verweer is de rechter gehouden een met redenen omklede beslissing te geven. Voorts brengt het hiervoor overwogene mee dat de rechter een onderzoek naar de juistheid van de feitelijke grondslag van het verweer achterwege kan laten op grond van zijn in zijn beslissing tot uitdrukking gebrachte oordeel dat het desbetreffende verweer in verband met hetgeen daartoe is aangevoerd niet kan leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging, tot bewijsuitsluiting of tot strafvermindering dan wel dat het verweer - ware het gegrond - slechts zou kunnen leiden tot de enkele vaststelling dat een onherstelbaar vormverzuim is begaan. Daarbij verdient nog opmerking dat indien materiaal ten aanzien waarvan een beroep is gedaan op bewijsuitsluiting, door de rechter niet voor het bewijs wordt gebezigd, de verdachte geen belang heeft bij een bespreking van zijn tot bewijsuitsluiting strekkende verweer.

Het hof stelt vast dat het betoog van de raadsvrouw voor wat betreft dit onderdeel van haar pleidooi niet aan de voornoemde eisen voldoet. De raadsvrouw heeft de hiervoor in rechtsoverweging 3.5. genoemde factoren onvoldoende in haar verweer betrokken. Als al sprake is geweest van een vormverzuim en de politie daarbij het recht op privacy van verdachten heeft geschonden, betekent dat niet, of niet automatisch, dat zij daarmee het recht op een eerlijk proces van verdachten heeft geschonden. Uit het dossier blijkt niet welk nadeel de politie verder heeft veroorzaakt door de foto’s van verdachten naar aangever te sturen. De enkele mogelijkheid dat aangever de foto’s van verdachten verder zou hebben kunnen verspreiden, is niet zo’n nadeel. Dat zo’n herkenning voor de verdachten belastend bewijs oplevert evenmin. De niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging of bewijsuitsluiting van de herkenning door aangever van de verdachten vanwege een vormverzuim, is alleen daarom al geheel niet aan de orde. Het hof verwijst in dit verband naar wat het hierboven onder ‘Juridisch kader’ al overwoog.

Daar komt bij dat het hof het proces-verbaal waarin de bestreden herkenning staat gerelateerd, niet voor het bewijs zal gebruiken. Het betreft namelijk een sturende, enkelvoudige fotoconfrontatie, waarbij de verbalisant aangever zelfs mondeling nog van sturende informatie voorzag. Een aan de regels van de kunst voldoende meervoudige foto- of persoonsconfrontatie had in dit geval voor de hand gelegen. Het hof sluit dat proces-verbaal dus uit van het bewijs omdat het de herkenning onbetrouwbaar acht, niet omdat die onrechtmatig is verkregen. Het hof verwerpt het verweer.

Inverzekeringstelling Met betrekking tot de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling overweegt het hof als volgt. Uit het dossier blijkt dat verdachte op 22 april 2022 om 14:20 uur is voorgeleid in verband met haar aanhouding. Op 22 april 2022 om 14:23 uur is het bevel om verdachte op te houden voor onderzoek gegeven. Aan verdachte is nadien geen bevel tot inverzekeringstelling uitgereikt. De hulpofficier van justitie heeft daarover verklaard: Ik had ook nog de inverzekeringstelling van verdachten [medeverdachte] en [verdachte] om uit te voeren, gezien het noodzakelijk verder onderzoek in de zaak "heling" onder BVH-nummer PL0100_2022100070 (...) Ik kreeg vervolgens te maken met andere werkzaamheden die tussendoor kwamen, waardoor ik abusievelijk ben vergeten om de handeling betreffende het bespreken van de inverzekeringstelling en het uitreiken van kopieën bevel inverzekeringstelling uit te voeren. Verdachte is op 23 april 2022 om 14:12 uur in vrijheid gesteld.

Het voorgaande betekent dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 56a en 59 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering. Dat maakt naar het oordeel van het hof dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, zeker omdat het gaat om de vrijheidsbeneming van verdachte die met zorgvuldigheid en naleving van de wettelijke voorschriften moet worden geborgd.

Conclusie Het hof herhaalt het kader van de Hoge Raad dat niet iedere tekortkoming in het voorbereidend onderzoek leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging. De Hoge Raad heeft herhaaldelijk overwogen dat niet-ontvankelijkverklaring of bewijsuitsluiting slechts in hoogst uitzonderlijke gevallen aan de orde is, namelijk wanneer door ernstige schendingen van de beginselen van een behoorlijke procesorde aan het recht van de verdachte op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM is tekortgedaan. Het enkele feit dat sprake zou zijn van vormverzuimen leidt op zich niet tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en evenmin tot bewijsuitsluiting.

Het hof overweegt dat het vaststaat dat het verblijf van verdachte op het politiebureau, na de afloop van de termijn van het ophouden voor onderzoek, onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Het uitblijven van een beslissing tot inverzekeringstelling vormt een onherstelbaar vormverzuim. Daarmee is naar het oordeel van het hof echter nog geen sprake van een grove veronachtzaming van de rechten van verdachte door het Openbaar Ministerie, waardoor een eerlijk proces niet meer mogelijk is. Wel is haar recht op vrijheid gedurende enige tijd geschonden. Dat is een schending van artikel 5 EVRM en niet van artikel 6 EVRM. Het hof stelt vast dat verdachte een eerlijk proces heeft gehad en concludeert dat het verzuim niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging, noch tot bewijsuitsluiting.

Ten slotte stelt het hof vast dat in de processen-verbaal van politie enkele onjuistheden zijn aangetroffen. Zo bleek achteraf dat de tenaamstelling van de auto stond op de vader van [medeverdachte] en niet op [medeverdachte] zelf.

Het hof is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de processen-verbaal bewust valselijk zijn opgemaakt en het enkele feit dat achteraf onjuistheden in de processen-verbaal blijken te staan, leidt dan ook niet tot de conclusie dat deze bewijsmiddelen op oneerlijke wijze tot stand zijn gekomen.

Nadere bewijsoverweging

Standpunt van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er wettig en overtuigend bewijs is voor de primair tenlastegelegde feiten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de goederen kort na de diefstal in de auto van verdachten zijn aangetroffen, dat aangevers de goederen hebben herkend en dat de verklaringen van met name verdachte over de herkomst van de goederen onvoldoende betrouwbaar zijn. Volgens de advocaat-generaal is niet onderbouwd of aannemelijk geworden dat verdachten de goederen via Marktplaats hebben gekocht. Voor zover het hof zou oordelen dat geen sprake is van diefstal, is er volgens hem in ieder geval sprake van heling, gelet op de aanwezigheid van prijskaartjes en de omstandigheden waaronder de goederen zijn aangetroffen.

Standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft ter terechtzitting van het hof bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan haar tenlastegelegde feiten, wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de aangetroffen goederen door verdachte via Marktplaats waren gekocht tegen een normale prijs en dat het ontbreken van bewijsstukken daarvan mede het gevolg is van de inbeslagname van haar telefoon. Verder heeft de raadsvrouw benadrukt dat er geen camerabeelden of herkenningen zijn, dat textielpinnen door meerdere winkels worden gebruikt en dat voor de betrokken winkels ( [bedrijf 2] , [bedrijf 3] en [bedrijf 1] ) geen directe koppeling met de goederen kan worden gelegd. Ten aanzien van de gestelde samenwerking tussen verdachte en medeverdachte heeft zij erop gewezen dat er geen verklaringen zijn over geprepareerde jassen en dat van een nauwe en bewuste samenwerking niet is gebleken. Volgens de raadsvrouw waren verdachten bovendien te goeder trouw en kan van heling geen sprake zijn.

Oordeel van het hof Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.

Op 22 april 2022 zijn in de auto waarin verdachte zich samen met haar medeverdachte bevond, diverse goederen aangetroffen. Uit de aangiften namens [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] volgt dat deze goederen afkomstig waren uit hun winkels. De aangiften bevatten gedetailleerde beschrijvingen die exact overeenkomen met de in de auto aangetroffen goederen.

Ten aanzien van de messen acht het hof van belang dat aangever [aangever 1] heeft verklaard dat het betreffende schap in zijn winkel op 21 april 2022 nog volledig was aangevuld. Nadat aangever [aangever 1] op 22 april 2022 door de politie werd gebeld, heeft hij geconstateerd dat hetzelfde schap redelijk leeg was. Aangever [aangever 1] heeft verklaard dat hij in de tussenliggende periode geen messen van het betreffende merk had verkocht. De messen moeten dus op 22 april in de ochtend zijn weggenomen. Verdachte is diezelfde dag omstreeks 12:37 uur aangehouden, terwijl de messen kort daarvoor in de auto zijn aangetroffen. Gelet op dit zeer korte tijdsverloop kan het naar het oordeel van het hof niet anders dan dat verdachte en [medeverdachte] deze messen hebben gestolen.

Het door verdachte en haar raadsvrouw geschetste alternatieve scenario dat de goederen als één partij via Marktplaats zouden zijn aangekocht, acht het hof ongeloofwaardig. Verdachte heeft verklaard dat zij de herkomst van de goederen niet met bonnen of andere bewijsstukken kan onderbouwen. Bij het hof heeft zij geen verklaring kunnen geven voor de wijze waarop de goederen waren verpakt of over de aankoopprijs. Zij kon niet verklaren of zij de shirts per stuk in plastic had verpakt met een naamsticker met cijfer erop of dat zij de shirts op deze manier verpakt heeft gekocht. Daarmee heeft verdachte geen redengevende, ontzenuwende verklaring gegeven voor het bezit van de gestolen goederen. Het alternatieve scenario strookt bovendien niet met het zeer korte tijdsbestek tussen het verdwijnen van de messen en het aantreffen daarvan in de auto, zeker nu verdachte aangeeft dat er eerder chatcontact met de beweerde verkoper is geweest en daarna nog belcontact, terwijl zij overigens niets hiervan (dus kennelijk ook niet het belcontact) aan agent [verbalisant 1] ter plekke kon tonen.

Dit oordeel van het hof ten aanzien van de messen heeft tevens betekenis voor de beoordeling van de overige aangetroffen goederen. Ook die zijn betrekkelijk kort tevoren uit de betrokken winkels weggenomen en zijn vervolgens bij verdachte en [medeverdachte] in de auto aangetroffen. Nu het hof vaststelt dat verdachte en [medeverdachte] de messen hebben gestolen, ziet het hof, mede gelet op de wijze van het samen aantreffen van de overige goederen en het ontbreken van een geloofwaardige verklaring voor de herkomst, ook ten aanzien van die feiten voldoende bewijs voor de diefstal door verdachte en [medeverdachte] .

Het hof acht voorts bewezen dat verdachte niet alleen heeft gehandeld. De verdachten zijn samen naar [plaats 1] gereden, de gestolen goederen zijn gezamenlijk in de auto van verdachte en [medeverdachte] aangetroffen en beide verdachten zijn diezelfde dag samen in de ruitersportwinkel geweest. Daaruit volgt dat [medeverdachte] bijvoorbeeld niet enkel als chauffeur is meegegaan. Het hof leidt hieruit af dat verdachte en [medeverdachte] in nauwe en bewuste samenwerking hebben gehandeld.

Het hof verwerpt daarmee de door de verdediging gevoerde verweren en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de haar tenlastegelegde diefstallen.

Bewijsmiddelen

  1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 april 2022, opgenomen op pagina 207 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022101852 d.d. 30 juni 2022, inhoudende als verklaring van [aangever 1] :

Ik doe aangifte van diefstal van een aantal messen. In de winkel [bedrijf 1] te [plaats 1] worden messen van het merk Robert Herder verkocht. Er worden twee soorten messen van dit merk verkocht, namelijk een met witte handvat en een met houten handvat. De messen die verkocht worden zitten in een plastic verpakking. De messen met een wit handvat heb ik voorzien van een prijssticker welke zich bevindt aan de achterzijde van de verpakking en de messen met een wit handvat heb ik voorzien van een prijssticker aan de voorkant van de verpakking. Al deze messen zijn geprijsd op 12,99 euro. Op 21 april 2022 was ik aanwezig in de winkel, het viel mij op dat het schap met de Robert Herder messen vol was. Nadat ik werd gebeld door de politie heb ik gekeken naar het schap van de messen en viel mij op dat waar de messen horen te liggen nu het schap redelijk leeg was. Ik weet dat ik in de tussenliggende periode van 21 april tot en met het moment van contact (het hof begrijpt: contact met de politie) op 22 april 2022 geen enkel mes van Robert Eerder heb verkocht. Hierdoor kan ik alleen maar constateren dat er meerdere messen zijn verdwenen. Na het telefoontje van de politie bedacht ik mij dat er op vrijdag 22 april 2022 omstreeks kwart voor 12 twee klanten in de winkel zijn geweest. Ik kan de volgende omschrijving geven: vrouw, ongeveer 35 jaar oud, zij droeg een bruin/zwarte trui met een zilveren pailletten afbeelding. De vrouw had lang donker en stijl haar dat zij droeg in een paardenstaart. Man, ongeveer 35 jaar oud, de manspersoon was mollig en had ook donker haar. Ik zag dat deze personen door de winkel liepen. Ik weet dat het mij opviel dat deze personen even bij het schap hebben gestaan van de messen van het merk Robert Herder. Dat ik messen mis dat is zeker. Ik verdenk het hierboven omschreven stel van het stelen van messen uit mijn winkel. Deze agent heeft mij middels WhatsApp een foto gestuurd van een aantal verpakkingen met prijsstickertjes. Ik herken deze stickers als zijnde de stickers die mijn prijstang maakt. Iedere prijstang is uniek en maakt stickers die voor de eigenaar herkenbaar zijn uit duizenden. De stickers die mij middels een foto getoond zijn herken ik als zijnde mijn stickers.

  1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 april 2022, opgenomen op pagina l82 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

Op vrijdag 22 april 2022 omstreeks 12.07 uur reed ik op de [straat] te [plaats 4] . Ik kreeg een melding van de Meldkamer Noord Nederland dat er twee personen in [plaats 1] bij de Paardensportwinkel waren. Deze twee personen waren twee keer eerder in de winkel geweest en zij hadden in totaal voor 16.000 euro aan goederen gestolen. De personen zouden toen geprepareerde jassen hebben gebruikt. Signalement: MAN/BLANK/ DONKERBRUIN KORT HAAR/ BRIL/ LANGE ZWARTE JAS/ SPIJKERBROEK/ LEEFTIJD CA. 35. VROUW/ BLANK/ DONKER HAAR/ LANGE ZWARTE JAS/ LEEFTIJD CA. 35. MOGELIJK EEN XSARA PICASSO, KLEUR DONDKERBLAUW. Ik hoorde dat het voertuig met de twee personen inmiddels vertrokken was in de richting van [plaats 4] . Ik besloot te gaan posten bij de rotonde te [plaats 5] . Ik zag na enkele minuten dat er een blauwe Renault Megane Scenic uit de richting [plaats 1] kwam rijden in de richting van [plaats 5] . (...) Hierop heb ik een stopteken gegeven. Ik zag dat er een man uit het voertuig stapte aan de bestuurderszijde. Later bleek dit te zijn: [medeverdachte] . (...) Vervolgens zag ik dat er een vrouw uit het voertuig stapte aan de bijrijderszijde. Later bleek deze vrouw te zijn: [verdachte] . (...) Ik vroeg of ik in de auto mocht kijken. Ik hoorde de vrouw zeggen dat dit geen probleem was en ik zag dat zij de achterklep van de kofferbak opende. Ik vroeg nogmaals of ik in de auto mocht kijken en ik hoorde de vrouw zeggen dat dat geen probleem was en dat ik in de auto mocht kijken. Ik zag in de auto op de achterbank twee bigshoppers staan. Ik zag in 1 van de bigshoppers allemaal verschillende kleuren poloshirts liggen. Ik zag dat er tussen de polo's wit dun papier zat. Ik zag dat er aan alle polo's een prijskaartje zat. (... ) Ik vroeg aan de vrouw of ik de jas mocht bekijken die ik op de achterbank zag liggen. lk hoorde dat dit mocht. Betrof een zwarte lange jas. Dit kwam overeen met de omschrijving die in de melding stond. Ik zag dat de jas aan de binnenkant kapot was. Ik zag dat zowel links als rechts er een grote scheur in zat van boven naar beneden. (...) Vervolgens zag ik op de bijrijdersstoel ook een zwarte half lange jas liggen. Ik vroeg aan de vrouw van wie die jas was. Ik hoorde haar zeggen dat dit haar jas was. Ik vroeg of ik de jas mocht pakken en bekijken. Ik hoorde dat zij hiermee in stemde. Ik pakte de jas en ik zag dat deze jas precies op dezelfde plek als de andere jas was voorzien van twee grote scheuren. In het deurportier aan de bijrijderszijde zag ik meerdere (het hof leest in: messen) liggen voorzien van een prijskaartje en in de verpakking. Deze heb ik ook in beslag genomen. Ik zag dezelfde messen liggen in de bigshopper waar ook de polo shirts in zaten.

  1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 mei 2022, opgenomen op pagina 217 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [aangever 2] , namens [bedrijf 2] te [plaats 2] :

Ik doe aangifte van winkeldiefstal. Het weggenomene behoort toe aan kledingwinkel [bedrijf 2] , gelegen te [plaats 2] . Wij zijn op vrijdag 22 april 2022 door een medewerker van NZA Auckland store herenmode uit [plaats 6] gebeld. Deze medewerker vertelde dat zij net door de politie waren gebeld in verband met polo's die waren gevonden. Na dit telefoontje hebben we in eerste instantie gekeken in de winkel, aldaar hadden wij stapeltjes met polo's liggen van het merk NZA Zealand Auckland. Deze stapeltjes waren opvallend minder geworden. Wij hadden niet de indruk dat wij de laatste dagen zoveel polo's van dit merk hadden verkocht. Hierop hebben wij de voorraad gecontroleerd. In totaal zijn er 17 stuks polo's van verschillende kleuren en maten van het merk NZA Zealand Auckland, weggenomen. U vraagt mij, wanneer, op welke dag, de genoemde polo’s die weggenomen zijn, nog in de winkel lagen. Op l8 mei (het hof begrijpt: april) 2022, hebben wij op onze Instagram een filmpje gezet, waarin wij een actie aankondigen. Hierop zijn volle stapels polo's te zien van het genoemde merk. U bent zelf op woensdag 04 mei 2022, langs onze winkel geweest en heeft 15 stuks polo's van het merk NZA Zealand Auckland laten zien die jullie, de politie, in beslag hadden genomen. Op iedere polo zat een kaartje van de fabrikant bevestigd, dit door middel van een touwtje en een veiligheidsspeldje. Op deze kaartjes staan gegevens van het product. Deze polo's hebben wij aan de hand van de voorraadlijst gecontroleerd op bestelcode, kleur en maat. Al deze 15 polo’s zijn bij ons weggenomen.

  1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 mei 2022, opgenomen op pagina 229 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [aangever 3] , namens [bedrijf 3] Mode te [plaats 2] :

Ik doe aangifte van winkeldiefstal. Het weggenomene behoort toe aan kledingwinkel [bedrijf 3] Mode te [plaats 2] . Op donderdag 19 mei 2022 zijn er politieagenten in onze kledingwinkel geweest en hadden gevraagd of er tussen 18 en 22 april 2022 kledingstukken uit onze winkel zijn weggenomen. Er werd specifiek gevraagd naar kledingstukken van het merk PME. Dit vanwege dat er rond dezelfde periode ook kleding was weggenomen bij onze buren, kledingzaak [bedrijf 2] , gelegen aan de Hoofdstraat 198. Aan de hand van het controleren van de voorraad in de winkel en in ons bestelsysteem, kwamen wij er achter dat er meerdere kledingstukken, polo's c.q. shirts waren weggenomen. Het gaat hierbij om de volgende kledingstukken:

- bordeaux rood shirt, merk PME, korte mouw, maat L, euro 49,95

- roestbruine polo, merk PME, korte mouw, maat L, euro 69,99

- donkergroene polo, merk PME, korte mouw, maat L, euro 69,99

- donkergroene/grijs shirt, merk PME, korte mouw, maat XXXL, euro 49,95

- zwart gespikkelde polo, merk PME, korte mouw, maat XL, euro 69,99

- donkergroene polo, merk PME, korte mouw, maat XXL, euro 69,99

- donkergroene polo, merk PME, korte mouw, maat L, euro 69,99.

  1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juni 2022, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :

Beslag PL0100-2022100070-1486116 Op vrijdag 22 april 2022, om 12:45 uur, werd onder [medeverdachte] en [verdachte] , een bordeaux rood shirt, merk PME Legend, korte mouw, maat L, in beslaggenomen. Beslag PL0100-2022100070-1486130 Op vrijdag 22 april 2022, om 12:45 uur, werd onder [medeverdachte] en [verdachte] , een roestbruine polo, merk PME Legend, korte mouw, maat L, in beslaggenomen. Beslag PL0100-2022100070-1486137 Op vrijdag 22 april 2022, om I 2:45 uur, werd onder [medeverdachte] en [verdachte] , een donkergroene polo, merk PME Legend, korte mouw, maat L, in beslaggenomen. Beslag PL0100-2022100070-1486150 Op vrijdag 22 april 2022, om 12:45 uur, werd onder [medeverdachte] en [verdachte] , een donkergroen/grijs shirt, merk PME Legend, korte mouw, maat XXXL, in beslaggenomen. Beslag PL0100-2022100070-1486153 Op vrijdag 22 april 2022, om 12:45 uur, werd onder [medeverdachte] en [verdachte] , een zwart gespikkelde polo, merk PME Legend, korte mouw, maat XL, in beslaggenomen. Beslag PL0100-2022100070- 1486156 Op vrijdag 22 april 2022, om 12:45 uur, werd onder [medeverdachte] en [verdachte] , een donkergroene polo, merk PME Legend, korte mouw, maat XL, in beslaggenomen. Beslag PL0100-2022100070-1486157 Op vrijdag 22 april 2022, om 12:45 uur, werd onder [medeverdachte] en [verdachte] , een donkergroene polo, merk PME Legend, korte mouw, maat L, in beslaggenomen.

  1. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof van 14 augustus 2025, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:

Ik ben samen met [medeverdachte] naar de ruitersportwinkel in [plaats 1] gereden.

Voorwaardelijk verzoek

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting van het hof verzocht om, indien het hof tot een bewezenverklaring en veroordeling zou komen, verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , alsmede meldster [naam 2] als getuigen te horen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat er volgens haar geen reden was om tot staandehouding van verdachte en [medeverdachte] over te gaan. Het is daarom van belang dat de verbalisanten nader worden gehoord over de door hen gemaakte fouten bij het opmaken van de processen-verbaal en over hetgeen daarbij exact is misgegaan. Daarnaast acht de raadsvrouw het noodzakelijk dat de meldster wordt gehoord, nu zij naar de mening van de verdediging onjuiste informatie heeft verstrekt. Onderzoek naar de herkomst van die informatie zou mogelijk kunnen leiden tot vrijspraak dan wel niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie, omdat de gemaakte fouten in de basis raken aan de rechtmatigheid van het optreden van de politie.

Het hof overweegt als volgt. Het verzoek van de raadsvrouw strekt ertoe de verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 2] en de meldster [naam 2] als getuigen te horen. Het hof acht dit verzoek onvoldoende onderbouwd en acht zich op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting reeds voldoende voorgelicht. Het horen van deze getuigen is derhalve niet noodzakelijk en de verzoeken van de verdediging worden dan ook afgewezen.

Ten aanzien van de verbalisant [verbalisant 1] merkt het hof op dat in haar verklaring een discrepantie valt te constateren met de verklaring van verbalisant [verbalisant 2] . Waar in de verklaring van [verbalisant 2] wordt gesproken over de tenaamgestelde [medeverdachte] uit [plaats 3] , blijkt uit de verklaring van [verbalisant 1] dat de bestuurder [medeverdachte] , geboren te [geboorteplaats 2] , betreft. Hoewel dit verschil in de gegevens van de tenaamstelling en de persoonsgegevens van de bestuurder wordt onderkend (en in beide gevallen, achteraf beschouwd, onjuist zijn, omdat de tenaamgestelde [naam 1] uit [plaats 7] was), ziet het hof hierin geen aanwijzing dat processen-verbaal valselijk zijn opgemaakt. Het hof acht aannemelijk dat de verbalisanten de betreffende informatie slechts hebben doorgekregen en dat daarbij sprake is geweest van een administratieve onvolkomenheid. Voorts ziet het hof geen enkel belang dat zou kunnen zijn gediend met een bewuste onjuiste vastlegging van de tenaamstelling: voor de beoordeling van de onderhavige zaak is het immers om het even wie formeel als eigenaar van de auto stond geregistreerd. De auto voldeed aan het signalement en de richting waar die vandaan reed kwam overeen met de melding. Voor zover de antecedenten van de tenaamgestelde extra aanleiding zijn geweest voor [verbalisant 1] om bestuurder staande te houden, had het niet uitgemaakt wie van de twee [medeverdachte] ’s de tenaamgestelde was, nu beiden antecedenten voor vermogensdelicten hadden. Het hof komt daarom tot het oordeel dat ook ten aanzien van verbalisant [verbalisant 1] geen noodzaak bestaat haar nader als getuige te horen. Het verzoek van de verdediging wordt dan ook afgewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

  1. primairzij op 22 april 2022 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid messen van het merk Robert Herder, die geheel aan het winkelbedrijf [bedrijf 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;

  2. primairzij in de periode van 19 tot en met 22 april 2022 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid poloshirts van het merk NZA Zealand Auckland, die geheel aan het winkelbedrijf [bedrijf 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;

  3. primairzij in de periode van 18 tot en met 22 april 2022 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid poloshirts van het merk PME, die geheel aan het winkelbedrijf [bedrijf 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair bewezenverklaarde levert op: telkens diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft zich samen met [medeverdachte] in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan de diefstal van een aanzienlijke hoeveelheid goederen uit meerdere winkels. Daarbij is niet impulsief of gelegenheidsmatig te werk gegaan, maar is op geraffineerde en doelmatige wijze gehandeld. Diefstallen als deze brengen niet alleen directe financiële schade toe aan de betrokken winkeliers, maar veroorzaken ook maatschappelijke overlast, gevoelens van ergernis en een toename van gevoelens van onveiligheid. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken en enkel gehandeld uit financieel gewin.

Het hof heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 augustus 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor winkeldiefstal. Ook heeft het hof geconstateerd dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Ten slotte heeft het hof gelet op de persoonlijke omstandigheden zoals die ter terechtzitting van het hof zijn besproken. Gebleken is dat verdachte sinds drie jaar een schoonmaakbedrijf voert dat zij als zzp’er alleen verantwoordelijk is voor de vaste opdrachten die haar bedrijf heeft. Zij heeft verklaard dat haar gezondheid goed is, dat zij van de inkomsten kan rondkomen en dat [medeverdachte] thuis is en de zorg voor de twee kinderen, van wie er één minderjarig en van hen samen is, op zich neemt. Verder heeft zij aangevoerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ertoe zou leiden dat zij haar vaste opdrachten niet kan uitvoeren en vervanging moet inhuren, terwijl zij een taakstraf niet kan uitvoeren nu zij van oordeel is dat zij vrijgesproken dient te worden. Het hof acht deze omstandigheden evenwel onvoldoende zwaarwegend om van de voorgenomen strafoplegging af te wijken en zal volstaan met hetgeen hierna is overwogen.

Het hof acht in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van zeven weken passend, maar zal deze, gelet op het geconstateerde vormverzuim, matigen. Gelet op het voorgaande is het hof, evenals de politierechter en de advocaat-generaal, van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.

Beslissing omtrent beslag

Inbeslaggenomen voorwerpen

1486190: 1 stuk donkerblauwe polo, korte mouw, maat M, 1486191: 1 stuk, roze polo, korte mouw, maat XL, 1486192: 1 stuk, roze polo, korte mouw, maat XXL, 1486193: 1 stuk, donkergroene polo, korte mouw, maat XL, 1486194: 1 stuk, mintgroene polo, korte mouw, maat XL, 1486195: 1 stuk, oranje polo, korte mouw, maat XL, 1486196: 1 stuk, licht blauwe polo, korte mouw, maat M, 1486197: 1 stuk, licht blauwe polo, korte mouw, maat XL, (KVI PL0100-2022100070-29).

  1. bordeaux rode shirt, merk PME Legend, korte mouw, maat L, (KVI PL0100-2022100070-12);
  2. roestbruine polo, merk PME Legend, korte mouw, maat L, (KVI PL0100-2022100070-15);
  3. donkergroene polo, merk PME Legend, korte mouw, maat L, (KVI PL0100-2022100070-17);
  4. donkergroene/grijs shirt, merk PME Legend, korte mouw, maat XXXL, (KVI PL0100-2022100070-18);
  5. zwart gespikkelde polo, merk PME Legend, korte mouw, maat XL, (KVI PL0100-2022100070-19);
  6. donkergroene polo, merk PME Legend, korte mouw, maat XL, (KVI PL0100-2022100070-21);
  7. donkergroene polo, merk PME Legend, korte mouw, maat L, (KVI PL0100-2022100070-22).
  8. driekwart zwarte heren jas, maat XXL, merk WE, (KVI PL0100-2022100070-31);
  9. 2 stuks, merk molenmessen met houten handvat, (KVI PL0100-2022100070-23);
  10. 5 stuks, merk molenmessen met wit handvat, (KVI PL0100-2022100070-24);
  11. 3 stuks, merk molenmessen met houtenvat, (KVI PL0100-2022100070-25).
  12. hoofpick gel handle pink, roze van kleur, (KVl PL0100-2022100070-26);
  13. 1 rol pedaalemmerzakken (KVI PL0100-2022100070-27).
  14. 1486175: 1 x heltie horse voor gewrichten, 1 liter

1486183: 1 x appelazijn, 1 liter 1486184: 2 x tedax afweermiddel tegen insecten voor paarden, A'250 ml, (KVI PL0l00-2022100070-28)

  1. plantenspuit, merk tukan, (KVI PL0100-2022100070-28).

Teruggave aan de rechthebbende Het hof gelast de teruggave van de goederen benoemd bij de nummers 4 tot en met 11 aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten: [bedrijf 2] , [adres] .

Voor de goederen benoemd bij de nummers 12 tot en met 18 gelast het hof de teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten: [bedrijf 3] [adres] .

Ten aanzien van de goederen benoemd bij de nummers 20, 21 en 22 gelast het hof de teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten: [bedrijf 1] ' [adres] , gemeente [gemeente] .

Ten slotte gelast het hof de teruggave van de goederen benoemd bij de nummers 23, 25 en 26 aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten: [verdachte] , [adres] (verdachte).

Verbeurdverklaring Ten aanzien van de goederen benoemd bij nummer 1, 2, 3, 19 en 24 overweegt het hof dat het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van deze voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

  1. driekwart zwarte vrouwenjas, maat XXL, merk Zara basic (KVI PL0100-2022100070-32);

  2. rode bigshopper/tas, tekst Dirk erop en gele bigshopper/tas, tekst Intertoys erop (KVI PL0100-2022100070-30);

  3. pedaalemmerzakken à 40 stuks van 20 liter (KVI PL0100-2022100070-27);

  4. driekwart zwarte heren jas, maat XXL, merk WE, (KVI PL0100-2022100070-31);

  5. 1 rol pedaalemmerzakken (KVI PL0100-2022100070-27).

Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

  1. hoofpick gel handle pink, roze van kleur, (KVl PL0100-2022100070-26);

    • 1486175: 1 x heltie horse voor gewrichten, 1 liter
  • 1486183: 1 x appelazijn, 1 liter
  • 1486184: 2 x tedax afweermiddel tegen insecten voor paarden, A'250 ml, (KVI PL0l00-2022100070-28)
  1. plantenspuit, merk tukan, (KVI PL0100-2022100070-28).

Gelast de teruggave aan [bedrijf 1] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

  1. 2 stuks, merk molenmessen met houten handvat, (KVI PL0100-2022100070-23);

  2. 5 stuks, merk molenmessen met wit handvat, (KVI PL0100-2022100070-24);

  3. 3 stuks, merk molenmessen met houtenvat, (KVI PL0100-2022100070-25).

Gelast de teruggave aan [bedrijf 2] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

  1. blauwe polo, Merk N.Z.A. New Zealand Auckland, korte mouw, maat XXL (KVI PL0100-2022100070-8);

  2. blauwe polo, merk N.Z.A. New Zealand Auckland, korte mouw, maat XXXL, (KVI PL0100-2022100070-10);

  3. groene polo, N.Z.A. New Zealand Auckland, korte mouw, maat XXL, (KVI PL0100-2022100070-11);

  4. donker groene polo, merk N.Z.A. New Zealand Auckland, korte mouw, maat L(KVI PL0100-2022100070-13);

  5. roze polo, merk N.Z.A. Zealand Auckland, korte mouw, maat XXXL, (KVl PL0100-2022100070-14);

  6. lichtgroene polo, merk N.Z.A. New Zealand Auckland, korte mouw, maat XXXL, (KVI PL0100-2022100070-16);

  7. blauwe polo, merk N.Z.A. New Zealand Auckland, korte mouw, maat L, (KVl PL0100-2022100070-20);

  8. voorzien van het merk N.Z.A. New Zealand Auckland:

  • 1486190: 1 stuk donkerblauwe polo, korte mouw, maat M,

  • 1486191: 1 stuk, roze polo, korte mouw, maat XL,

  • 1486192: 1 stuk, roze polo, korte mouw, maat XXL,

  • 1486193: 1 stuk, donkergroene polo, korte mouw, maat XL,

  • 1486194: 1 stuk, mintgroene polo, korte mouw, maat XL,

  • 1486195: 1 stuk, oranje polo, korte mouw, maat XL,

  • 1486196: 1 stuk, licht blauwe polo, korte mouw, maat M,

  • 1486197: 1 stuk, licht blauwe polo, korte mouw, maat XL, (KVI PL0100-2022100070-29).

Gelast de teruggave aan [bedrijf 3] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

  1. bordeaux rode shirt, merk PME Legend, korte mouw, maat L, (KVI PL0100-2022100070-12);

  2. roestbruine polo, merk PME Legend, korte mouw, maat L, (KVI PL0100-2022100070-15);

  3. donkergroene polo, merk PME Legend, korte mouw, maat L, (KVI PL0100-2022100070-17);

  4. donkergroene/grijs shirt, merk PME Legend, korte mouw, maat XXXL, (KVI PL0100-2022100070-18);

  5. zwart gespikkelde polo, merk PME Legend, korte mouw, maat XL, (KVI PL0100-2022100070-19);

  6. donkergroene polo, merk PME Legend, korte mouw, maat XL, (KVI PL0100-2022100070-21);

  7. donkergroene polo, merk PME Legend, korte mouw, maat L, (KVI PL0100-2022100070-22).

Aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. J.A.M. Kwakman en mr. G. Souer, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. I.E. van Zalen, griffier, en op 28 augustus 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889.

HR 30 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:2533.


Voetnoten

HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889.

HR 30 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:2533.