Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. Algemeene bepalingen
Titel IIIA. Het slachtoffer
Derde afdeling. Schadevergoeding
Artikel 51f

Artikel 51f (Voeging benadeelde partij schadevergoeding strafproces)

Laatste versie

1. Degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, kan zich terzake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces.

2. Indien de in het eerste lid genoemde persoon ten gevolge van het strafbare feit is overleden, kunnen zich voegen diens erfgenamen ter zake van hun onder algemene titel verkregen vordering en de personen, bedoeld in artikel 108, eerste tot en met vierde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek ter zake van de daar bedoelde vorderingen. Indien de in het eerste lid genoemde persoon ten gevolge van het strafbare feit letsel heeft, kunnen zich voegen de personen, bedoeld in artikel 107, eerste lid, onder a en b, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek ter zake van de daar bedoelde vorderingen.

3. De in het eerste en tweede lid bedoelde personen kunnen zich eveneens voor een deel van hun vordering voegen.

4. Zij die om in een burgerlijk geding in rechte te verschijnen, bijstand behoeven of vertegenwoordigd moeten worden, hebben om zich overeenkomstig het eerste lid te voegen, in het strafproces de bijstand of vertegenwoordiging eveneens nodig. Een machtiging van de kantonrechter, als bedoeld in artikel 349, lid 1, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek, is voor die vertegenwoordiger niet vereist. Ten aanzien van de verdachte zijn de bepalingen betreffende bijstand of vertegenwoordiging, nodig in burgerlijke zaken, niet van toepassing.

5. Indien de officier van justitie een vervolging instelt of voortzet, doet hij de benadeelde partij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling. Indien de zaak ter terechtzitting zal worden behandeld, deelt de officier van justitie de benadeelde partij zo spoedig mogelijk het tijdstip van behandeling mee.

Uitleg in duidelijke taal

1. Degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, kan zich terzake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces.

Dit betekent letterlijk: De persoon die direct schade heeft ondervonden als gevolg van een strafbaar feit, heeft de mogelijkheid om zich met zijn eis tot schadevergoeding aan te sluiten bij de strafzaak als benadeelde partij.

2. Indien de in het eerste lid genoemde persoon ten gevolge van het strafbare feit is overleden, kunnen zich voegen diens erfgenamen ter zake van hun onder algemene titel verkregen vordering en de personen, bedoeld in artikel 108, eerste tot en met vierde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek ter zake van de daar bedoelde vorderingen. Indien de in het eerste lid genoemde persoon ten gevolge van het strafbare feit letsel heeft, kunnen zich voegen de personen, bedoeld in artikel 107, eerste lid, onder a en b, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek ter zake van de daar bedoelde vorderingen.

Dit betekent letterlijk: Als de persoon die in het eerste lid wordt genoemd, is overleden als direct gevolg van het strafbare feit, dan kunnen zijn of haar erfgenamen zich voegen voor de vordering die zij onder algemene titel hebben verkregen. Ook de personen die genoemd worden in artikel 108, eerste tot en met vierde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek kunnen zich voegen voor de vorderingen die daar worden bedoeld. Als de persoon genoemd in het eerste lid letsel heeft opgelopen als direct gevolg van het strafbare feit, dan kunnen de personen die genoemd worden in artikel 107, eerste lid, onder a en b, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek zich voegen voor de vorderingen die daar worden bedoeld.

3. De in het eerste en tweede lid bedoelde personen kunnen zich eveneens voor een deel van hun vordering voegen.

Dit betekent letterlijk: De personen die in het eerste en tweede lid worden genoemd, hebben ook de mogelijkheid om zich voor slechts een gedeelte van hun vordering in de strafzaak te voegen.

4. Zij die om in een burgerlijk geding in rechte te verschijnen, bijstand behoeven of vertegenwoordigd moeten worden, hebben om zich overeenkomstig het eerste lid te voegen, in het strafproces de bijstand of vertegenwoordiging eveneens nodig. Een machtiging van de kantonrechter, als bedoeld in artikel 349, lid 1, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek, is voor die vertegenwoordiger niet vereist. Ten aanzien van de verdachte zijn de bepalingen betreffende bijstand of vertegenwoordiging, nodig in burgerlijke zaken, niet van toepassing.

Dit betekent letterlijk: Personen die voor het verschijnen in een civiele procedure (burgerlijk geding) juridische bijstand nodig hebben of vertegenwoordigd moeten worden, hebben deze bijstand of vertegenwoordiging ook nodig wanneer zij zich, zoals beschreven in het eerste lid, als benadeelde partij in het strafproces voegen. Voor deze vertegenwoordiger is geen machtiging van de kantonrechter nodig, zoals bedoeld in artikel 349, lid 1, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek. Met betrekking tot de verdachte gelden de regels over bijstand of vertegenwoordiging die in burgerlijke zaken nodig zijn, in dit verband niet.

5. Indien de officier van justitie een vervolging instelt of voortzet, doet hij de benadeelde partij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling. Indien de zaak ter terechtzitting zal worden behandeld, deelt de officier van justitie de benadeelde partij zo spoedig mogelijk het tijdstip van behandeling mee.

Dit betekent letterlijk: Wanneer de officier van justitie besluit om een strafvervolging te starten of voort te zetten, stelt hij de benadeelde partij hiervan zo snel mogelijk schriftelijk op de hoogte. Als de zaak voor de rechter zal komen (ter terechtzitting zal worden behandeld), dan informeert de officier van justitie de benadeelde partij zo snel mogelijk over het tijdstip waarop de behandeling zal plaatsvinden.