ECLI:NL:GHARL:2025:5869 - Leugenachtige verklaring als bewijs voor dwang en overlijden benadeelde partij - 26 september 2025
Arrest
Essentie
Het hof oordeelt dat een aanvankelijk leugenachtige verklaring van verdachte, die ontkende seksuele handelingen te hebben verricht, kan bijdragen aan het bewijs voor dwang bij verkrachting. Daarnaast wordt de vordering van de in hoger beroep overleden benadeelde partij van rechtswege voortgezet en bevestigd.
Rechtsgebieden
Arrest inhoud
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001636-24
Uitspraak d.d.: 26 september 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 29 maart 2024 met parketnummer 05-060074-23 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976, wonende te [adres]
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 september 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. W. Vahl, en de advocaat van de benadeelde partij, mr. S. Vermeulen, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft bij bovengenoemd vonnis het tenlastegelegde bewezen verklaard, dit gekwalificeerd als verkrachting en verdachte hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toegewezen tot een bedrag van € 12.717,94, te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze en op goede gronden heeft beslist ten aanzien van de bewezenverklaring, de kwalificatie, de opgelegde straf en de vordering van de benadeelde partij. Het hof zal het vonnis met aanvulling van een bewijsmiddel en de gronden bevestigen. Daarnaast zal het hof een aanvullende overweging wijden aan de vordering van de benadeelde partij en het dictum aanvullen met een beslissing over het in hoger beroep gevorderde door de moeder [nabestaande van benadeelde partij] als nabestaande.
Aanvullende overweging ten aanzien van het bewijs
De verdediging heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat het bestanddeel dwang niet kan worden bewezen. Dat hiervan sprake zou zijn, volgt namelijk alleen uit de verklaring van aangeefster [benadeelde] zelf. De berichten die zij die avond heeft gewisseld met [naam 1] en [naam 2] kunnen niet als steunbewijs dienen, nu ook deze afkomstig zijn van aangeefster en dus uit dezelfde bron. Er zijn bovendien redenen om vraagtekens te plaatsen bij de betrouwbaarheid van haar verklaring. De verdediging heeft daarom vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde.
Het hof overweegt dat de rechtbank in haar vonnis gemotiveerd is ingegaan op de verweren van de verdediging en uitleg heeft gegeven over de interpretatie en duiding van de verschillende bewijsmiddelen. Het hof is van oordeel dat de rechtbank een juiste afweging heeft gemaakt en dat er geen reden is om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster te twijfelen. Hetgeen in hoger beroep is aangevoerd is in de kern niet anders dan bij de rechtbank is bepleit. Het hof acht daarnaast van belang dat verdachte in zijn verhoor van 9 januari 2023 aanvankelijk meermalen, overtuigend en met klem heeft ontkend dat er seksuele handelingen tussen aangeefster en hemzelf hebben plaatsgevonden. Zo verklaart hij onder meer “lk heb haar niet geneukt”, “Ik heb haar nooit aangeraakt”, “Er is niks gebeurd” “Dat is niet waar, ik heb niks gedaan he”. “Het is helemaal niet waar. Duizend keer niet, ik heb niks gedaan he.” “Het is absoluut niet gebeurd”, “Ik heb niet gevingerd, niet gelikt, ik heb niets bij haar gedaan. Absoluut niet”, “Dat is ook niet gebeurd. lk heb haar niet geneukt. Dat is absoluut niet gebeurd.”, ”Ik heb haar niet geneukt. Honderd procent niet.” “Ik heb haar nooit geneukt. Dat weet ik honderd procent, nee duizend procent.” “Ik heb haar nooit geneukt. Dat weet ik honderd procent zeker”, “Ik weet zeker dat ik haar niet geneukt heb” en “ik zwijg er niet over, ik heb haar niet geneukt, niet uitgekleed en niet aangeraakt”.
Vordering van de benadeelde partij
Mr. Vermeulen heeft ter zitting van het hof gesteld dat de psychische toestand van aangeefster na het tenlastegelegde dermate is verslechterd dat zij als gevolg hiervan is overleden. Haar moeder, [nabestaande van benadeelde partij] (het hof begrijpt: [nabestaande van benadeelde partij]), is erfgenaam en voegt zich namens aangeefster in de strafprocedure op grond van artikel 51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Zij vordert geen eigen schade, maar vordert enkel de schade die aangeefster heeft geleden. De vordering van aangeefster gaat over op haar moeder als nabestaande, aldus mr. Vermeulen.
Het hof stelt vast dat benadeelde [benadeelde] haar in eerste aanleg ingediende vordering tot schadevergoeding heeft gehandhaafd bij schrijven van 15 november 2024. Het hof stelt verder vast dat zij op 7 mei 2025 is overleden.
Het hof is anders dan de raadsvrouw en advocaat-generaal van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat tussen de bewezen verklaarde verkrachting en het overlijden van benadeelde [benadeelde] een zodanig verband bestaat, dat haar overlijden redelijkerwijs aan verdachte is toe te rekenen. Het hof is om die reden van oordeel dat [nabestaande van benadeelde partij] als nabestaande zich niet kan voegen in deze strafprocedure op grond van artikel 51f, tweede lid, Sv. Het hof zal [nabestaande van benadeelde partij] daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding.
Tot slot overweegt het hof op grond van bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad dat, als voeging in eerste aanleg heeft plaatsgehad en de benadeelde partij daarna komt te overlijden deze voeging, voor zover gevorderde schadevergoeding is toegewezen, van rechtswege voortduurt in hoger beroep en dat het hof daarop een beslissing dient te nemen. De aansprakelijkheid van verdachte jegens de benadeelde partij eindigt ook niet door het overlijden van de benadeelde partij.
BESLISSING
Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van vorenstaande.
Vordering van de benadeelde partij [nabestaande van benadeelde partij]
Verklaart de benadeelde partij [nabestaande van benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. F.J.W.M. Tas, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. Y.A. Hoekstra, griffier, en op 26 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. F.J.W.M. Tas is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen. Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 26 september 2025.
Tegenwoordig: mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. S. Dijkman, advocaat-generaal, mr. C.D. Maris, griffier. De voorzitter doet de zaak uitroepen. De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig. De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 200-202.
Deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek, p. 183-186.
Hoge Raad 1 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:498; Hoge Raad 15 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:917; Hoge Raad 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL9105.