Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer23/00138 Datum9 september 2025

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 januari 2023, nummer 20-003608-18, in de strafzaak

tegen

[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft de advocaat B.Th. Nooitgedagt bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2 Beoordeling van het derde cassatiemiddel

2.1 Het cassatiemiddel klaagt over de toewijzing door het hof van de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde] B.V., voor zover deze toewijzing ziet op schade door een eerdere, niet tenlastegelegde diefstal van elektriciteit.

2.2.1 Aan de verdachte is onder 1 en 2 tenlastegelegd dat: “1. hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2016 tot en met 19 oktober 2016 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk, al dan niet in de uitoefening van beroep of bedrijf, heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [a-straat 1] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1618 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;

hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2016 tot en met 19 oktober 2016 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in het geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] B.v., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of de weg te nemen elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of door middel van een valse sleutel (door de zegel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of vervolgens een elektriciteitsaansluiting buiten de meter om te maken).”

2.2.2 Het hof heeft het vonnis van de rechtbank onder meer wat betreft de bewezenverklaring van het tenlastegelegde bevestigd. In dat vonnis is ten laste van de verdachte onder 1 en 2 bewezenverklaard dat hij: “1. in de periode van 01 oktober 2016 tot en met 19 oktober 2016 te [plaats] , opzettelijk, in de uitoefening van beroep of bedrijf, heeft geteeld in een pand aan de [a-straat 1] 1618 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;

in de periode van 01 oktober 2016 tot en met 19 oktober 2016 te [plaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan [benadeelde] B.V., waarbij verdachte de weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, door de zegel van de elektriciteitsmeter te verbreken en vervolgens een elektriciteitsaansluiting buiten deze meter om te maken.”

2.2.3 De door het hof bevestigde bewijsvoering van de rechtbank houdt onder meer in: “ [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat op 19 oktober 2016 werd binnengetreden in het bedrijfspand gelegen aan [a-straat 1] te [plaats] . In het pand werd een drietal kweekruimtes aangetroffen met respectievelijk 361, 386 en 871 hennepplanten. De hennepplanten in kweekruimte 1 en 2 hadden een gemiddelde hoogte van 150 centimeter en stonden in ronde potten. [verbalisant 1] schat dat deze hennepplanten 6 weken oud waren. De hennepplanten in kweekruimte 3 hadden een gemiddelde hoogte van 15 centimeter, stonden in kleine vierkante potten en waren naar schatting van [verbalisant 1] 1 à 2 weken oud.

[verbalisant 1] heeft verder gerelateerd dat in de kweekruimtes boven de planten in hoogte verstelbare schragen waren bevestigd met hieraan respectievelijk 70, 65 en 18 assimilatielampen. Aan het plafond waren koolstoffilters gemonteerd en de vuile lucht werd middels inbouwventilatoren in de vorm van een slakkenhuis afgezogen. Ventilatoren zorgden ervoor dat er constant lucht circuleerde in de kweekruimtes. De hennepplanten werden door middel van een irrigatiesysteem van een vloeistof voorzien. [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat zich op de zolderverdieping, ruimte 4A, een luik in de vloer bevond waardoor je naar beneden kon afdalen. Hieronder bevond zich ruimte 4B met meerdere schakelborden en transformatoren. Hij zag dat 165 transformatoren waren verbonden met de assimilatielampen in kweekruimte 1 en 2 en met de assimilatielampen in kweekruimte 3 waren 18 transformatoren verbonden. De tijdschakelaars op de schakelborden bestemd voor kweekruimte 1 en 2 stonden ingesteld op een cyclus van 12 uur en de tijdschakelaar op het schakelbord van kweekruimte 3 op een cyclus van 17 uur. Er werd vastgesteld dat alle apparatuur middels deze schakelkasten automatisch in- en uitgeschakeld werd.

[verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij zag dat ruimte 4C, alleen te betreden via 4A en 4B, was ingericht als watervoorzieningsruimte en dat zich in deze ruimte 5 waterpompen bevonden die er middels een irrigatiesysteem voor zorgden dat alle kweekruimtes werden voorzien van vloeistoffen.

[verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij op grond van zijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, en gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur, vorm en de herkenbare geur, constateerde dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen.

[verbalisant 2] heeft gerelateerd dat hij zag dat in ruimte 4A een grote hoeveelheid ronde bloempotten stond en dat deze bloempotten wat betreft formaat en kleur dezelfde waren als in de kweekruimtes. Hij zag dat de bloempotten gevuld waren met potgrond en dat in bijna alle bloempotten resten van hennepplanten op de potgrond lagen. [verbalisant 2] nam een monster van deze aangetroffen resten. [verbalisant 2] heeft gerelateerd dat bij de door hem gehouden indicatieve MMC kleur-reactietest de stof positief reageerde op de aanwezigheid van hennep.

[verbalisant 1] heeft gerelateerd dat de stroomvoorziening van de hennepkwekerij in zijn aanwezigheid is onderzocht door fraude-inspecteur bij netwerkbeheerder [benadeelde] [betrokkene 1] en dat werd geconstateerd dat de elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal, voor de meter, werd afgenomen.

Namens [benadeelde] B.V. is door [aangever] aangifte gedaan van diefstal van energie na verbreking van verzegeling. [aangever] heeft verklaard dat [benadeelde] B.V. een overeenkomst heeft met [A] B.V. betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar het perceel De [a-straat 1] te [plaats] . Zij heeft verder verklaard dat door fraude-inspecteur [betrokkene 1] van [benadeelde] B.V. op 19 oktober 2016 een onderzoek is ingesteld naar de meetinrichting van genoemd perceel. Bij dit onderzoek constateerde de fraude-inspecteur verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie. Er was een illegale aftakking gemaakt op de aansluitkabel en een illegale aansluiting op de onderzijde van de zekeringhouders. Ook was het deksel van de aansluitkast ongeoorloofd open geweest. De fraude-inspecteur zag verder dat de hoofdbeveiliging van de elektrische installatie verzwaard was. Er waren zekeringen met een onbeperkte waarde geplaatst. Door de manipulatie werd afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd. [aangever] heeft verklaard dat niemand het recht of de toestemming van [benadeelde] B.V. had om het zegel te verbreken of wijziging in de bedrading aan te brengen. Niemand is gerechtigd de elektra, eigendom van [benadeelde] B.V. op deze wijze weg te nemen en zich toe te eigenen.”

2.2.4 In aanvulling hierop heeft het hof over de bewezenverklaring onder meer overwogen: “Vastgesteld kan worden dat de verdachte een aanzienlijke investering heeft gedaan met de bedoeling een hennepkwekerij op te zetten waarmee verschillende keren kon worden geoogst ten behoeve van de verkoop van de geoogste hennep, dat hij hiervoor meerdere kweekruimtes heeft opgezet waarin eerder is geteeld en geoogst, dat de capaciteit van de kwekerij niet gering was (1.618 planten zoals aangetroffen door de politie), dat het teeltproces geschiedde in afzonderlijke daartoe ingerichte ruimtes onder gecontroleerde condities en in belangrijke mate geautomatiseerd verliep met behulp van technische middelen, kennelijk ter optimalisering van het teeltproces en minimalisering van de daarvoor van de teler vereiste inspanning.

Gelet op de hiervoor genoemde vaststellingen is het hof van oordeel dat het handelen van verdachte gekwalificeerd kan worden als hennepteelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.”

2.2.5 Bij de stukken bevindt zich een ‘Verzoek tot Schadevergoeding’ van de benadeelde partij. Bijlage 2 bij dit verzoek houdt onder meer in: “Ruimte 1 Aangetroffen teelt (...) Berekend verbruik voor de aangetroffen teelt in teeltruimte 1 27.615,504 kWh

Ruimte 1 Voorgaande teelt(en): 1 (...) Berekend verbruik voor voorgaande teelten: 1 (teelten) x 30894,192 = 30.894,192 kWh

Ruimte 2 Aangetroffen teelt (...) Berekend verbruik voor de aangetroffen teelt in teeltruimte 2 44.108,904 kWh

Ruimte 2 Voorgaande teelt(en): 1 (...) Berekend verbruik voor voorgaande teelten: 1 (teelten) x 49.327,992 = 49.327,992 kWh

Ruimte 3 Aangetroffen teelt (...) Berekend verbruik voor de aangetroffen teelt in teeltruimte 3 3.508,176 kWh

Ruimte 3 Voorgaande teelt(en): 1 (...) Berekend verbruik voor voorgaande teelten: 1 (teelten) x 14.040,432 = 14.040,432 kWh

Berekend verbruik voor de aangetroffen teelt in ruimte 1 27.615,504 Berekend verbruik voor de voorgaande teelt(en) in ruimte 1 30.894,192 Berekend verbruik voor de aangetroffen teelt in ruimte 2 44.108,904 Berekend verbruik voor de voorgaande teelt(en) in ruimte 2 49.327,992 Berekend verbruik voor de aangetroffen teelt in ruimte 3 3.508,176 Berekend verbruik voor de voorgaande teelt(en) in ruimte 3 14.040,432 Totaal berekend verbruik 169.495,200.”

2.2.6 Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte daar onder meer verklaard: “Ik heb absoluut niets mee te maken met deze zaak. Ik had een bedrijfsruimte in de verhuur waarin die hennepkwekerij is aangetroffen. (...) U wijst mij op mijn verklaring, opgenomen op pagina 56 van het politiedossier, inhoudende dat de wortelresten in de potten ook van een eerdere oogst afkomstig zouden kunnen zijn en waar ik de vraag stel of het niet zo kan zijn dat ze die oude potten hebben meegenomen uit een andere kwekerij. Ik had daar ook een container vol met potten staan van de hennepkwekerij die ik in 2015 had. Als ik naar de potten uit deze kwekerij keek, zag ik dat er ook wortels aan die potten hingen. Die potten uit 2015 zijn nu weg. Het klopt dat ik zeg dat ik helemaal niets met deze zaak te maken heb, maar ik heb zelf ondervonden dat aan de plantenpotten uit de hennepkwekerij van 2015 in 2020 nog wortelresten zaten. Ik heb dat toen wel moeten opruimen. Ik heb de potten van de onderhavige hennepkwekerij ook moeten opruimen evenals de potten uit de kwekerij van 2015. Ik heb ook alle grond moeten opruimen. Die potten hebben daar 5 jaar gestaan en daar hingen toen nog steeds wortels onder.”

2.2.7 Het hof heeft over de vordering van de benadeelde partij en de in verband daarmee opgelegde schadevergoedingsmaatregel overwogen: “Vordering van de [benadeelde] B.V.

De [benadeelde] B.V. heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van de schade geleden ter zake van (primair) de tenlastegelegde periode plus een eerdere oogst, zijnde in totaal (€ 10.816,05 en € 150,00 proceskosten =) € 10.966,05, en (subsidiair) enkel de tenlastegelegde periode, zijnde in totaal (€ 3.627,93 + € 150,00 proceskosten =) € 3.777,93. De subsidiaire vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen, en voor het overige is de vordering afgewezen.

De [benadeelde] B.V. heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van de primaire vordering.

Het hof oordeelt als volgt.

Uit het dossier volgt dat buiten de aangetroffen teelt er in de kweekruimtes 1, 2 en 3 een eerdere teelt is geweest die is geoogst. De vordering van [benadeelde] B.V. bestrijkt die voorgaande oogst en de aangetroffen teelt. Weliswaar is tenlastegelegd en bewezenverklaard slechts 18 dagen diefstal van elektriciteit, namelijk de dagen waarvan is vastgesteld dat de aangetroffen teelt stond in de in werking zijnde kwekerij. De diefstal van elektriciteit is mogelijk doordat op enig moment de bekabeling (elektriciteit) buiten de meter om is aangelegd en is verbonden met de kweekruimtes. De diefstal op deze dagen staat daarmee in onlosmakelijk verband met de diefstal van voorgaande dagen ten behoeve van diezelfde kwekerij. Het hof komt daarmee tot het oordeel dat de gepleegde diefstal van elektriciteit op deze zelfde wijze op de voorafgaande dagen in rechtstreeks verband staat met de tenlastegelegde en bewezenverklaarde diefstal in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 19 oktober 2016.

De primaire vordering is derhalve geheel voor toewijzing vatbaar voor het bedrag van € 10.816,05. Het hof zal de vordering toewijzen met vermeerdering van de wettelijke rente vanaf de laatste dag van de tenlastegelegde en bewezenverklaarde periode, te weten 19 oktober 2016.

(...)

Schadevergoedingsmaatregel

Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan [benadeelde] B.V. is toegebracht tot een bedrag van € 10.816,05. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.

Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.”

2.3 De volgende bepalingen zijn van belang.

  • Artikel 51f lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv): “Degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, kan zich terzake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces.”
  • Artikel 361 lid 2 Sv: “De benadeelde partij zal alleen ontvankelijk zijn in haar vordering indien: a. de verdachte enige straf of maatregel wordt opgelegd, of een zorgmachtiging met toepassing van artikel 2.3, onderdeel 1°, 2° of 4°, van de Wet forensische zorg is afgegeven; en b. aan haar rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit of door een strafbaar feit, waarvan in de dagvaarding is meegedeeld dat het door de verdachte is erkend en ter kennis van de rechtbank wordt gebracht, en waarmee door de rechtbank bij de strafoplegging rekening is gehouden.”
  • Artikel 36f leden 1 en 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr): “1. Aan degene die bij rechterlijke uitspraak wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld tot een straf of aan wie bij rechterlijke uitspraak een maatregel wordt opgelegd dan wel ten aanzien van wie met toepassing van artikel 2.3, onderdeel 1°, 2° of 4°, van de Wet forensische zorg een zorgmachtiging is afgegeven, of waarbij door de rechter bij de strafoplegging rekening is gehouden met een strafbaar feit, waarvan in de dagvaarding is meegedeeld dat het door de verdachte is erkend en ter kennis van de rechtbank wordt gebracht dan wel jegens wie een strafbeschikking wordt uitgevaardigd, kan de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de staat van een som gelds ten behoeve van het slachtoffer of de personen genoemd in artikel 51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De staat keert een ontvangen bedrag onverwijld uit aan het slachtoffer of de personen genoemd in artikel 51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
  1. De maatregel kan worden opgelegd indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.”

2.4 Een benadeelde partij kan in het strafproces vergoeding vorderen van de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden als voldoende verband bestaat tussen enerzijds a) het bewezenverklaarde handelen van de verdachte of b) een strafbaar feit, waarvan in de dagvaarding is meegedeeld dat het door de verdachte is erkend en ter kennis van de rechter wordt gebracht, en waarmee door de rechter bij de strafoplegging rekening is gehouden, en anderzijds de schade, om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Voor de beantwoording van de vraag of zo’n verband bestaat, zijn de concrete omstandigheden van het geval bepalend. Voor het aannemen van zo’n verband is niet vereist dat de schade betrekking heeft op voorwerpen die in de bewezenverklaring zijn vermeld. (Vgl. HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, rechtsoverweging 2.3.1.)

2.5 Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen die strekt tot vergoeding van schade die is geleden door het wegnemen van elektriciteit in de tenlastegelegde periode “plus een eerdere oogst”. Aan deze toewijzing ligt als oordeel ten grondslag dat de verdachte door het verbreken van de elektriciteitsmeter en het vervolgens buiten deze meter om aanleggen van een elektriciteitsaansluiting, elektriciteit die aan de benadeelde partij toebehoort, heeft weggenomen, en dat dit wegnemen van elektriciteit niet alleen heeft plaatsgevonden tijdens de teelt van de aangetroffen planten, maar ook bij een daaraan voorafgaande teelt en oogst. Dit oordeel is niet zonder meer begrijpelijk. De bewezenverklaring van feit 2 is immers beperkt tot de periode van 1 oktober 2016 tot en met 19 oktober 2016, waarmee de bewezenverklaring betrekking heeft op de periode waarin de aangetroffen planten werden geteeld. Het hof heeft daarbij, mede in het licht van de onder 2.2.6 weergegeven betwisting door de verdachte dat hij iets te maken had met de hennepkwekerij, niet toereikend gemotiveerd dat de in de bewezenverklaring van feit 2 genoemde verbreking van de zegel van de elektriciteitsmeter en het buiten deze meter om aanleggen van een elektriciteitsaansluiting al voorafgaand aan die in de bewezenverklaring genoemde periode heeft plaatsgevonden en dat de verdachte door toen al van die aansluiting gebruik te maken schade heeft veroorzaakt waarvoor hij tegenover de benadeelde partij aansprakelijk is. Dit alles brengt mee dat ook de oplegging van de in artikel 36f Sr voorziene maatregel niet in stand kan blijven (vgl. HR 18 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:901, rechtsoverweging 2.3.3).

2.6 Het cassatiemiddel slaagt.

3 Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4 Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van drie jaren.

5 Beslissing

De Hoge Raad:

  • vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en de beslissing over de door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • vermindert de gevangenisstraf in die zin dat deze twee jaren en negen maanden beloopt;
  • wijst de zaak terug naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel opnieuw wordt berecht en afgedaan;
  • verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada, T. Kooijmans, C.N. Dalebout en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 september 2025.