Artikel 512 (Wraking rechter wegens partijdigheid)
Op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitleg in duidelijke taal
Op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Dit artikel stelt dat de verdachte of het openbaar ministerie een verzoek kan indienen om een rechter, of meerdere rechters, die een specifieke zaak behandelen, te wraken. Deze wraking moet gebaseerd zijn op feiten of omstandigheden die ertoe kunnen leiden dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBZWB:2025:4705 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 11 juli 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:5888 - Rechtbank Amsterdam - 3 juli 2025
ECLI:NL:GHSHE:2025:2802 - Gerechtshof 's-Hertogenbosch - 6 oktober 2025
ECLI:NL:GHARL:2025:5780 - Wraking om vermeende bias blind spot raadsheren faalt bij Hof Arnhem-Leeuwarden - 22 september 2025
De subjectieve vrees van een verzoekster dat raadsheren vooringenomen zijn door een gebrek aan zelfbewustzijn over eigen vooroordelen (“bias blind spot”), is onvoldoende voor wraking. Het Gerechtshof oordeelt dat deze vrees objectief gerechtvaardigd moet zijn, wat hier niet is gebleken uit de proceshouding van de raadsheren.
ECLI:NL:GHDHA:2025:1584 - Gerechtshof Den Haag - 6 augustus 2025
ECLI:NL:GHSHE:2025:2130 - Gerechtshof 's-Hertogenbosch - 28 juli 2025
ECLI:NL:RBNNE:2025:4052 - Rechtbank Noord-Nederland - 6 oktober 2025
ECLI:NL:RBNNE:2025:4053 - Rechtbank Noord-Nederland - 6 oktober 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:7213 - Rechtbank Amsterdam - 25 september 2025
ECLI:NL:GHAMS:2025:2426 - Wrakingsverzoek afgewezen: ordehandhaving door voorzitter tijdens pro-formazitting geen partijdigheid - 15 september 2025
Het Gerechtshof Amsterdam oordeelt dat het onderbreken van een verdachte tijdens een pro-formazitting geen objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid oplevert. Het is de taak van de voorzitter om te bepalen wat relevant is voor de beslissing, zeker als het niet de inhoudelijke behandeling betreft.