ECLI:NL:GHAMS:2025:2426 - Wrakingsverzoek afgewezen: ordehandhaving door voorzitter tijdens pro-formazitting geen partijdigheid - 15 september 2025
Arrest
Essentie
Het Gerechtshof Amsterdam oordeelt dat het onderbreken van een verdachte tijdens een pro-formazitting geen objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid oplevert. Het is de taak van de voorzitter om te bepalen wat relevant is voor de beslissing, zeker als het niet de inhoudelijke behandeling betreft.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
zaaknummer : 200.358.509/01 zaaknummer hoofdzaak : 23-001562-25
Beslissing van de wrakingskamer van 15 september 2025
op het wrakingsverzoek ingediend door
[verzoekster] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975, thans gedetineerd in [detentieadres] , hierna: verzoekster.
1 De procedure
1.1. De hoofdzaak betreft het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Holland van 24 juni 2025, waarbij verzoekster is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en TBS met dwangverpleging is opgelegd voor belaging en een poging tot het onttrekken van haar minderjarige kinderen aan het wettig gezag.
1.2. Op 19 augustus 2025 vond een (pro forma) behandeling plaats. Verzoekster heeft tijdens de behandeling mondeling de wraking verzocht van de voorzitter van de meervoudige kamer voor strafzaken, raadsheer mr. N.A. Schimmel. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
1.3. De raadsheer heeft op 29 augustus 2025 per e-mailbericht gereageerd op het verzoek tot wraking.
1.4. Het wrakingsverzoek is op 8 september 2025 door de wrakingskamer behandeld. Op de zitting waren aanwezig de verzoekster en mr. Tdlohreg, advocaat-generaal bij het gerechtshof Amsterdam.
2 Het wrakingsverzoek en de standpunten daarover
2.1. De gronden van het wrakingsverzoek blijken uit het proces-verbaal van de zitting van 19 augustus 2025 dat aan deze beslissing is gehecht. De verzoekster heeft het verzoek op de zitting van de wrakingskamer toegelicht. Samengevat vindt verzoekster dat zij tijdens de zitting van 19 augustus 2025 te veel werd onderbroken en dat zij onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om haar visie naar voren te brengen. Zij is bovendien niet in de gelegenheid gesteld informatie, die volgens haar niet tot de inhoudelijke behandeling kon wachten, over te dragen en toe te lichten, terwijl het zonder deze informatie niet mogelijk zou zijn een goed beeld van haar zaak te krijgen.
2.2. De raadsheer heeft in zijn schriftelijke reactie meegedeeld dat hij niet in het verzoek tot wraking berust. Het is de raadsheer niet duidelijk waarom hij is gewraakt. Hij heeft verzoekster slechts duidelijk proberen te maken dat ze een advocaat nodig heeft en heeft haar een paar keer onderbroken als zij uitweidde over niet aan de orde zijnde kwesties.
2.3. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
3 De beoordeling
Juridisch kader
3.1. Artikel 512 Wetboek van Strafvordering (Sv) bepaalt dat op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie elk van de rechters die een zaak behandelen kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Deze bepaling is ook van toepassing op de raadsheren die het hoger beroep behandelen.
3.2. Een rechter kan alleen gewraakt worden als hij tegenover een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Uitgangspunt is dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van uitzonderlijke omstandigheden. Het moet dan gaan om omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van partijdigheid of van de objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid.
Beoordeling in deze zaak
3.3. De wrakingskamer is van oordeel dat, gelet op het karakter van de zitting, de door verzoekster naar voren gebrachte omstandigheden geen zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van de objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid. De wrakingskamer neemt daarbij in aanmerking dat het hier niet de inhoudelijke behandeling van de strafzaak betrof, maar een zogenaamde pro forma behandeling in verband met de voorlopige hechtenis van de verdachte en dat het in beginsel aan de voorzitter van deze zitting is om te bepalen wat voor het nemen van een beslissing relevant is. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
4 De beslissing
De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.E. Kwak, mr. W.J. Blokland en mr. E.M. de Stigter, in tegenwoordigheid van mr. N.E.M. Keereweer als griffier en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 15 september 2025.