Terug naar bibliotheek
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2025:4598 - Rechtbank Overijssel - 7 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBOVE:2025:45987 juli 2025

Rechtsgebieden

StrafrechtStrafprocesrecht

Uitspraak inhoud

beslissing

Wrakingskamer

Zittingsplaats Zwolle

Zaaknummer: 334662 KG RK 25-293

Beslissing van 7 juli 2025

in de zaak van

[verzoeker], nu verblijvende in de FPC [locatie], met als adres [adres], verzoeker tot wraking, advocaat mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat in Hoofddorp.

1 De procedure

1.1. In de procedure tot verlenging van de terbeschikkingstelling van verzoeker, bekend onder parketnummer 07.015896-96, heeft op 16 juni 2025 een openbare terechtzitting plaatsgevonden, alwaar de rechters mr. A. van Holten, mr. M.W. Eshuis en mr. M. Vodegel (hierna: de rechters) zitting hadden.

1.2. Bij gelegenheid van de behandeling ter terechtzitting heeft verzoeker een mondeling verzoek tot wraking van de rechters gedaan, zoals blijkt uit het proces-verbaal van de zitting van 16 juni 2025.

1.3. De rechters hebben niet berust in de wraking. Door de voorzitter is op 19 juni 2025, mede namens de collega’s schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek. Zij zijn van mening dat zij uit de wrakingsgronden van verzoeker op geen enkele manier kunnen ontwaren waarom sprake zou zijn van vooringenomenheid.

2 De beoordeling

2.1. Artikel 5 lid 2 sub a en e van het Wrakingsprotocol rechtbank Overijssel bepaalt dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond of niet-ontvankelijk kan verklaren indien het verzoek kennelijk ongegrond is of indien het verzoek is gericht tegen het hele college. De wrakingskamer oordeelt dat deze situatie zich hier voordoet. Daartoe wordt als volgt overwogen.

2.2. Volgens artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan op verzoek elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2.3. De wrakingsgronden van verzoeker staan in het proces-verbaal van de zitting van 16 juni 2025 vermeld: “Ik wil een wraking voordragen van het hele rechterlijke college. Daarmee bedoel ik de rechters. Ik heb vier wrakingspunten: 1. De gedragsdeskundigen hebben een advies opgemaakt zonder dat ze mij hebben gesproken. Er bestaat dus geen advies van twee deskundigen. De rechtbank is hierdoor vals voorgelicht, wat gevolgen heeft voor de partijdigheid van de rechters; 2. In de verlengingsvordering van de officier van justitie staat onzinnige taal. Zo staat er dat uit advies van de kliniek blijkt dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de TBS vereist. Ook staat er dat de maatregel is toegepast ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Ik vind dit onzinnige en verwarrende taal. In het arrest van het gerechtshof worden de woorden overgenomen zonder aan te duiden waar het om gaat. Ik word op het verkeerde been gezet doordat er geen gewone taal wordt gebruikt. Ik heb de indruk dat de mensen die dit schrijven niet goed bij hun verstand zijn; 3. Het advies van de kliniek is te lang waardoor het niet helemaal ter zitting behandeld wordt. Ik krijg dus niet de gelegenheid om mij er tegen te verdedigen, terwijl ik het niet eens ben met wat in het advies staat; 4. Het gerechtshof stond mij de vorige zitting niet toe om de wraking voor te dragen. Ik had er redenen voorop papier gezet. Het hof eindige de zitting, terwijl ik die redenen wilde voordragen. De zitting is niet gegaan conform artikel 1 van het Wetboek van Strafvordering. Deze zitting in Zwolle mag daarom ook niet plaatsvinden. De officier van justitie moet niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat is nog niet gedaan, wat een vierde punt voor wraking vormt.

2.4. De wrakingskamer stelt voorop dat de wet niet de mogelijkheid biedt van wraking van een rechtbank in zijn geheel, zoals verzoeker (ook) heeft gedaan. De wrakingskamer is daarom van oordeel dat verzoeker in dit (deel van zijn) verzoek niet kan worden ontvangen, overeenkomstig artikel 5 lid 2 sub e van het Wrakingsprotocol rechtbank Overijssel.

2.5. Verzoeker stelt verder dat de rechtbank met het advies van gedragsdeskundigen vals is voorgelicht, dat in de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de officier van justitie onzinnige taal staat, dat het advies van de kliniek te lang is en daardoor niet geheel ter zitting wordt behandeld en dat het gerechtshof hem tijdens de vorige zitting niet toestond om een wrakingsverzoek voor te dragen. De wrakingskamer begrijpt de stellingen aldus dat verzoeker het niet eens is met de adviezen en de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de officier van justitie en dat verzoeker het gevoel heeft dat hij niet (voldoende) wordt gehoord.

Verzoeker heeft zijn stellingen niet onderbouwd met concrete feiten en omstandigheden waaruit de wrakingskamer bij de rechters die op 16 juni 2025 de meervoudige strafkamer vormden vooringenomenheid kan afleiden, dan wel dat ten aanzien van hen sprake is van zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Ook anderszins zijn zodanige feiten en omstandigheden niet gebleken of aannemelijk geworden. Het verzoek moet voor het overige dan ook (kennelijk) ongegrond worden verklaard.

3 De beslissing

De wrakingskamer:

Deze beslissing is gegeven door de rechters mr. A.E. Zweers, mr. C.W. Couperus-van Kooten en mr. M.H. van der Lecq, in tegenwoordigheid van de griffier mr. N. Klunder, en in openbaar uitgesproken op 7 juli 2025.

de griffier de voorzitter

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.