Artikel 31 (Herstel kennelijke fouten rechterlijke uitspraken)
1. De rechter verbetert te allen tijde op verzoek van een partij of ambtshalve in zijn vonnis, arrest of beschikking een kennelijke rekenfout, schrijffout of andere kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent. De rechter gaat niet tot de verbetering over dan na partijen in de gelegenheid te hebben gesteld zich daarover uit te laten.
2. De verbetering wordt op een door de rechter nader te bepalen dag uitgesproken en wordt met vermelding van deze dag en van de naleving van de tweede volzin van het eerste lid op de minuut van het vonnis, het arrest of de beschikking gesteld.
3. Van de verbeterde minuut verstrekt de griffier op de dag van de uitspraak aan de in de oorspronkelijke procedure verschenen partijen een afschrift, zo nodig opgemaakt in executoriale vorm. Een eerder verstrekt afschrift opgemaakt in executoriale vorm verliest hierdoor zijn kracht. De partij die in het bezit is van een afschrift als bedoeld in de vorige zin, geeft dit af aan de griffier. Was de executie reeds aangevangen, dan kan deze met inachtneming van de verbetering worden voortgezet op grond van een na de verbetering afgegeven afschrift opgemaakt in executoriale vorm.
4. Tegen de verbetering of de weigering daarvan staat geen voorziening open.
Uitleg in duidelijke taal
1. De rechter verbetert te allen tijde op verzoek van een partij of ambtshalve in zijn vonnis, arrest of beschikking een kennelijke rekenfout, schrijffout of andere kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent. De rechter gaat niet tot de verbetering over dan na partijen in de gelegenheid te hebben gesteld zich daarover uit te laten.
Dit betekent letterlijk: De rechter kan op ieder moment (te allen tijde), hetzij op verzoek van een procespartij, hetzij uit eigen beweging (ambtshalve), een duidelijke (kennelijke) rekenfout, schrijffout of een andere duidelijke fout die eenvoudig kan worden hersteld, in zijn vonnis, arrest of beschikking corrigeren. De rechter voert de verbetering pas door nadat hij de partijen de mogelijkheid heeft gegeven om hun standpunt hierover kenbaar te maken.
2. De verbetering wordt op een door de rechter nader te bepalen dag uitgesproken en wordt met vermelding van deze dag en van de naleving van de tweede volzin van het eerste lid op de minuut van het vonnis, het arrest of de beschikking gesteld.
Dit betekent letterlijk: De rechter spreekt de verbetering uit op een dag die hij later zal vaststellen. Deze verbetering wordt, samen met de vermelding van deze uitspraakdatum en de vermelding dat aan de voorwaarde uit de tweede zin van het eerste lid (het horen van partijen) is voldaan, aangetekend op het originele document (de minuut) van het vonnis, het arrest of de beschikking.
3. Van de verbeterde minuut verstrekt de griffier op de dag van de uitspraak aan de in de oorspronkelijke procedure verschenen partijen een afschrift, zo nodig opgemaakt in executoriale vorm. Een eerder verstrekt afschrift opgemaakt in executoriale vorm verliest hierdoor zijn kracht. De partij die in het bezit is van een afschrift als bedoeld in de vorige zin, geeft dit af aan de griffier. Was de executie reeds aangevangen, dan kan deze met inachtneming van de verbetering worden voortgezet op grond van een na de verbetering afgegeven afschrift opgemaakt in executoriale vorm.
Dit betekent letterlijk: De griffier (secretaris van de rechtbank) geeft op de dag van de uitspraak van de verbetering een kopie (afschrift) van het gecorrigeerde originele document (verbeterde minuut) aan de partijen die in de oorspronkelijke procedure zijn verschenen. Als dat nodig is, wordt dit afschrift zodanig opgemaakt dat het ten uitvoer gelegd kan worden (in executoriale vorm). Een eerder verstrekt afschrift in executoriale vorm is door deze verbetering niet langer geldig (verliest zijn kracht). De partij die een afschrift bezit zoals genoemd in de vorige zin, moet dit afgeven aan de griffier. Als de tenuitvoerlegging (executie) al was begonnen, kan deze worden voortgezet, waarbij rekening wordt gehouden met de verbetering, op basis van een afschrift in executoriale vorm dat na de verbetering is afgegeven.
4. Tegen de verbetering of de weigering daarvan staat geen voorziening open.
Dit betekent letterlijk: Er is geen rechtsmiddel (zoals hoger beroep of cassatie) mogelijk tegen de beslissing van de rechter om een fout te verbeteren, noch tegen de weigering van de rechter om een dergelijke verbetering aan te brengen.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:PHR:2025:1009 - Conclusie A-G: Discrepantie tussen tussenvonnis en eindvonnis als kennelijke fout - 19 september 2025
De A-G adviseert van vernietiging. Het hof oordeelde onbegrijpelijk dat een discrepantie tussen een bindende eindbeslissing in een tussenvonnis en het dictum van het eindvonnis geen kennelijke fout (art. 31 Rv) is, alleen omdat de rechter theoretisch op zijn beslissing kon zijn teruggekomen zonder dit te motiveren.
ECLI:NL:PHR:2025:1010 - Conclusie A-G: Rechtsvermoeden van arbeidsomvang en bewijslastverdeling bij loonvordering - 19 september 2025
De Procureur-Generaal adviseert de Hoge Raad de hofuitspraak te vernietigen. Het hof miskent het rechtsvermoeden van arbeidsomvang (art. 7:610b BW) door de bewijslast voor niet-gespecificeerde periodes ten onrechte bij de werknemer te leggen, in plaats van te toetsen of de werkgever tegenbewijs heeft geleverd.
ECLI:NL:GHDHA:2025:1563 - Gerechtshof Den Haag - 12 augustus 2025
ECLI:NL:RBNHO:2025:9218 - Rechtbank Noord-Holland - 6 augustus 2025
ECLI:NL:HR:2025:1322 - Gezagsgeschil opvangregeling: rechter moet alle omstandigheden van het geval meewegen - 19 september 2025
Bij geschillen over gezamenlijk gezag, zoals een opvangregeling, moet de rechter op grond van artikel 1:253 BW alle omstandigheden van het geval meewegen. Een beslissing is onvoldoende gemotiveerd als essentiële persoonlijke en praktische omstandigheden van een ouder niet kenbaar zijn meegewogen in de belangenafweging.
ECLI:NL:PHR:2025:1012 - Conclusie A-G: Verrekeningsverbod bank (art. 54 Fw) geldt ook voor uitgaande betalingen - 19 september 2025
De Procureur-Generaal concludeert dat het verrekeningsverbod van artikel 54 Fw voor een bank die niet te goeder trouw is, zich uitstrekt tot zowel inkomende als uitgaande betalingen. De verrekeningsmethode, die verrekening van uitgaande betalingen toestaat, is volgens de A-G onjuist en strijdig met de paritas creditorum.