Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:10672 - Rechtbank Rotterdam - 5 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:106725 september 2025

Rechtsgebieden

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht

Uitspraak inhoud

locatie Rotterdam

zaaknummer: 11153772 CV EXPL 24-14782

datum uitspraak: 5 september 2025

Herstelvonnis van de kantonrechter

in de zaak van

OUDE BINNENWEG VASTGOED B.V., vestigingsplaats: Rotterdam, eiseres in conventie, verweerster in reconventie, gemachtigde: mr. S. Prosman,

tegen

ROTTERDAM APARTMENTS B.V., vestigingsplaats: Rotterdam, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, gemachtigde: mr. L. Vrakking.

De partijen worden hierna ‘OBV’ en ‘RA’ genoemd.

1 Het verzoek OBV en de reactie van RA

1.1. OBV heeft in een brief van 4 augustus 2025 gevraagd om het vonnis van 18 juli 2025 aan te passen. Zij voert aan dat in het dictum van het vonnis ten onrechte de schadevergoeding van € 4.250,00 die OBV aan RA moet betalen aan courtage over het vierde kwartaal van 2023 zowel (in conventie) is verrekend met het toegewezen deel van de conventionele vordering als (in reconventie) afzonderlijk is toegewezen.

1.2. RA geeft in een brief van 22 augustus 2025 aan dat zij er bezwaar tegen heeft dat het vonnis wordt aangepast. RA voert aan dat het goed denkbaar is dat de kantonrechter voor ogen heeft gehad de schadevergoeding niet alleen toe te wijzen voor het laatste kwartaal van 2023, maar ook voor het eerste kwartaal van 2024. Mogelijk is een overweging hierover weggevallen in het lichaam van het vonnis of is de kantonrechter vergeten dit onderwerp uit te werken in de tekst van het vonnis.

2 De beoordeling

2.1. De kantonrechter zal het vonnis verbeteren, omdat er sprake is van een duidelijke fout die makkelijk hersteld kan worden (artikel 31 Rv). Per abuis is, ondanks verrekening van het in reconventie toegewezen bedrag met het in conventie toegewezen bedrag, in rechtsoverweging 2.2. van het vonnis van 18 juli 2025 en in het petitum in reconventie nogmaals het in reconventie toegewezen bedrag vermeld.

2.2. Het bezwaar van RA is niet terecht. De kantonrechter heeft in het vonnis onder rechtsoverweging 2.11. overwogen dat OBV aan RA een schadevergoeding van € 4.250,00 moet betalen aan courtage die RA nog in het vierde kwartaal van 2023 zou hebben ontvangen van OBV als de overeenkomst regelmatig was opgezegd. In rechtsoverweging 2.12. heeft de kantonrechter overwogen dat RA geen recht heeft op een bedrag aan schadevergoeding (ter hoogte van het bedrag aan courtage) over het eerste tot en met derde kwartaal van 2024. De kantonrechter heeft dus, anders dan RA aanvoert, niet voor ogen gehad de schadevergoeding ook voor het eerste kwartaal van 2024 toe te wijzen. Evenmin is sprake van het wegvallen van een overweging of van het vergeten om een onderwerp uit te werken.

3 De beslissing

De kantonrechter:

3.1. bepaalt dat in het vonnis van 18 juli 2025 deze tekst die staat in rechtsoverweging 2.2.

“De kantonrechter wijst van de eis van OBV € 11.534,14 met rente toe en van de eis van RA € 4.250,00 met rente.”

wordt veranderd in

“De kantonrechter wijst van de eis van OBV na verrekening € 11.534,14 met rente toe en van de eis van RA de rente over € 4.250,00.”;

3.2. bepaalt dat in het vonnis van 18 juli 2025 deze tekst die staat in het petitum onder het kopje in reconventie

“veroordeelt OBV om aan RA te betalen € 4.250,00 met de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 1 oktober 2023 tot de dag dat volledig is betaald;”

wordt veranderd in

“veroordeelt OBV om aan RA te betalen de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over € 4.250,00 vanaf 1 oktober 2023 tot de dag dat volledig is betaald;”

3.3. geeft de griffier de opdracht om op het originele vonnis van 18 juli 2025 te vermelden dat het vonnis met dit herstelvonnis is aangepast;

3.4. geeft partijen de opdracht om het vonnis van 18 juli 2025 aan de rechtbank terug te sturen.

Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken. 45830/34286