Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:15110 - Rechtbank Den Haag - 28 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1511028 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-8316
Zaaknummer: C/09/656906
Datum beschikking: 28 juli 2025
Beschikkingin de zaak waarin op 12 december 2024 een beschikking is gegeven en uitgesproken, op verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.J. Boers in 's-Gravenzande.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de juridische vader] ,

de juridische vader,
zonder bekende woon - en/of verblijfplaats binnen of buiten Nederland,

[de biologische vader] ,

de biologische vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats] ,

zetelend in [geboorteplaats] ,
hierna: de ambtenaar,
en
de minderjarige [minderjarige 1], volgens de Basisregistratie Personen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] ,
in rechte vertegenwoordigd door mr. A. Alam-Khan, advocaat in Delft,
in de hoedanigheid van bijzondere curator.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

Verzoek en verweer

In het e-mailbericht van 2 april 2025 wordt door de ambtenaar verzocht om – waar mogelijk – de op 12 december 2024 in deze zaak gegeven beschikking aan te passen en:
De moeder onderschrijft het verzoek van de ambtenaar.
De juridische vader, de biologische vader en de bijzondere curator hebben geen standpunt ingenomen.

Beoordeling

Op grond van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verbetert de rechter te allen tijde op verzoek van een partij of ambtshalve in zijn beschikking een kennelijke rekenfout, schrijffout of andere kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent.
De rechtbank is van oordeel dat in onderhavig geval geen sprake is van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent. Daartoe is redengevend dat de ambtenaar nu aangeeft dat het allereerst noodzakelijk is om de nietigheid van de erkenning vast te stellen, omdat de ambtenaar geen beschikking heeft ontvangen van de kennelijke nietigverklaring van de erkenning op 7 september 2023. Een daartoe strekkend verzoek lag echter niet voor aan de rechtbank en is ook niet ter zitting besproken, zodat daarop niet is beslist. Dit verzoek leent zich dus niet voor een eenvoudig herstel van een kennelijke fout. De overige verzoeken lenen zich daarmee ook niet voor een eenvoudig herstel. De rechtbank zal de door de ambtenaar verzochte verbeteringen daarom weigeren.
Nu gebleken is dat de beschikking van 12 december 2024 in kracht van gewijsde is gegaan en dat hoger beroep tegen deze beschikking niet meer mogelijk is, geeft de rechtbank partijen mee dat wat door de ambtenaar wordt verzocht – en door de moeder wordt onderschreven – enkel kan worden bewerkstelligd door een nieuw verzoek met deze strekking te doen.

Beslissing

De rechtbank:
weigert de verzochte verbetering van de beschikking van 12 december 2024.