ECLI:NL:GHDHA:2025:1563 - Gerechtshof Den Haag - 12 augustus 2025
Arrest
Formele relaties
Rechtsgebieden
Arrest inhoud
GERECHTSHOF DEN HAAG
Civiel recht Team Handel
Zaaknummer hof : 200.332.327/01 Zaaknummer rechtbank : C/10/584493?HA ZA 19-982
beslissing van 12 augustus 2025
in de zaak van
- Koninklijke Vopak N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
- de rechtspersoon naar vreemd recht Vopak Terminals Singapore PTE LTD.
gevestigd in Singapore, appellanten in principaal hoger beroep, geïntimeerden in incidenteel hoger beroep, advocaat: mr. W.A.M. Rupert, kantoorhoudend in Rotterdam,
tegen
de vennootschap naar Europees recht Chubb European Group SE.,
gevestigd in Courbevoie, Frankrijk, mede kantoorhoudend te Rotterdam, geïntimeerde in principaal hoger beroep, appellante in incidenteel hoger beroep advocaat: mr. E.E. Krikke, kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof noemt partijen hierna Vopak c.s. (of ieder afzonderlijk: Vopak en Vopak Singapore) en Chubb.
Het hof heeft op 15 april 2025 in bovengenoemde zaak arrest gewezen.
Het hof heeft kennis genomen van het verzoek van mr. Krikke (aan de zijde van Chubb) bij e-mailbericht van 11 juli 2025 om het arrest te herstellen op de voet van artikel 31 Rv.
Chubb heeft daaraan ten grondslag gelegd dat het hof in het dictum abusievelijk een onjuiste formulering voor de verschuldigdheid van de wettelijke rente heeft gehanteerd. Het hof heeft in het dictum opgenomen dat het te betalen bedrag van SD 5.360.000 vermeerderd dient te worden met de wettelijke rente, in plaats van eerst op het bedrag van SD 5.360.000 de uitkering onder de lokale polis en het eigen risico van de Masterpolis in mindering te brengen, en in het dictum op te nemen dat het dan resterende bedrag vermeerderd dient te worden met de wettelijke rente.
Uit het dictum in rechtsoverweging 7 volgt dat het hof heeft aangeknoopt bij het petitum van de inleidende dagvaarding en de rechtsoverwegingen 4.1 en 6.23 waaruit laatstgenoemde formulering blijkt. Nu het hof vervolgens de wettelijke rente niet aan het einde van het dictum heeft geplaatst, is direct duidelijk dat het hof dit abusievelijk heeft gedaan.
Vopak c.s. zijn in de gelegenheid gesteld op dit verzoek te reageren. Bij e-mailbericht van 22 juli 2025 van mr. Rupert (aan de zijde van Vopak c.s.) hebben zij aangegeven het niet eens te zijn met het verzoek. Volgens Vopak c.s. is de formulering door het hof in lijn met het petitum zoals door hen geformuleerd bij inleidende dagvaarding van 2 oktober 2019. In het petitum is, anders dan Chubb meent, geen berekeningsvolgorde geformuleerd. Bedoeld is dat wettelijke rente verschuldigd wordt over het door Chubb in totaal verschuldigde bedrag, te weten het bedrag dat dient te worden uitgekeerd onder de polis (SD 5.360.000) minus de betaling onder de lokale polis van EUR 1 mio. Het eigen risico dient niet vooraf al van dit bedrag te worden afgetrokken. Dat komt in mindering op de totale schade van Vopak, dus inclusief de verstreken rente, en niet daarvoor.
Het hof is van oordeel dat gelet op wat Chubb heeft aangevoerd sprake is van een kennelijke fout, die zich voor eenvoudig herstel leent (artikel 31 Rv). Zij vat het verzoek van Chubb aldus op en wijst het verzoek toe.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Het hof heeft in zijn arrest van 15 april 2025 Chubb veroordeeld tot betaling. Uit de formulering onder het derde liggende streepje in het dictum volgt dat Chubb is veroordeeld te betalen de schadevergoeding van SD 5.360.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 oktober 2019 (datum dagvaarding eerste aanleg), terwijl pas daarna de uitkering onder de lokale polis en het eigen risico daarop in mindering strekken. Er wordt, met andere woorden, rente berekend over het volledige schadebedrag zonder aftrekposten.
Uitgangspunt is echter voor het hof dat Chubb wordt veroordeeld tot betaling van het schadebedrag na aftrek van de aftrekposten. Het hof heeft hierbij aansluiting gezocht bij het petitum van de inleidende dagvaarding van Vopak c.s. (vgl. rov. 4.1). In het dictum heeft het hof vervolgens verzuimd om die aansluiting voort te zetten door abusievelijk een onjuiste volgorde formulering te hanteren.
Partijen zijn het erover eens dat de wettelijke rente eerst verschuldigd wordt over het bedrag na aftrek van de uitkering onder de lokale polis. Nu het dictum in de huidige formulering ertoe leidt dat de rente direct over het hoofdbedrag aan schade verschuldigd is, volgt reeds daaruit dat het hof dit over het hoofd heeft gezien en in het dictum per abuis een onjuiste volgorde is gehanteerd. Dit wordt bevestigd doordat de huidige formulering ertoe leidt dat er ook rente wordt berekend over het eigen risico, een bedrag dat sowieso niet betaald hoeft te worden. Nu aldus sprake is van een kennelijke fout, die zich voor eenvoudig herstel leent, is het verzoek van Chubb om het arrest van 15 april 2025 te herstellen toewijsbaar op de voet van artikel 31 Rv.
Het hof zal de hiervoor vermelde fout in het dictum van het op 15 april 2025 in deze zaak gewezen arrest in de hiervoor vermelde zin verbeteren.
Beslissing
Het hof: verbetert het in deze zaak gewezen arrest van 15 april 2025 als volgt:
- het dictum, derde gedachtestreepje, dient te worden gelezen als volgt:
veroordeelt Chubb om aan Koninklijke Vopak te betalen een bedrag van SD 5.360.000,- (zegge: vijf miljoen driehonderdzestigduizend Singaporese dollars), omgerekend in euro’s naar de koers van de dag van betaling, zulks te verminderen met de uitkering onder de lokale polis van EUR 1 miljoen euro en met het eigen risico in het kader van de Masterpolis van EUR 500.000,00 (zegge: vijfhonderdduizend euro), en vervolgens te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:199 BW over die som vanaf 2 oktober 2019 tot aan de dag van volledige betaling.
Deze verbetering wordt aangebracht op de minuut en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2025.
Voor het overige blijft het arrest, ook wat betreft de datum van uitspraak, geheel in stand.
Deze beslissing is gegeven door mrs. R.G.C. Veneman, F.J. Verbeek en P. Kuipers.