Artikel 1a:1. Jonggehandicapte
1. Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft; b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
2. De ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, wordt alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
3. De ingezetene die tijdelijk geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft wordt alsnog jonggehandicapte, indien hij gedurende een tijdvak van tien jaar volgend op de dag waarop hij jonggehandicapte zou zijn geworden op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, of het tweede lid, indien hij duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zou hebben gehad, geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had.
4. Onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben wordt in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot een periodieke herbeoordeling om vast te stellen of betrokkene duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
6. De beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.
7. Bij de beoordeling, bedoeld in het zesde lid, maakt de verzekeringsarts zo veel mogelijk gebruik van wetenschappelijke inzichten die de beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie kunnen ondersteunen.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels worden gesteld.
9. De voordracht voor een krachtens het achtste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur, dan wel de vaststelling van een ministeriële regeling op basis van een dergelijke algemene maatregel van bestuur, wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBMNE:2025:4765 - Rechtbank Midden-Nederland - 30 juli 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:11200 - Rechtbank Rotterdam - 24 september 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:10294 - Rechtbank Rotterdam - 28 augustus 2025
ECLI:NL:CRVB:2025:1282 - Centrale Raad van Beroep - 20 augustus 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:5666 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 22 augustus 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:5867 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 1 augustus 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:6564 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 1 oktober 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:5939 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 4 september 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:5468 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 19 augustus 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:5552 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 19 augustus 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:4630 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 17 juli 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:8046 - Rechtbank Gelderland - 29 september 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:4380 - Rechtbank Midden-Nederland - 8 augustus 2025
ECLI:NL:RBOBR:2025:4452 - Rechtbank Oost-Brabant - 14 juli 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:8146 - Rechtbank Gelderland - 1 oktober 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:5708 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 22 augustus 2025
ECLI:NL:CRVB:2025:1237 - Centrale Raad van Beroep - 13 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:13485 - Rechtbank Den Haag - 23 juli 2025
ECLI:NL:CRVB:2025:1041 - Centrale Raad van Beroep - 2 juli 2025
ECLI:NL:CRVB:2025:1407 - Wajong-uitkering: geen duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen ondanks tijdelijke ongeschiktheid - 24 september 2025
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat een Wajong-uitkering terecht is geweigerd. Hoewel appellante tijdelijk geen arbeidsvermogen had, ontbrak dit niet duurzaam gedurende de gehele relevante periode van vijf jaar na haar achttiende verjaardag. Een motiveringsgebrek in het bestreden besluit wordt met toepassing van artikel 6:22 Awb gepasseerd.