Terug naar bibliotheek
Rechtbank Gelderland

ECLI:NL:RBGEL:2025:8146 - Rechtbank Gelderland - 1 oktober 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBGEL:2025:81461 oktober 2025

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: ARN 24/4852

in de zaak tussen

(gemachtigde: mr. V.C.D. Klaassen),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV (gemachtigde: mr. M.S. Winkel).

  1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres tegen de weigering van een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Eiseres is het niet eens met deze weigering. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de weigering van de Wajong-uitkering.

Procesverloop

  1. Eiseres heeft op 31 januari 2023 een beoordeling van haar arbeidsvermogen aangevraagd. Het UWV heeft deze (laattijdige) aanvraag met het besluit van 7 november 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 juni 2024 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij dat besluit gebleven.

2.1. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

2.2. De rechtbank heeft het beroep op 8 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV. Beoordeling door de rechtbank

De feiten

  1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1976. Zij is achttien jaar geworden op [geboortedatum] 1994.

De totstandkoming van het bestreden besluit

  1. Op 31 januari 2023 vraagt eiseres een beoordeling van haar arbeidsvermogen aan. In dat kader vindt een medische en arbeidskundige beoordeling plaats. De bevindingen van de verzekeringsarts zijn neergelegd in het rapport van 27 juli 2023. De bevindingen van de arbeidsdeskundige zijn neergelegd in het rapport van 7 november 2023.

4.1. De verzekeringsarts heeft het dossier en de beschikbare informatie bestudeerd en eiseres gezien op een spreekuur. De verzekeringsarts concludeert dat zij op haar achttiende verjaardag, gezien haar school- en werkverleden, over arbeidsvermogen beschikte. Hiermee heeft zij laten zien dat zij (minstens) vier uur per dag belastbaar was voor studie/werk en een uur aaneengesloten met een taak bezig kon zijn. De verzekeringsarts voegt daaraan toe dat er op de achttiende verjaardag wel sprake was van beperkingen als gevolg van een ziekte of gebrek. De verzekeringsarts concludeert dat eiseres ten tijde van de aanvraag geen arbeidsvermogen meer heeft. Het arbeidsvermogen is waarschijnlijk weggevallen na 2019 en dit valt buiten de voor de Wajong verzekerde periode. De verzekeringsarts baseert zich daarbij op een psychisch belastbaarheidsonderzoek uit 2018 waarin is aangegeven dat eiseres op dat moment twintig uur per week belastbaar werd geacht.

4.2. De arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat eiseres op haar achttiende verjaardag beschikte over basale werknemersvaardigheden en dat zij kon functioneren binnen een werkgeversorganisatie. Zij was in staat om instructies te begrijpen, te onthouden en uit te voeren. De arbeidsdeskundige baseert dit op het feit dat eiseres na haar achttiende verjaardag geruime tijd heeft gewerkt. Uit haar arbeidsverleden blijkt ook dat zij in staat was om een eenvoudige taak uit te voeren. Zij heeft namelijk volledige (fulltime) functies uitgevoerd en daarmee meer dan enkel een eenvoudige taak uitgevoerd. De arbeidsdeskundige concludeert dat eiseres tijdens de verzekerde periode voldeed aan alle criteria voor arbeidsvermogen.

4.3. Bij besluit van 7 november 2023 heeft UWV de aanvraag voor een Wajong-uitkering afgewezen omdat het arbeidsvermogen niet verloren is gegaan tijdens de voor de Wajong verzekerde periode.

4.4. Op 12 december 2023 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen dit besluit van het UWV, omdat zij, naar zij stelt, niet beschikte over arbeidsvermogen en dit duurzaam te achten is. In bezwaar heeft zij (medische) informatie overgelegd. Vervolgens heeft het UWV het bestreden besluit genomen. Het UWV heeft dit besluit (mede) gebaseerd op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 8 juni 2024 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 11 juni 2024.

4.5. De verzekeringsarts b&b heeft de in bezwaar overgelegde informatie bestudeerd. De verzekeringsarts b&b sluit zich aan bij het oordeel van de primaire verzekeringsarts en concludeert dat uit het dossier en de bevindingen van de primaire verzekeringsarts navolgbaar is gemotiveerd dat eiseres arbeidsvermogen had op haar achttiende verjaardag. Er is weliswaar sprake van een ziekte of gebrek op haar achttiende verjaardag, en in 2017 is de diagnose ASS (autismespectrumstoornis) gesteld, maar dit wil niet zeggen dat het arbeidsvermogen op de achttiende verjaardag, of de vijf jaren daarna (de Amber-periode) niet heeft bestaan.

4.6. De arbeidsdeskundige b&b heeft vervolgens geconcludeerd dat er geen aanleiding is om af te wijken van de conclusies van de primaire arbeidsdeskundige.

Het beoordelingskader 5. De rechtbank stelt vast dat eiseres is geboren vóór 1 januari 1980 en dat de aanvraag ná 18 december 2020 is ingediend. Gelet op de invoering van de Wet vereenvoudiging Wajong (1 januari 2021) betekent dit dat de aanvraag van eiseres beoordeeld moet worden aan de hand van de criteria uit hoofdstuk 1a van de Wajong 2015.

5.1. Omdat eiseres haar aanvraag voor een Wajong-uitkering geruime tijd na haar achttiende verjaardag heeft ingediend, is sprake van een laattijdige aanvraag. In dat geval moet het UWV ook onderzoeken of eiseres binnen (de reeds verstreken periode van) vijf jaar na haar achttiende verjaardag alsnog jonggehandicapte is geworden.[1] Deze periode loopt van [geboortedatum] 1994 tot [geboortedatum] 1999.

5.2. Anders dan bij een tijdige aanvraag moet bij een laattijdige aanvraag een retrospectieve beoordeling plaatsvinden over een tijdstip in het verleden. Volgens vaste rechtspraak ligt de bewijslast bij een laattijdige aanvraag bij de aanvrager, omdat het medisch beeld met het verstrijken van de tijd steeds moeilijker is vast te stellen.[2] Dit betekent dat het voor risico komt van de aanvrager als onvoldoende gegevens over de gezondheidstoestand en over de arbeidskundige situatie in het betreffende tijdvak beschikbaar zijn.

5.3. Recht op een Wajong-uitkering ontstaat indien de betrokkene duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.[3] De in artikel 1a:1 van de Wajong gebruikte term ‘mogelijkheden tot arbeidsparticipatie’ is gelijk aan het begrip ‘arbeidsvermogen’. Arbeidsvermogen is het vermogen van een individu om doelgerichte handelingen in een arbeidsorganisatie te verrichten die resulteren in producten of diensten die een economische waarde hebben, waarmee wordt bedoeld dat een werkgever bereid is loon te betalen voor een verrichte taak.[4] Het UWV moet daarom beoordelen of eiseres voldoet aan tenminste een van de volgende voorwaarden:

  • eiseres kan geen taak uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
  • eiseres beschikt niet over basale werknemersvaardigheden;
  • eiseres kan niet een uur aangesloten werken;
  • eiseres is niet tenminste vier uur per dag belastbaar. Wordt aan tenminste een van de hiervoor genoemde voorwaarden voldaan, dan ontbreekt arbeidsvermogen. In dat geval moet worden beoordeeld of deze situatie duurzaam is. De beoordeling wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig onderzoek en een arbeidskundig onderzoek.[5]

Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek

  1. Eiseres voert aan dat haar medische situatie door het UWV wordt onderschat, verkeerd wordt begrepen en verkeerd wordt uitgelegd. Zij is geboren met een autismestoornis en was op haar achttiende verjaardag meer beperkt dan het UWV stelt. Tijdens de zitting heeft eiseres haar standpunt nader toegelicht. Bij de beoordeling had volgens haar iemand betrokken moeten worden die is gespecialiseerd in ASS/autisme. Het UWV had dus zorgvuldiger onderzoek moeten verrichten, aldus eiseres.

6.1. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig geweest. Uit het rapport van de verzekeringsarts van 27 juli 2023 volgt dat het dossier en de ingebrachte informatie is bestudeerd. Ook is eiseres gezien op een spreekuur. Tijdens het spreekuur heeft de verzekeringsarts een (uitgebreide) anamnese afgenomen. Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b van 8 juni 2024 volgt dat in bezwaar ook dossierstudie is verricht. De rechtbank heeft geen reden om te oordelen dat de verzekeringsarts b&b aanvullend medische informatie had moeten opvragen. De door eiseres benoemde klachten zijn op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling. Niet is gebleken dat de verzekeringsartsen medische aspecten hebben gemist. De rechtbank ziet dan ook niet in waarom een specialist in ASS betrokken had moeten worden bij de beoordeling. Daarbij is ook van belang dat eiseres geen medische informatie heeft ingebracht op grond waarvan getwijfeld zou moeten worden aan de bevindingen van de verzekeringsartsen. Verder is de rechtbank van oordeel dat de rapporten van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden bevatten en dat de conclusies van de rapporten logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen. De beroepsgrond slaagt niet.

Verlies van arbeidsvermogen 7. Eiseres voert aan dat het UWV ten onrechte heeft aangenomen dat haar arbeidsvermogen pas in 2019 is weggevallen. Dat arbeidsvermogen is er volgens haar nooit geweest. Zij heeft weliswaar perioden gewerkt, maar dat had grote impact op haar gezondheid. Tijdens de zitting heeft eiseres toegelicht dat met name het beschikken over basale werknemersvaardigheden en het ten minste vier uur per dag belastbaar zijn altijd hebben ontbroken.

7.1. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat op de achttiende verjaardag van eiseres sprake was van een ziekte of gebrek en dat zij als gevolg van die ziekte beperkingen had. Ook is niet in geschil dat eiseres geen arbeidsvermogen had ten tijde van haar aanvraag van 31 januari 2023. In geschil is de vraag op welk moment het arbeidsvermogen verloren is gegaan. Eiseres stelt dat zij nooit arbeidsvermogen heeft gehad. Het UWV stelt dat eiseres in ieder geval tot 2011 arbeidsvermogen heeft gehad en dat het arbeidsvermogen nadien (vermoedelijk na 2019) verloren is gegaan.

7.2. De rechtbank is van oordeel dat het UWV voldoende en inzichtelijk heeft gemotiveerd dat eiseres in de voor de Wajong verzekerde periode arbeidsvermogen had en om die reden niet als jonggehandicapte is aan te merken. Het UWV stelt terecht dat eiseres van 1989 tot en met 2002 meerdere studies – mavo, twee mbo-4 opleidingen en een hbo-opleiding – zonder substantiële vertraging succesvol heeft afgerond. Ook heeft eiseres na haar studies tot medio 2011 fulltime gewerkt. Hieruit heeft het UWV de conclusie kunnen trekken dat eiseres tenminste vier uur per dag belastbaar was en een uur aaneengesloten kon werken. Uit het gegeven dat eiseres meerdere studies succesvol heeft afgerond en jarenlang in administratieve functies heeft gewerkt, heeft het UWV ook kunnen concluderen dat eiseres over basale werknemersvaardigheden beschikte en een taak in een arbeidsorganisatie kon uitvoeren. Pas in 2011 volgde een ziekmelding en heeft eiseres ziekengeld toegekend gekregen op grond van de Ziektewet (ZW). Weliswaar leed eiseres in de periode voor haar ziekmelding ook al aan ASS, maar zij had desondanks arbeidsvermogen. De rechtbank is zich ervan bewust dat het functioneren van eiseres tijdens de voor de Wajong verzekerde periode (sterk) werd beïnvloed door haar ziekte, maar zij voldeed desondanks wel aan de criteria die voor het aannemen van arbeidsvermogen gelden. Voor de stelling dat eiseres op haar achttiende en de vijf jaren daarna (Amber-periode) geen arbeidsvermogen had, ziet de rechtbank dan ook geen aanknopingspunten. De bewijslast hiervoor ligt – zoals de rechtbank in 5.2 heeft overwogen – bij eiseres en zij heeft haar stelling onvoldoende onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.

Beoordeling van de duurzaamheid 8. Eiseres voert aan dat het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam te achten is.

8.1. Nu de rechtbank van oordeel is dat het UWV voldoende heeft gemotiveerd dat eiseres arbeidsvermogen had op haar achttiende verjaardag en de vijf jaren daarna (Amber-periode), wordt niet meer toegekomen aan de beoordeling van de duurzaamheid.[6] De beroepsgrond slaagt niet.

Nieuw verzekerde periode wegens studie 9. Tijdens de zitting heeft eiseres haar subsidiaire beroepsgrond – dat de voor de Wajong verzekerde periode in ieder geval doorloopt tot 2002 vanwege studie – niet langer gehandhaafd, zodat deze geen nadere bespreking behoeft.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Hollebrandse, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Kouwen, griffier. Uitgesproken in het openbaar op

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Zie bijvoorbeeld CRvB 24 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2565 en CRvB 7 augustus 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1575.

Zie bijvoorbeeld CRvB 10 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:581.

Zie artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong en artikel 1a, aanhef en eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.

CRvB 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018.

Zie bijvoorbeeld CRvB 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018.

CRvB 18 oktober 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1974.


Voetnoten

Zie bijvoorbeeld CRvB 24 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2565 en CRvB 7 augustus 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1575.

Zie bijvoorbeeld CRvB 10 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:581.

Zie artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong en artikel 1a, aanhef en eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.

CRvB 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018.

Zie bijvoorbeeld CRvB 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018.

CRvB 18 oktober 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1974.