Uitspraak inhoud

Zittingsplaats: Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 24/7224 Wajong

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres, (gemachtigde: mr. J. Oversluizen),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

  1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Eiseres is het niet eens met deze afwijzing. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het UWV terecht heeft geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen.

  2. Eiseres heeft op 4 december 2023 een aanvraag gedaan voor een Wajong-uitkering.

Procesverloop

  1. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

3.1. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

3.2. De rechtbank heeft het beroep op 9 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld van haar moeder en bijgestaan door haar gemachtigde, en mr. H.J.J. Verhoeven namens het UWV.

3.3. De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden 4. Eiseres is 18 jaar geworden op [datum] 2016. Zij heeft in juni 2019, en daarmee na haar 18e verjaardag, een hersenschudding doorgemaakt en sindsdien lijdt zij aan chronische dagelijkse hoofdpijn, draaiduizeligheid, geheugenklachten en vermoeidheid.

4.1. Van september 2018 tot eind juni 2019 stond eiseres ingeschreven bij [de bijbelschool] in [plaats 2] (de bijbelschool). Dit is een particuliere instelling, waarvoor zij geen financiering of tegemoetkoming ontving via de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) .

Grondslag van het bestreden besluit

  1. In het bestreden besluit heeft het UWV aan eiseres medegedeeld dat zij niet kan worden aangemerkt als jonggehandicapte in de zin van de Wajong. Hieraan is ten grondslag gelegd dat eiseres na haar 18e verjaardag arbeidsongeschikt is geworden en dat uit gegevens van DUO blijkt dat eiseres in het jaar voordat zij arbeidsongeschikt werd niet studerend is geweest in een studie waarvoor financiering kan worden ontvangen.

Standpunt eiseres

  1. Eiseres heeft aangevoerd dat zij als jonggehandicapte voor de Wajong moet worden aangemerkt, omdat zij van 2014 tot en met september 2021 studerend is geweest. In het jaar voorafgaand aan haar arbeidsongeschiktheid heeft zij wel gestudeerd, ze heeft namelijk een particuliere opleiding aan de bijbelschool gevolgd. Deze opleiding buiten beschouwing laten, leidt volgens eiseres tot een onevenredige hardheid.

Overwegingen rechtbank

  1. Jonggehandicapte in de zin van de Wajong is (voor zover hier van toepassing) de ingezetene die na de dag waarop zij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.[1]

7.1. In de Wajong wordt als studerende aangemerkt: de persoon die onderwijs of een beroepsopleiding volgt waarvoor (studie)financiering of een tegemoetkoming kan worden ontvangen.[2] Ook wordt als studerende aangemerkt: de persoon die, hoewel hij geen (studie)financiering of een tegemoetkoming kan ontvangen, niettemin in verband met onderwijs of een beroepsopleiding lessen of stages volgt gedurende gemiddeld ten minste 213 klokuren per kwartaal, voor zolang hij de leeftijd van 30 jaar nog niet heeft bereikt.[3]

In artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, sub 2, van het Besluit uitbreiding kring studerenden Wajong (het Besluit) is bepaald dat voor de toepassing van de Wet Wajong onder studerende mede wordt verstaan de persoon die niet op grond van artikel 1:4, eerste lid, van die wet als studerende wordt aangemerkt en die in verband met onderwijs of een beroepsopleiding lessen of stages volgt van gemiddeld minder dan 213 klokuren per kwartaal met een studiebelasting van ten minste 1600 uren per jaar.

7.2. De volledige tekst van deze wetsartikelen staat in de bijlage bij deze uitspraak.

Het geschil 8. Eiseres is in juni 2019 arbeidsongeschikt geworden. Partijen zijn het erover eens dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden in artikel 1:4, aanhef en onder a tot en met d, van de Wajong om als studerende in de zin van de Wajong te worden aangemerkt. Zij heeft immers in het jaar voorafgaande aan juni 2019 geen onderwijs of een beroepsopleiding gevolgd waarvoor zij (studie)financiering of een tegemoetkoming kon ontvangen.

8.1. Het geschil in deze zaak beperkt zich tot de vraag of eiseres met haar inschrijving bij en deelname aan de bijbelschool voldoet aan de voorwaarden in artikel 1:4, aanhef en onder e, van de Wajong (dan wel het Besluit) om eind juni 2019 als studerende in de zin van de Wajong te worden aangemerkt.

Motivering bestreden besluit 9. Eiseres heeft in beroep gesteld dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd, doordat slechts is ingegaan op studerend zijn in opleidingen waarvoor financiering wordt ontvangen via DUO. Hiermee is onvoldoende aandacht besteed aan de feiten en omstandigheden van eiseres.

9.1. Het UWV heeft erkend dat in het bestreden besluit uitsluitend is ingegaan op het zijn van studerende in een studie, zoals bepaald in artikel 1:4, aanhef en onder a tot en met d, van de Wajong. In het verweerschrift en tijdens de zitting heeft het UWV het gemotiveerde standpunt ingenomen dat eiseres (ook) overigens niet als studerende op grond van artikel 1:4 van de Wajong is aan te merken.

9.2. De rechtbank stelt vast dat het UWV de motivering op basis waarvan eiseres in het bestreden besluit in het ongelijk is gesteld uitsluitend heeft gebaseerd op de gegevens van DUO, zonder in te gaan op het anderszins kunnen zijn van studerende in de zin van artikel 1:4 van de Wajong. Hierdoorierdoor is sprake van een motiveringsgebrek. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Het UWV heeft in het verweerschrift en ter zitting een aanvullende motivering gegeven. Hierna zal de rechtbank beoordelen of daarmee de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten. Omdat eiseres in beroep moest komen om deze motivering te ontvangen, heeft zij in beginsel recht op een vergoeding van het griffierecht en de in beroep gemaakte proceskosten.

Kan eiseres als studerende worden aangemerkt in de zin van de Wajong? 10. Om als studerende in de zin van artikel 1:4, aanhef en onder e, van de Wajong, dan wel het Besluit, te worden aangemerkt, moet (onder andere) sprake zijn van het volgen van lessen of stages in verband met onderwijs of een beroepsopleiding.

10.1. Het UWV heeft zich in de nadere motivering op het standpunt gesteld dat de opleiding aan de bijbelschool, gelet op de doelstelling van de bijbelschool, niet te kwalificeren is als een beroepsopleiding en ook niet gezien kan worden als onderwijs. De lessen zijn niet gericht op toetreding tot de arbeidsmarkt. Er is geen sprake van leerstof die met een afgesproken leerdoel wordt overgebracht. De lessen aan de bijbelschool zijn dus geen studie in de zin van artikel 1:4 van de Wajong. Volgens het UWV kan eiseres daarom niet als studerende worden aangemerkt.

10.2. Eiseres stelt dat zij studerende was, omdat zij een opleiding volgde aan de bijbelschool. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij informatie over de bijbelschool overgelegd en tevens een inschrijvingscontract voor het cursusjaar 2018/2019 en een verklaring dat eiseres dat cursusjaar met goed gevolg heeft afgerond.

10.3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de bijbelschool geen beroepsopleiding is, omdat de lessen niet gericht zijn op de voorbereiding voor de uitoefening van een beroep en toetreding tot de arbeidsmarkt.

10.4. De rechtbank overweegt dat onderwijs het overbrengen van kennis en vaardigheden is. Het UWV heeft terecht gesteld dat in dit geval onvoldoende is gebleken van leerstof die met een afgesproken leerdoel wordt overgebracht. Uit de door eiseres overgelegde informatie blijkt dat de visie van de bijbelschool is dat studenten worden getraind in het grote gebod en de grote opdracht met als doel discipelen te worden van Jezus Christus en anderen te leren discipelen, met name kinderen en tieners. De studenten zijn elke week van maandag tot en met donderdag aanwezig op de bijbelschool, waar lessen en praktijktrainingen worden gegeven. Eiseres ging tijdens haar verblijf aan de slag met een eigen scriptie, het maken van een tijdschrift. Daarnaast werd verwacht dat zij elke maand een map inleverde met opdrachten zoals boekverslagen, reflectieverslagen, voorbereiding voor de opening van de dag en verschillende evaluaties. Een aantal keer per jaar werden verschillende toetsen afgelegd over de doorlopen lesstof.

Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de overgelegde informatie echter onvoldoende concreet welke leerdoelen bij de bijbelschool worden nagestreefd en hoe deze leerdoelen kunnen worden bereikt. Ook biedt de informatie geen inzicht in de kwaliteitseisen die gesteld worden aan de lessen, tentamens en examens noch aan het te bereiken niveau waaraan de student moet voldoen om de bijbelschool met goed gevolg te voltooien. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van onderwijs in de zin van artikel 1:4, aanhef en onder e, van de Wajong, dan wel het Besluit. De stelling van eiseres, dat zij op de bijbelschool een persoonlijke groei heeft doorgemaakt, acht de rechtbank invoelbaar, maar maakt het voorgaande niet anders.

10.5. De rechtbank concludeert dat eiseres in het jaar onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop haar arbeidsongeschiktheid is ingetreden, niet gedurende ten minste zes maanden onderwijs of een beroepsopleiding volgde. Zij kan daarom niet als studerende in de zin van de Wajong worden aangemerkt. Dit betekent dat zij op het moment van het intreden van haar arbeidsongeschiktheid niet voldeed aan de voorwaarden in artikel 1a:1, aanhef en onder b, van de Wajong en dat zij dus niet verzekerd was voor de Wajong. Het UWV heeft terecht geweigerd aan eiseres een Wajong-uitkering toe te kennen.

Onevenredige hardheid 11. Ten aanzien van de grond dat het bestreden besluit onevenredig zwaar uitpakt voor eiseres, overweegt de rechtbank dat dit standpunt niet nader is onderbouwd, en dat artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong dwingendrechtelijk van aard is en geen ruimte biedt voor een belangenafweging.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is gegrond, omdat het UWV pas in beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet als studerende kan worden aangemerkt. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit wegens een motiveringsgebrek. De rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Het niet zijn van studerende is immers wel terecht aan de weigering van een Wajong-uitkering ten grondslag gelegd. Dit betekent dat er inhoudelijk niets verandert.

12.1. Omdat het beroep gegrond is, moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres een vergoeding voor haar proceskosten.

12.2. Het UWV moet de proceskostenvergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,00. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,00.

Beslissing

De rechtbank:

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 1 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage wettelijk kader

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)

Artikel 1:4

  1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt als studerende aangemerkt de persoon:

a. die studiefinanciering, niet zijnde het levenlanglerenkrediet, ontvangt op grond van de Wet studiefinanciering 2000;

b. die een financiële voorziening ontvangt als bedoeld in artikel 7.51, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

c. die een tegemoetkoming ontvangt op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

d. voor wie de verzekerde in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag ontvangt op grond van artikel 7, tweede lid, onderdeel a of onderdeel b, van die wet;

e. die, hoewel hij niet op grond van de onderdelen a tot en met d als studerende wordt aangemerkt, niettemin in verband met onderwijs of een beroepsopleiding lessen of stages volgt gedurende gemiddeld ten minste 213 klokuren per kwartaal, voor zolang hij de leeftijd van 30 jaar nog niet heeft bereikt.

  1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ook andere dan de in het eerste lid bedoelde personen als studerende worden aangemerkt.

Artikel 1a:1, eerste lid Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:

a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;

b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.

De in artikel 1:4, tweede lid, van de Wajong genoemde algemene maatregel van bestuur is het Besluit uitbreiding kring studerenden Wajong.

Besluit uitbreiding kring studerenden Wajong

Artikel 1, eerste lid Voor de toepassing van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt mede verstaan onder studerende de persoon die niet op grond van artikel 1:4, eerste lid, van die wet als studerende wordt aangemerkt en die:

a. werkzaam is om vakbekwaamheid te verwerven, onder wie mede wordt begrepen de persoon, die als leerling van een instelling van onderwijs praktisch werkzaam is, alsmede de persoon die aan een bedrijfsschool opleiding ontvangt;

b. in verband met onderwijs of een beroepsopleiding lessen of stages volgt van gemiddeld minder dan 213 klokuren per kwartaal en:

1° een opleiding aan een instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in de artikelen in de art. 1.8 of 6.9 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, dan wel een daarmee gelijkwaardige opleiding in of buiten Nederland volgt met een studiebelasting van ten minste 1680 uur per jaar; 2° een andere studie of opleiding volgt dan genoemd onder 1°, met een studiebelasting van ten minste 1600 uur per jaar; of 3° in het examenjaar van een meerjarige studie of opleiding ten minste gemiddeld 162 klokuren per kwartaal lessen of stages volgt.

Artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wajong.

Artikel 1:4, aanhef en onder a tot en met d, van de Wajong.

Artikel 1:4, eerste lid, van de Wajong.


Voetnoten

Artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wajong.

Artikel 1:4, aanhef en onder a tot en met d, van de Wajong.

Artikel 1:4, eerste lid, van de Wajong.